Perspectief 2021-56

Perspectief 2022-56 Geestelijk leiderschap

Perspectief Perspectief wordt uitgegeven door de Katholieke Vereniging voor Oecumene www.oecumene.nl Meld mij aan voor de Nieuwsbrief van Perspectief Foto cover: Lydia Janssen, God is groter dan ons hart. Antonius Jan Glazemaker (1931-2018) aartsbisschop in een tijd van verandering. Utrecht, KokBoekencentrum Uitgevers, 2020, 452p. + een fotokatern van 16p.

2021-56 III Inhoud Redactioneel 1 De bisschop als leider: 4 Annemarie Foppen, MA MSc Inleiding ..............................................................................................................................................................................................4 1. Het klassieke perspectief........................................................................................................................................................6 2. Een contextueel perspectief..................................................................................................................................................7 3. Identiteitsperspectief ...............................................................................................................................................................8 Leiders als sacramentele wegwijzers 12 Dr. Karim Schelkens Oecumenisch verder denken over ambt en leiderschap 17 Dr.. Eleonora Hof 1. Veranderingsprocessen en leiderschap ........................................................................................................................ 17 2. Het belang van een open omgang met traditie........................................................................................................ 17 3. Vieren van de liturgie ........................................................................................................................................................... 18 4. Verandering is verankerd in de basis/het grondvlak van de kerk...................................................................... 19 5. Kanttekening: de prijs van eenheid ................................................................................................................................ 20 6. Existentieel leiding geven ................................................................................................................................................... 21 Katholiek leiderschap in een tijd van transitie 24 Mgr. dr. Gerard de Korte Inleiding ........................................................................................................................................................................................... 24 1. Ontwikkelingen in Nederland ........................................................................................................................................... 25 2. Oecumenische openheid...................................................................................................................................................... 25 3. Eigen wegen............................................................................................................................................................................. 26 4. Nabije toekomst ..................................................................................................................................................................... 27

IV Perspectief Visionair leiderschap 29 Prof. dr. Peter-Ben Smit 1 Inleiding: een valkuil en een visie ..................................................................................................................................... 29 2. Ambt vanuit en voor de kerk: oud-katholieke accenten........................................................................................ 31 3. Oecumenische en maatschappelijke context ............................................................................................................. 32 4. Slot ............................................................................................................................................................................................... 34 Het vuur brandend houden 36 Em. prof. dr. Jan Jacobs Architect van de mondiale katholieke oecumene 40 1. Drie Utrechtse kerkleiders bijgezet in de geschiedenis.......................................................................................... 41 2. De Willebrands-biografie van Karim Schelkens .......................................................................................................... 44 3. Het Utrechtse intermezzo................................................................................................................................................... 46 4. Een leven in de mondiale katholieke oecumene ........................................................................................................ 48 Personalia 51 Colofon 53

2021-56 1 Redactioneel In 2020 verscheen de biografie “God is groter dan ons hart” van Lydia Janssen over het leven van de oud-katholieke aartsbisschop Antonius Jan Glazemaker (1931-2018) met als ondertitel: “aartsbisschop in een tijd van verandering”. In de biografie wordt de rol van aartsbisschop Glazemaker in het veranderingsproces zorgvuldig onderzocht en beschreven. Glazemaker stond zelf open voor veranderingen, maar was zich tegelijkertijd zeer bewust van zijn verantwoordelijkheid, nationaal en internationaal, voor de eenheid van de Kerk. Op 15 september 2021 organiseerden de Oud-Katholieke Kerk en het Oud-Katholiek Seminarium in de Bergkerk in Amersfoort een oecumenisch symposium onder het motto “Geestelijk leiderschap als gedeelde verantwoordelijkheid”. In dit nummer van Perspectief publiceren we de teksten van dit symposium aangevuld met enkele andere passende bijdragen. Annemarie Foppen zoomt in op het geestelijk leiderschap van aartsbisschop Glazemaker vanuit een godsdienstpsychologisch perspectief. Ze maakt daarbij onderscheid tussen een klassiek, een contextueel en een identiteitsperspectief. Aan de hand van deze drie perspectieven schetst Foppen het profiel van Glazemakers leiderschap: stabiel, uit op dialoog en verbinding, geduldig, democratisch, gericht op versterking van oud-katholieke groepsidentiteit. In zijn reactie op de bijdrage van Annemarie Foppen stelt Karim Schelkens dat een godsdienstpsychologische benadering van Glazemakers kerkelijk leidersschap boeiende inzichten oplevert, maar kernkwaliteiten van het kerkelijk leiderschap zoals spiritualiteit en sacramentaliteit buiten beschouwing laat. Schelkens ziet wat de aandacht voor

2 Perspectief spiritualiteit en sacramentaliteit betreft een grote verwantschap tussen aartsbisschop Glazemaker en kardinaal Willebrands. Eleonora Hoof gaat in op de rol die aartsbisschop Glazemaker in het proces van verandering en vernieuwing gespeeld heeft. Daarbij waren drie punten van bijzonder belang: een open omgang met de traditie, het vieren van de liturgie en de verhouding tot de basis. Volgens Hof is het proces van verandering hiermee niet afgerond. De vragen rondom klimaat, racisme, gender vragen om een vorm van existentieel leiderschap dat interne verhoudingen op scherp kan zetten. De rooms-katholieke bisschop Gerard de Korte beschrijft in zijn historische bijdrage de grote veranderingen waar de Rooms-Katholieke Kerk in de 20e eeuw doorheen is gegaan. Dankzij het Concilie ontstond er ruimte voor nieuwe verhouding tot de Oud-Katholieke Kerk. Respect en vriendschap tekenden de verhouding tussen de aartsbisschoppen van Utrecht. Na de jaren zestig gingen de wegen van de Oud-Katholieke Kerk en de RoomsKatholieke Kerk uiteen. De Oud-Katholieke Kerk koos voor vernieuwing en verandering, de Rooms-Katholieke Kerk voor behoud van het overgeleverde erfgoed. In een terugblik op de bijdragen aan het symposium tracht Peter-Ben Smit door te dringen tot de kern van het visionair leiderschap van aartsbisschop Glazemaker. Daarbij gaat het niet zozeer om het ontwikkelen van een profetische visie of rol, maar om de wijze waarop hij zijn ambt van bisschop beleefde en belichaamde. Het hoort volgens Smit nadrukkelijk bij de episcopale verantwoordelijkheid om processen van besluitvorming toe te laten, te coördineren en tot een slot te laten komen dat de kerk zowel vernieuwt als bijeenhoudt. De twee laatste bijdragen zijn van kerkhistoricus Jan Jacobs. In de eerste bijdrage “Het vuur brandend houden” recenseert Jacobs de biografie van Lydia Janssen. Op basis van eigen onderzoek vult hij enkele details aan over de eerste contacten tussen Glazemaker en Willebrands die al dateren van 1960.

2021-56 Redactioneel 3 De tweede bijdrage is geschreven naar aanleiding van de publicatie van de biografie van Karim Schelkens over kardinaal Willebrands die eveneens in 2020 verscheen. In dit artikel wordt de biografie over kardinaal Willebrands gespiegeld tegen de achtergrond van de eerder verschenen biografieën over kardinaal De Jong, kardinaal Alfrink en kardinaal Simonis. Zo levert dit nummer van Perspectief heel wat stof tot nadenken over de kracht en last van geestelijk leiderschap in tijden van verandering. Geert van Dartel Hoofdredacteur

2021-56 4 De bisschop als leider: Op zoek naar een karakteristiek van leiderschap1 Annemarie Foppen, MA MSc Inleiding In mijn onderzoek bestudeer ik religieus leiderschap of geestelijk leiderschap vanuit een godsdienstpsychologisch perspectief. Een centrale vraag in mijn onderzoek is de vraag naar effectiviteit: wat is goed leiderschap? Een spannende vraag in de context van geloof en zingeving, want wanneer ben je nu eigenlijk succesvol als leider van een geloofsgemeenschap? Kun je daar überhaupt wel over spreken in een geloofscontext of is dit typische seculiere taal die beter in het bedrijfsleven past? Toch blijkt het een belangrijke vraag voor onderwijsinstellingen, geloofsgemeenschappen en geestelijk leiders zelf. De vraag naar effectief of succesvol leiderschap lees ik ook terug in de biografie van Glazemaker.2 Sterker gesteld: hadden we hier vandaag bij elkaar gezeten als Glazemaker geen goede leider was geweest? De vraag naar succesvol leiderschap vormt, zoals ik het lees, de aanleiding voor het schrijven van deze biografie. Een interesse in de rol van Glazemaker in het zo harmonieus verlopen van een aantal grote veranderingen in de Oud-Katholieke Kerk, zoals de omgang met gescheiden mensen, homoseksualiteit en de positie van vrouwen met de hypothese dat Glazemaker van invloed is geweest op het soepele verloop van deze veranderingen. In de eerste hoofdstukken wordt de achtergrond van de Oud-Katholieke Kerk geschetst en de eerste jaren van het leven van Glazemaker. Vervolgens lezen we stapje voor stapje over de verschillende fases van zijn loopbaan om ons daarna te verdiepen in een aantal van de grote thema’s die speelden in de jaren 80 en 90. Een tweeledig antwoord op de centrale vraag in het boek wordt tenslotte geformuleerd in de epiloog, namelijk hoe het

2021-56 De bisschop als leider 5 komt dat de besluitvorming in de Oud-Katholieke Kerk in de jaren tachtig en negentig vrij rustig en zonder noemenswaardige polarisatie is verlopen. Als eerste wordt gewezen op het episcopaal-synodaal karakter van de Oud-Katholieke Kerk en daarnaast wordt geconcludeerd dat de bestuursstijl van Glazemaker een belangrijke rol heeft gespeeld. Ik zou deze conclusie graag verder verdiepen met behulp van een aantal recente psychologische perspectieven op leiderschap. Leiderschap wordt in leiderschapsstudies veelal gedefinieerd met de woorden van organisatiepsycholoog Gary Yukl.3 Hij beschrijft leiderschap als het proces van het beïnvloeden van anderen, zodat er overeenstemming ontstaat over wat er gedaan moet worden en op welke manier én als een proces van faciliteren van individuele en groepsinitiatieven om gezamenlijke doelen te bereiken. Deze definitie van leiderschap onderstreept een aantal belangrijke kenmerken van leiderschap, namelijk dat leiderschap als proces moet worden gezien en niet zo zeer als een eigenschap. Daarbij is leiderschap niet het werk van één iemand, maar iets wat samen gedaan wordt met anderen. Deze definitie geeft vervolgens aan dat we leiderschap niet moeten zoeken in het specifieke handelen van een leider maar in hoe een leider anderen weet aan te moedigen om in beweging te komen. Tenslotte wordt leiderschap vanuit deze definitie hoofdzakelijk gezien als een proces van beïnvloeding. Het overhalen van anderen om te doen wat er van ze gevraagd wordt. Het gaat hier dus specifiek over overtuigen en niet over domineren. In de epiloog roept Janssen de vraag op of Glazemaker wel toe kwam aan het inhoudelijk leiding geven aan de kerk, omdat hij zo nadrukkelijk inzet op dialoog en op het delen van leiderschap. Ik denk dat we op basis van de bovenstaande definitie van leiderschap kunnen stellen dat dit juist precies is wat leiderschap inhoudt, namelijk invloed uitoefenen op anderen om hen te motiveren zich in te zetten voor het gezamenlijke belang. Je zou misschien wel kunnen stellen dat Glazemaker niet voor de groep uitliep, maar een leider mag je hem zeker noemen. Terug naar een aantal recente psychologische perspectieven op leiderschap. Terwijl men al sinds mensenheugenis gefascineerd is door leiderschap, zijn leiderschapsstudies en managementstudies pas serieus op gang gekomen aan het begin van de 20e eeuw. Ik wil graag een kort overzicht geven van de belangrijkste ontwikkelingen in de studie naar

6 Annemarie Foppen, MA MSc Perspectief leiderschap en eindigen bij een nieuw perspectief dat naar mijn mening behulpzaam is voor het nadenken over leiderschap in een geloofscontext. Voor dit overzicht maak ik gebruik van het werk van Haslam, Reicher en Platow.4 Zij onderscheiden drie belangrijke onderzoeksperspectieven in het vakgebied, namelijk: 1. Een klassiek perspectief op leiderschap waarin leiderschap voornamelijk wordt gezien als een karaktereigenschap; 2. Een contextueel perspectief waarin leiderschap afhankelijk is van sociale en of organisatiekenmerken die effectief leiderschap ofwel faciliteren of begrenzen; 3. En tenslotte een identiteitsperspectief dat leiderschap ziet als een relationeel proces dat zich centreert rondom een gedeelde groepsidentiteit. 1. Het klassieke perspectief Het klassieke perspectief op leiderschap wordt gekenmerkt door een individuele kijk op leiderschap. Leiderschap studies in het eerste deel van de 20e eeuw focussen zich op de ‘Great Man’ en ‘Trait theories’. De ‘Great Man theory’ gaat er vanuit dat bepaalde mensen, voornamelijk mannen, geboren worden om te leiden. Grote leiders hebben kwaliteiten die hen onderscheiden van anderen en ze geschikt maken voor leiderschapsverantwoordelijkheden. Leiders zijn niet zomaar normale mensen, maar eerder goddelijk te noemen. De trait theories hebben een vergelijkbaar uitgangspunt: sommige mensen bezitten bepaalde bijzondere kwaliteiten of eigenschappen die hen uitermate geschikt maken als leider. Voorbeelden hiervan zijn: daadkracht en doorzettingsvermogen, ondernemingszin, zelfvertrouwen, en initiatiefrijkheid in sociale situaties. In deze periode werd ook het begrip charisma geïntroduceerd met betrekking tot leiderschap. Hoewel het woord verschillende vertalingen kent, wordt er in de leiderschapsstudies vooral nadruk gelegd op de goddelijke of exceptionele gave om mensen te begrijpen en te beïnvloeden. Een andere kwaliteit waar veel aandacht voor is binnen het klassieke perspectief is intelligentie. Verschillende onderzoeken laten zien dat intelligentie één van de beste voorspellers is voor effectief leiderschap en dan met name hoe intelligent een leider wordt gevonden door volgers.

2021-56 De bisschop als leider 7 Ook is er speciale aandacht voor verschillende soorten van intelligentie, waar met name creatieve en emotionele intelligentie een belangrijke rol spelen in succesvol leiderschap. Vanuit het klassieke perspectief op leiderschap is er een aantal dingen te zeggen over het leiderschap van Glazemaker. Ik sluit hierbij aan bij de observaties gemaakt in zijn biografie. Ten eerste lijkt Glazemaker een behoorlijke dosis emotionele intelligentie te hebben gehad. Hij weet sociale situaties goed aan te voelen en is sensitief voor de relationele verhoudingen. Ook lijkt hij ruimte te maken voor zelfreflectie. Hoewel men hem typeert als bewogen met aanstekelijke vreugde en humor, is hij denk ik niet charismatisch te noemen. Zo noemt het collegiaal bestuur en bisschoppelijk bureau hem bijvoorbeeld niet bevlogen. Terugkerende persoonlijkheidskenmerken en leiderschapskwaliteiten van Glazemaker zijn: stabiel, verbindend, persoonlijke betrokkenheid en open. 2. Een contextueel perspectief Hoewel het klassieke perspectief op leiderschap waardevolle inzichten biedt in wat leiderschap betekent, vertelt het nog weinig over de onderliggende processen. Waarom zijn bepaalde kwaliteiten van belang en op welke manier dragen ze bij aan het in beweging zetten van volgers? Om zulk soort vragen te kunnen beantwoorden, moest men in het leiderschapsonderzoek voorbij de leider als individu gaan kijken. Hierdoor ontstond er aandacht voor de specifieke context waarin leiderschap plaatsvindt, het contextueel perspectief. Een leider moet afgestemd zijn op de omstandigheden en behoeften van de specifieke groep die hij of zij leidt om succesvol te zijn. Het idee dat een persoon met de juiste kwaliteiten en eigenschappen een geschikt leider zou kunnen zijn in elke situatie werd verworpen. Twee bekende voorbeelden van situationeel leiderschap waarbij het perspectief van de volgers in het bijzonder centraal staat zijn: transactioneel en transformationeel leiderschap. Waar transactionele leiders vooral een beroep doen op het eigen belang van en de persoonlijke voordelen voor hun groepsleden, doen transformationele leiders een beroep op de morele waarden van hun volgers om het belang van hun bijdrage te benadrukken. Transformationele leiders zijn vaak geliefde en inspirerende leiders.

8 Annemarie Foppen, MA MSc Perspectief Vanuit een contextueel perspectief op leiderschap zou je de leiderschapsstijl van Glazemaker kunnen typeren als participerend of democratisch leiderschap, een leiderschapsstijl waarin de leider grote belangstelling toont voor volgers, goed luistert naar hun ideeën en hen betrekt bij de besluitvorming. Glazemaker hecht grote waarde aan de inbreng van andere geestelijken en leken en betrekt hen continu bij de besluitvormingsprocessen, bijvoorbeeld rondom het inzegenen van een tweede huwelijk. Ook zijn er uitgangspunten te herkennen van dienend leiderschap in de bestuursstijl van Glazemaker, zoals luisteren, empathie, en sensitiviteit tegenover volgers en het bouwen aan een gemeenschap. De aandacht voor het relationele en de inbreng van gelovigen zijn kenmerkend voor Glazekmakers’ handelen. 3. Identiteitsperspectief Een element dat nog vaak over het hoofd wordt gezien in het nadenken over leiderschap is de groep. Leiders geven nooit leiding in het luchtledige, maar zijn altijd leiders van een specifieke groep of organisatie, bijvoorbeeld van een land of een politieke partij. Ook volgers zijn aan hun kant onderdeel van een gezamenlijke groep. Leiders en volgers zijn dus aan elkaar verbonden niet door hun individualiteit, maar doordat ze onderdeel zijn van een gemeenschappelijke groep. Het idee dat leiderschap is verbonden met de dynamiek van de groep en het beeld dat mensen van zichzelf hebben als groepsleden staat centraal binnen het concept van sociale identiteit dat de basis vormt van het identiteitsperspectief op leiderschap. Sociale identiteit is dat deel van iemands identiteit dat hij of zij haalt uit de groepen waartoe h/zij behoort. Sommige van deze groepen zijn van grote betekenis voor hoe we naar onszelf kijken en hoe we naar onszelf refereren. We voelen ons bijvoorbeeld Nederlander, gelovige, of oud-katholiek. Aandacht voor identiteit in ons nadenken over geestelijk leiderschap is enorm belangrijk. Geloofsgemeenschappen zijn namelijk sociale groepen die vaak een centraal onderdeel vormen van iemands individuele identiteit. Religieuze groepen bieden mensen een specifieke kijk op de wereld, een gevoel van saamhorigheid en normen en waarden om naar te leven. Op basis van de inzichten rond sociale identiteit is leiderschap effectief te noemen als zij de sociale identiteit van de groep en de groepsleden weet te construeren, te versterken en te sturen. In hun boek The New Psychology of Leadership formuleren Haslam, Reicher

2021-56 De bisschop als leider 9 en Platow twee uitgangspunten voor succesvol identiteitsleiderschap.5 Ten eerste stellen ze dat de groepsidentiteit bepaalt hoe een leider moet handelen en ten tweede hebben leiders een actieve rol in het vormen en definiëren van de identiteit voor hun groep. Het eerste uitgangspunt betekent dat goed leiderschap pas mogelijk is als een leider representatief is voor de identiteit van de groep. Een representatieve leider vertoont of vertegenwoordigt de groepswaarden, attitudes en gedragingen. Leiders worden ook verwacht om op te komen voor het collectieve belang, met name tegenover andere groepen. Het tweede uitgangspunt stelt dat effectieve leiders niet alleen de bestaande identiteit representeren, maar ook actief investeren in het creëren en blijven ontwikkelen van de groepsidentiteit op basis van hun eigen ideeën en visies. Als we vanuit een identiteitsperspectief kijken naar de leiderschapsstijl van Glazemaker valt op dat een aantal zaken die kenmerkend zijn voor de Oud-Katholieke Kerk, zoals de verzorgde liturgie, de open houding, het accent op persoonlijke gewetensvorming, en de episcopaal-synodale bestuursstructuur nauw aansluiten bij de persoonlijke voorkeuren en karakteristieken van Glazemakers’ bestuursstijl. Als Glazemaker in de pen klom schreef hij over kwesties die de liturgie aangingen of wilde hij de inbreng van leken vergroten. Ook had Glazemaker een open houding tegenover andere geloofsgemeenschappen en wat betreft inhoudelijke geloofskwesties. Daarnaast trad hij niet op de voorgrond met zijn eigen ideeën of overtuigingen, maar wilde hij vooral het nadenken van anderen stimuleren. Glazemaker stond als leider precies voor de zaken die de kern vormen van de oud-katholieke identiteit en dat maakte zijn leiderschap denk ik zo effectief. Ik ben niet de enige die dit opmerkt. Gert van Klinken doet in zijn review van het boek een vergelijkbare observatie als hij zegt: “Glazemaker wilde een eigentijdse bisschop zijn: in dialoog met anderen, bereid tot overleg over de beslissingen, maar zonder de touwtjes uit handen te geven. Janssen karakteriseert deze stijl als ‘inhoudelijk leiderschap door regie’. Uiteraard roept dat de vraag op of het hier gaat om persoonlijke voorkeuren of om een doorwerking van die herfstdag in 1724, toen Cornelis Steenhoven in Amsterdam gewijd werd tot bisschop.” 6 Aangezien Glazemakers’ persoonlijke overtuigingen en idealen zo dicht tegen de groepsidentiteit aanlagen, lukte het hem waarschijnlijk goed om in een periode van grote

10 Annemarie Foppen, MA MSc Perspectief veranderingen steeds weer het groepsbelang te vertegenwoordigen en mensen rondom een gezamenlijke identiteit bij elkaar te houden. Glazemaker won hier waarschijnlijk ook vertrouwen mee en daarmee ruimte van de oud-katholieke gemeenschap, omdat men hem zag als ‘een van ons’: als vertegenwoordiger van de waarden en overtuigingen die voor hen van collectief belang waren. Hoewel Glazemaker uitblinkt in zijn rol als vertegenwoordiger van de groepsidentiteit, lijkt het tweede uitgangspunt voor effectief identiteitsleiderschap in zijn bestuursstijl minder aandacht te krijgen, namelijk het actief construeren van de groepsidentiteit. Ik vind weinig voorbeelden van situaties waarin Glazemaker op de groep vooruit loopt en op basis van zijn ideeën en visies de groepsidentiteit sturend vormt. Dit is mijns inziens een gemiste kans, omdat we juist zien dat wanneer men een leider vertrouwt als vertegenwoordiger van de groep, hij of zij meer ruimte krijgt om veranderingen door te voeren. Er is minder argwaan omdat het handelen van de leider wordt geïnterpreteerd als bevorderlijk voor de groep. Het is dus waarschijnlijk dat Glazemaker zonder al te veel problemen zijn plannen en dromen had kunnen waarmaken. Toch is hij terughoudend in het doen van persoonlijke uitspraken en treedt hij niet naar voren als visionair leider. Hij laat het initiatief liever bij anderen, bijvoorbeeld bij de vrouwenbond of de synode. Illustratief is zijn opstelling in de ontwikkelingen omtrent het inzegenen van homoseksuele relaties en het wijden van vrouwen tot priester. Hoewel Glazemaker zich positief uitspreekt over beide ontwikkelingen, richt hij zich op de onderlinge verhoudingen en neemt hij niet het voortouw in de discussies en meningsvorming. Misschien was er meer tijd nodig voor overdenking, maar wellicht had een sturende leider in dit geval ook voor een snellere beslissing kunnen zorgen. Samengevat lag Glazemaker’s kracht eerder bij de dialoog en bij het verstevigen van de bestaande identiteit. Een aanpak die desalniettemin veel goeds lijkt te hebben gebracht. 1 Bijdrage geschreven voor het symposium: ‘geestelijk leiderschap als gedeelde verantwoordelijkheid’. 2 Janssen, L. (2020). God is groter dan ons hart. Antonius Jan Glazemaker (1931-2018) aartsbisschop in een tijd van verandering. KokBoekencentrum Uitgevers, Utrecht. 3 Yukl, G. (2006). Leadership in organizations (6th ed.). Upper Saddle River, NJ: Pearson-Prentice Hall (eigen vertaling).

2021-56 De bisschop als leider 11 4 Haslam, S. A., Reicher, S. D., & Platow, M. J. (2015). Leadership: Theory and practice. In Mikulincer, M., & Shaver, P. R. (Eds.), APA handbook of personality and social psychology, Vol. 2: Group processes. American Psychological Association, pp. 67-94. 5 Haslam, S. A., Reicher, S. D., & Platow, M. J. (2020). The new psychology of leadership: Identity, influence and power. Routledge. 6 Van Klinken, G. (2021) Review van het boek God is groter dan ons hart. Antonius Jan Glazemaker (19312018) aartsbisschop in een tijd van verandering, door L. Janssen. DNK: Documentatieblad voor de Nederlandse kerkgeschiedenis na 1800, 44(94), 91-92.

12 Perspectief Leiders als sacramentele wegwijzers Dr. Karim Schelkens Mij werd gevraagd een ‘respons’ te leveren bij de toespraak van Anne-Marie Foppen. Dat is eervol, maar alvorens dat te doen, wil ik Lydia Janssen alle lof toezwaaien voor het biografisch werk over bisschop Glazemaker. Ongeveer gelijktijdig met haar arbeid bereidde ik een biografie over de Nederlandse kardinaal Willebrands, voor, en ik kan me voorstellen hoezeer het opzoekwerk en het spitten in het leven en denken van een gebiografeerde de kieren in het eigen hoofd vullen. Ik meld dit ook omdat onze beide gebiografeerden een bijzondere band deelden. Voor een korte periode, in de jaren 1982 en 1983, droegen Glazemaker en Willebrands gelijktijdig de mijters als Utrechts aartsbisschop. De beide boeken getuigen ervan hoe ze elkaar en elkaars kerken in woelige oecumenische tijden leerden waarderen en ondersteunen. Sinds de eerste contacten met Andreas Rinkel was Willebrands in de weer om de afstand tussen de Gertrudiskathedraal en de Catharijnekathedraal, te voet vlakbij maar historisch mijlenver verwijderd, in het midden van vorige eeuw, te verkleinen. In de jaren tachtig werd dat moeilijk. Het pioniersenthousiasme van de jaren zestig was bekoeld, en institutionele obstakels werden allengs groter. Een reeks initiatieven die de beide aartsbisschoppen – bouwend op de overeenkomst van Zürich - voor ogen hadden, onder meer een verhoopte pastorale samenwerking tussen priesters van de Rooms-Katholieke en Oud-Katholieke Kerken in Nederland, liep stuk op Romeinse reserves en zelfs wantrouwen. Dat stond de vriendschap en persoonlijke dialoog, de basis voor iedere oecumenische toenadering, niet in de weg en in 1996 ontving Willebrands uit Glazemakers handen het Sint-Maartenskruis. Dank dus, voor deze mooie biografie. Naast het eerder verschenen portret van die andere grote Nederlandse oecumenicus, Willem Adolf Visser ’t Hooft, wordt zo langzaam, op grond van bronnenonderzoek, een mooi oecumenisch-

2021-56 13 Leiders als sacramentele wegwijzers biografisch spectrum zichtbaar, dat vandaag onverminderd tot inspiratie kan dienen voor de diverse gemeenschappen in kerkelijk Nederland. Dat punt, gemeenschap én bronnen, leidt me weer naar de boeiende reflectie van AnneMarie Foppen over Glazemakers leiderschap, en naar de kwestie van levensbeschouwelijke identiteit. De benadering van kerkelijk leiderschap door de bril van organisatiepsychologische theorievorming is zonder meer boeiend. Zij leverde vergezichten op die Glazemakers persoon overstijgen, en ze leverde vragen en gedachten op die ik als respondent graag neerleg – niet als kritiek, wel als aanvullend perspectief. De drievoudige typologie over klassiek, contextueel en groepsidentiteitsgebonden leiderschap overpeinzend, kwam ik als vanzelf weer bij de voormelde biografieën van de Utrechtse aartsbisschoppen uit, en met name bij een begrippencluster dat in beide levensverhalen op de voorgrond stond, en dat ik aan de analyse van religieus leiderschap wil toevoegen als iets fundamenteels-: ‘spiritualiteit’ en ‘sacramentaliteit’. Dàt deze twee in een psychologische analyse niet voorkomen is de logica zelve, het is tegelijk tekenend voor de gecompartimenteerde ontwikkeling die de reflectie op het levensbeschouwelijke heeft doorgemaakt in een verregaand geseculariseerde context. De relocatie van het zingevingsdenken naar pakweg sociologische, psychologische en filosofische terreinen heeft het exacte tegendeel meegebracht van wat de oude filologen in Alexandrië het vitium surreptionis noemden: het mee onder doorschuiven van een teveel aan begrippen en betekenislagen naar een ander gebied. Onze actuele verschuiving gaat gepaard met een achterlaten van begrippen, en die breng ik daarom graag weer in het debat. Om twee redenen: heel particulier denk ik dat het ‘leiderschap’ van figuren als Glazemaker, en ja ook Willebrands (een man die net in deze jaren overweeg zijn kardinaalstitel in te leveren om zich terug te trekken in een oecumenisch oratorium) niet te duiden valt zonder in te treden in de manier waarop ze hun eigen functioneren beschouwden. In bredere zin lijdt een reflectie die religieus leiderschap depriveert van spiritualiteit (en met name de sacramentele voeding daarvan) tot ontworteling. Omdat religies, geloofsgemeenschappen, kerken in de regel een zelfperceptie handhaven die wezen-lijk verschilt van ‘andere’ organisaties. Dat is geen detail, het handelen vanuit een spirituele bewogenheid en in de christelijke kerken, vanuit een sacramentele grond, bepaalt de essentie van de groepsidentiteit, of we nu de Rooms- of de Oud-Katholieke Kerk toebehoren, de

14 Dr. Karim Schelkens Perspectief Protestantse of Orthodoxe Kerken. Het bindmiddel van een geloofsgemeenschap is niet in de eerste plaats de organisatiestructuur, of een gemeenschappelijk doel dat in de statuten van de vereniging, de club of de NGO ligt … Dat alles hebben de kerken natuurlijk, maar, om Willebrands even te citeren: naast die horizontale dimensie is de band tussen leden van de kerk sacramenteel, hij ontglijdt in zekere zin aan onze handen. Precies datzelfde aanvoelen las ik bij Glazemaker, die de gemeenschap ‘een vindplaats van een geest die over grenzen heen leeft noemt’. Op het gevaar af erg ouderwets te klinken, hier komt het lastige maar onontbeerlijke woord genade om de hoek kijken, een term die nogal vaak uit de mond van de Utrechtse aartsbisschoppen klonk en hun leiderschapsbegrip een zekere ‘radicaliteit’ gaf – in de etymologische zin van ‘radices’, wortels. Die radicaliteit was nodig om de valkuilen van reductieve visies te vermijden, die ons in de recente geschiedenis parten spelen. Ik verklaar me nader aan de hand van twee voorbeelden. Enerzijds het inklemmen van geestelijk leiderschap in termen van ‘moreel’ leiderschap, anderzijds (in het licht van het actuele synodale proces in de rooms-katholieke wereld) de omgang met een term ALS medeverantwoordelijkheid en leiderschap in een synodaal en collegiaal verband. Erst die Moral. Treffend bij de lectuur van Glazemakers levensverhaal was zijn niet aflatende aandacht voor liturgie en spiritualiteit, net in een tijd van voor de kerken uitdagende morele hangijzers als de euthanasiedebatten of vraagstukken omtrent de verbintenissen tussen koppels van dezelfde sekse. Wat de biografie, misschien onbedoeld, laat aanvoelen is de groeiende verleiding om kerkelijk leiderschap primair te profileren als moreel leiderschap, iets wat door moderne historici steeds vaker wordt omschreven als de valkuil van de vereenzelviging met de liberale verlichtingsagenda. Hiermee is niét gezegd dat religieuze leiders zich moeten distantiëren van de verworvenheden van de Verlichting, noch dat ze niets over het morele veld te vertellen hebben. Waar het om gaat is de vaststelling van een historische paradox: ondanks soms massale kritiek op de eenzijdigheden van het verlichtingsdenken kregen westerse kerkleiders de voorbije twee eeuwen in toenemende mate die rol aangemeten waartoe denkers als Kant (religie binnen de grenzen van de praktische rede) of Locke (Religie raakt enkel het private, innerlijke domein van het menselijk bestaan) hen terugdrongen. In een seculariserend landschap dat religie tot een zaak van het individu en de moraal maakte ging kerkelijk leiderschap zich toeleggen op vaak

2021-56 15 Leiders als sacramentele wegwijzers hogelijk gedetailleerde kwesties van individuele ethiek. De prediking, zelfs op termijn de godsdiensthandboeken, ging steeds vaker uitsluitend over moraal (Christus werd een ‘moreel voorbeeld’ met alle gevaren voor het navolgingsideaal), steeds minder over het menselijke ingebed zijn in een overstijgende levensbron, en al helemaal niet over genade. Het gevaar van deze versmalling is een religieus leiderschap dat niet vanuit bronnen spreekt, maar vanuit de vrees voor een toekomstig hypothetisch exces: wat als … De biografie van Glazemaker is op dit punt een eye-opener: een geestelijk leiderschap dat blijft achterom kijken, en zich aan bronnen en sacramenten blijft toevertrouwen is sterker en authentieker. Rest me nog dat andere punt, de titel van de bijeenkomst rond de biografie: geestelijk leiderschap als ‘gedeelde verantwoordelijkheid’. Voor een rooms-katholiek historicus was de lectuur van Glazemakers biografie boeiend, voor een Belgisch historicus roept het woordpaar reminiscenties op aan de Brusselse kardinaal L.J. Suenens, die consistent over ‘co-responsabilité’ sprak om een synodaal en collegiaal kerkbestuur te bevorderen. Dat leidde aan het eind jaren zestig tot enige frictie, maar nu op dit ogenblik een synode in voorbereiding is over synodaal bestuur, wordt Suenens’ verhaal onvoltooid verleden tijd. Het Romeinse reflectieproces plukt vandaag vruchten uit de synodale ervaring van de nietroomse kerken, en (aansluitend bij mijn openingswoorden) het putten uit ‘oude bronnen’. Dat is wat het Tweede Vaticaans Concilie toen het, tot vreugde van aartsbisschop Rinkel, de gedachte formuleerde van een minder centraal leiderschap. Die herbronning is des te meer interessant hier omdat ze naar de kern van kerkelijk leiderschap terugverwijst. De keuze voor minder centralisme was onlosmakelijk verbonden met een keuze voor minder accentuering van het ‘structurele en organisatorische’ element van de kerk. Het accent verschoof van recht en regels naar mysterie en genade. De term ‘sacramenteel participatie denken’ zou allicht passen hier. En zo komt andermaal het woord genade binnen, dan nu waar het over leiderschap gaat. Mede-verantwoordelijk leiderschap staat niet los van het sacramentele genadeleven, precies omwille van de gedachte dat de gemeenschap niet alleen een club is, een organisatiestructuur. Alles wel beschouwd is het – in de woorden van Glazemaker en Willebrands – de gemeenschap van gedoopten (voor de goede orde: de groep gedoopten is ruimer dan de aanwezigen in de zondagsliturgie, wat voor kerkelijk leiderschap geen detail lijkt). Sta me toe die

16 Dr. Karim Schelkens Perspectief sacramentele klemtoon nog even aan te houden. In het Vaticaans concilie leidde het tot aandacht voor het algemeen priesterschap van de gelovigen, en wat het ambt betreft tot een herstel van de praktijk van gehuwde en gewijde diakens. Om dan weer bij de bisschoppen te belanden, daarover klonk het in Lumen Gentium 22 dat iedere bisschop in het universele leiderschap deelneemt ‘vi consecrationis’: participatie krachtens een sacrament dus, eerder dan op grond van een juridische of organisatorische aanstelling. De twee Utrechtse aartsbisschoppen kenden dit debat, wisten dat geestelijk leiderschap iets ‘anders’ is, in zekere zin iets ‘excentrieks’. Ook dat weer in de etymologische zin: als het goed is, is leiderschap een wegwijzer naar wat ‘buiten het eigen centrum’ ligt, buiten zichzelf. Het doet denken aan de echo in Glazemakers woorden uit 1982: of hij nu sprak over de kerk, haar gelovigen, haar leiders, keer op keer herhaalde hij dat ze slechts ‘vindplaatsen’ zijn.

2021-56 17 Oecumenisch verder denken over ambt en leiderschap Dr. Eleonora Hof 1. Veranderingsprocessen en leiderschap De biografie “God is groter dan ons hart” bevat een aantal waardevolle aanknopingspunten die behulpzaam zijn bij het omgaan met veranderingen in de kerk. Juist omdat de biografie een levensverhaal vertelt, zijn deze aanknopingspunten niet abstract, maar sluiten ze aan bij de geleefde werkelijkheid van wat het inhoudt om een kerkgenootschap met succes door de veranderingen in de 20ste eeuw te loodsen. Tijdens het lezen van de biografie vielen mij drie zaken op, die ik in dit artikel graag verder wil uitwerken. Samen kunnen deze drie punten succesvol leiden tot “aggiornamento”: het bij de tijd brengen van de kerk zonder de eigen identiteit te verwaarlozen. Deze drie elementen zijn: - Het belang van een open omgang met traditie (2) - Vieren van de liturgie (3) - Verandering verankerd in de basis / grondvlak van de kerk (4) 2. Het belang van een open omgang met traditie De Oud-Katholieke manier van omgang met traditie kenmerkt zich door vrijmoedigheid. Het proces van doorgaande betekenisgeving staat voorop, zodat automatisch de vraag gesteld wordt wat de relevantie van de traditie is voor de huidige tijd. Angela Berlis verwoordt het op deze manier: “het gaat niet om het aanbidden van de as, maar om het oprakelen van het vuur.”1 Deze referentie naar vuur is veelzeggend, omdat deze metafoor ons direct al in het krachtenveld van de pneumatologie brengt. De pneumatologie in de

18 Dr. Eleonora Hof Perspectief oud-katholieke traditie is dynamisch: de Geest waait nog steeds. De Geest kan as transformeren tot vuur. De Geest is dus een krachtige actor in de omgang met traditie. In de woorden van Glazemaker, bij een gesprek over de priesterwijding: “Persoonlijk houd ik het er op, dat het voortzetten van de traditie méér is dan een klakkeloos repeteren van het verleden. De Geest kan ons dus wel degelijk naar nieuwe wegen leiden. (…) Ik vind echter niet dat je de priesterwijding van vrouwen totaal afhankelijk kunt of mag maken van wat de andere ledenkerken van de Unie vinden (…). Je kunt niet altijd wachten tot de laatste ‘ja’ zegt.”2 De Geest zal daadwerkelijk andere wegen leiden. We zitten dus niet opgesloten in het verleden. Het verleden is geen ijzeren raamwerk waaruit we nooit meer kunnen ontsnappen, maar we hebben de Geest als een betrouwbare gids die ons op ongedachte paden stuurt. Wellicht zet ik hier de metafoor van het ijzeren raamwerk hier wat te zwaar aan, omdat ik juist ook in de oud-katholieke traditie merk dat verleden en heden niet tegen elkaar uitgespeeld worden. We hoeven het verleden niet te demoniseren om toch ook in het heden andere keuzes te maken omdat de tijd daar om vraagt. 3. Vieren van de liturgie Het tweede punt dat behulpzaam is voor de Oud-Katholieke Kerk om veranderingen in de kerk te faciliteren is de focus op de kerk als vierende gemeenschap. Het hart van de kerk klopt in de viering. Met andere woorden: de kerk is niet op aarde om een debatclub te zijn. Deze focus op de liturgie geeft een zekere ontspanning omdat de kern van het geloof doxologisch is. De eer van God staat centraal. In een Oud-Katholieke viering staat uiteraard de eucharistieviering centraal. Hoewel de viering van de eucharistie uiteraard verankerd is in de traditie, is hier ook een specifieke omgang met de traditie te vinden die vernieuwing mogelijk maakt. Deze openheid voor vernieuwing heeft te maken met de nadruk op het symbolische en metaforische karakter van de eucharistieviering. In de eucharistie wordt het offer van Christus aangeboden. Maar het is voor elke deelnemer duidelijk dat van ons geen letterlijk offer door de kruisdood gevraagd wordt. Door het metafoorkarakter wordt er al ruimte ingebouwd. Daardoor komt

2021-56 Oecumenisch verder denken over ambt en leiderschap 19 er ook ruimte voor nieuwe betekenisgeving. Want als metafoor kan nooit één enkel element of betekenislaag de volledige rijkdom van de eucharistie uitdrukken.3 Ik merk dat deze manier van uitdrukken mij direct al ruimte geeft om een hedendaagse constructieve lijn te ontwikkelen. Ik denk dan al direct aan een ander onderwerp dat in de hedendaagse theologie (terecht!) veel aandacht krijgt: de participatie van transgender personen in de kerk. Te vaak wordt dit onderwerp als een probleem benaderd, terwijl deze oud-katholieke lijn meer ruimte geeft voor een vreugdevolle benadering. Want wat als er juist ruimte is voor een nieuwe betekenis van transformatie van de gelovigen door Christus als een transgender priester een voorbeeld van diepgaande transformatie in zijn/haar eigen leven en lijf belichaamd? 4. Verandering is verankerd in de basis/het grondvlak van de kerk De derde lijn heeft te maken met het verankeren van verandering in het grondvlak van de kerk. Bij de lezing van het boek trof mij vooral de rol die geëngageerde individuen konden spelen. Er bestond en bestaat nog grotendeels een infrastructuur waardoor het via lezingen en voordrachten mogelijk is een aanzienlijk deel van het grondvlak te interesseren voor fundamentele vragen. Eén van die geëngageerde individuen was Jan Visser. Op het moment dat de discussie over de wijding van vrouwen in de kerk volop speelt, houdt hij in het hele land lezingen en inleidingen voor zowel leken als geestelijken. Vanuit een solide theologische onderbouwing beargumenteert hij dat wijding van vrouwen mogelijk en wenselijk is. Ook de organisatie vanuit de basis van de vrouwenbond bleek cruciaal. Hier zien we ook een combinatie van vorming, gesprek en actie. De vrouwenbond leidt al in 1974 lectoren op en die lectoren gaan al vanaf 1977 in parochies aan de slag. Bij veranderingsprocessen in de kerk is het dus van onschatbaar belang om kartrekkers te hebben die zich engageren alsook een goede organisatiegraad zodat deze kartrekkers ook daadwerkelijk een podium hebben voor hun ideeën. In de Oud-Katholieke Kerk waren beide elementen aanwezig toen de discussie over de wijding van vrouwen speelde.

20 Dr. Eleonora Hof Perspectief Deze open ruimtes zijn van onschatbaar belang voor de kerken nu. In deze vrije ruimtes kan men van gedachten wisselen en dieper reflecteren. Kerken moeten deze vorm koesteren en ook actief blijven vormgeven. Ik zie dit als een vorm van het oefenen van democratie binnen de kerken: elk lid is van belang en moet ook de mogelijkheid hebben om zich bij te scholen en te ontwikkelen rond belangrijke maatschappelijke thema’s. De klimaatcrisis is ongetwijfeld één van de meest urgente maatschappelijke issues. Als hedendaags voorbeeld zou ik bijvoorbeeld de stemmen van Koos van Noppen en Trees van Monfoort willen noemen. Zij leven zelf voor hoe je duurzaam kan leven en zijn ook onvermoeibaar bezig door middel van lezingen en opiniestukken om dit onderwerp op de agenda van de kerken te zetten. 5. Kanttekening: de prijs van eenheid Nu ik drie stimulerende factoren genoemd heb die constructief bijdragen aan veranderingsprocessen binnen de kerken, wil ik graag één kanttekening maken. Dit betreft de prijs van de eenheid. De Oud-Katholieke Kerk heeft in het doorvoeren van veranderingen altijd op basis van eenheid en consensus gehandeld. Uit de biografie blijkt dat dit handelen op basis van consensus eigen is aan het karakter van Glazemaker. Hij was niet iemand die de zaken op scherp zette, maar juist iemand die als een verbinder en goede communicator de verschillen wilde verbinden. Voor Glazemaker zijn de banden binnen de oecumene en de IBC (International Bishops Conference) van fundamenteel belang. Hij wil niet voor de troepen uitlopen, maar besluiten verankeren met een zo breed mogelijk draagvlak. In de biografie lezen we: “’Persoonlijk zie ik geen belemmeringen voor de openstelling van het ambt – zo het al niet als heilsnoodzakelijk moet worden beschouwd – maar ik kan en wil de IBC niet op het spel zetten. Er zal consensus binnen de IBC gevonden moeten worden.’ Kortom, Glazemaker is vóór maar niet ten koste van de eenheid in de IBC.”4 Maar hoe verhoudt zich deze eerder afwachtende houding hier tot wat ik eerder citeerde van Glazemaker: “je kan niet altijd wachten tot de laatste ja zegt?” Met andere woorden: wanneer is het wijs om op een consensus te wachten om de eenheid van de kerk niet in

2021-56 Oecumenisch verder denken over ambt en leiderschap 21 gevaar te brengen? En wanneer is het wijs om juist niet te wachten tot de laatste persoon ook overtuigd is en met volle overtuiging een besluit te nemen als de tijd daarom vraagt? En wat is de prijs die voor die eenheid betaald moet worden? Ik denk zelf dat die prijs te hoog is als er aan groepen en individuen geen recht gedaan meer kan worden, en hun recht als he ware “uitgesteld” wordt omdat er nog gewacht moet worden op een klein groepje bezwaarden. Is het dus mogelijk om criteria op te stellen om te weten wanneer je moet wachten op consensus of wanneer je juist wel vernieuwing moet doorvoeren, onafhankelijk of iedereen het er mee eens is? In deze eerder geciteerde quote vinden we een zwaarbeladen woord: ‘heilsnoodzakelijk’. Glazemaker houdt de mogelijkheid open dat de openstelling van het ambt voor vrouwen heilsnoodzakelijk kan zijn. Ik kan die redenering zeker volgen: omdat de gelijkheid van man en vrouw in het heil dat Christus brengt gefundeerd is (zie Galaten 3:28), is het een zeer ernstige zaak om als christelijke gemeente doelbewust ongelijkheid in stand te houden. Een beroep op de heilsnoodzakelijkheid kan zeker niet alle vraagstukken rond veranderingsprocessen in de kerk oplossen, vooral niet als het heil door de gepsrekspartners verschillend gedefinieerd wordt. Maar het kan ons wel helpen om de zaken scherp te stellen: maken wij de toegang tot het heil in Christus makkelijker of moeilijker voor bepaalde groepen mensen? Een aantal van de hedendaagse uitdagingen die op ons af komen hebben zeker te maken met het heil – voor onszelf, de samenleving, maar vooral ook voor de hele schepping. 6. Existentieel leiding geven Glazemaker was tijdens zijn ambtsperiode betrokken bij drie belangrijke veranderingsprocessen: de mogelijkheid van echtscheiding, de wijding van vrouwen en de acceptatie van homoseksualiteit in de gemeente. Hij heeft op betrokken en empathische wijze leiding gegeven aan deze zaken. Maar deze thema’s raakten niet aan zijn eigen identiteit.

22 Dr. Eleonora Hof Perspectief Voor mij is daarom een belangrijke vraag waar we nog verder op moeten reflecteren: hoe geef je leiderschap vorm als één of meer belangrijke vraagstukken jou persoonlijk raken? Hoe ga je om met de intrinsieke kwetsbaarheid die je ervaart als gevoelige zaken voor anderen een min of meer neutraal discussiepunt zijn, terwijl het voor jou over jouw identiteit gaat? De klimaatcatastrofe is – of zou dat moeten zijn – mijns inziens op dit moment het meest prangende vraagstuk voor de kerken. Maar meevarend op het tij van het huidige maatschappelijke klimaat zal ook de vraag naar racisme en discriminatie binnen de kerken nog veel pregnanter op tafel komen. Ook vragen rond gender blijven altijd een rol spelen in de kerken, en ik verwacht dat deze de komende jaren zich nog verder zullen toespitsen op de volledige acceptatie van transgender personen in de kerk. Deze laatste twee thema’s zijn juist bij uitstek onderwerpen die gelovigen zeer persoonlijk en existentieel raken. De vraag is dan: Hoe ga je met deze kwesties om als je zelf “skin in the game” hebt? Dan zijn veel gespreksonderwerpen niet een puur theoretisch interessant thema. En de vervolgvraag is dan: hoe ga je dan om met het spanningsveld tussen het bewaren van eenheid enerzijds en vooruitgang en transformatie anderzijds? Is het dan nog haalbaar om de kaarten op eenheid te zetten, als dat betekent dat er geen recht gedaan wordt aan concrete personen, bijvoorbeeld bij discriminatie? Anderzijds: als je louter op de pool van transformatie inzet, betekent dit ook dat je concrete mensen kwijt raakt, die je niet kwijt wil raken. Met andere woorden: existentieel leiderschap zet de zaken op scherp. Ik denk dat de christelijke kerken erbij gebaat zijn om nu in te zetten op diversificatie van hun leiders. Het komt de geloofwaardigheid van de kerken ten goede als de kerken duidelijk maken dat leiderschap een natuurlijke rol is voor mensen met diverse gemarginaliseerde identiteiten, rond de axes van onder meer gender, geaardheid, afkomst en huidskleur Dit vergt uiteraard wel voldoende ruggensteun van zowel andere leiders als het grondvlak van de kerken. Maar het is mijn hoop dat op die manier veranderingsprocessen binnen de kerken ook belichaamde processen zijn: door, voor, met mensen met ‘skin in the game’.

2021-56 Oecumenisch verder denken over ambt en leiderschap 23 1 God is groter dan ons hart, 357. 2 God is groter dan ons hart, 352. 3 God is groter dan ons hart, 356. 4 God is groter dan ons hart, 369.

24 Perspectief Katholiek leiderschap in een tijd van transitie1 Een rooms-katholieke visie Mgr. dr. Gerard de Korte Inleiding Graag sta ik met u stil bij vormen van katholiek leiderschap in een tijd van transitie. De aartsbisschoppen Glazemaker en Willebrands staan daarbij centraal. Recent verschenen twee goed leesbare biografieën over hen. Maar ik wil graag starten met een andere bisschop aan wie recent ook een indrukwekkende biografie is gewijd: kardinaal Willem van Rossum. In april van dit jaar verscheen deze biografie onder de titel De rode paus. De auteur, Dr. Vefie Poels, overhandigde mij in het bisschopshuis aan de Parade het eerste exemplaar. Willem van Rossum (1854-1932) was vanaf 1918 prefect van de Propagande Fide. Als hoofd van dit machtige missiesecretariaat in Rome had hij een uitermate belangrijke positie. Vandaar de titel van het boek. Hij was een curiekardinaal met pauselijke allure. In een bepaald opzicht leefde kardinaal van Rossum ook in een tijd van transitie. Hij besefte dat de Kerk een universele Kerk moest zijn en niet Italiaans of Europees. In het licht van de latere dekolonisatie had van Rossum een vooruitziende blik en strategie. Hij zag al heel vroeg het belang van een inheemse clerus. Tegelijk was kardinaal van Rossum aartsconservatief. De Kerk profileerde zich na de Franse Revolutie (1789|) en de Terreur onder Robespierre als antirevolutionair en zelfs reactionair. Als een gesloten fort stond de Kerk in de 19de eeuw recht tegenover de moderne cultuur. Een en ander zien wij duidelijk in beeld in de encyclieken Mirari Vos (1832) en Quanta Cura (1864) met de syllabus errorum. De hele moderne cultuur werd met felle bewoordingen afgewezen. Een en ander werd in 1910 nog eens in beeld gebracht door het invoeren van de anti-modernisten eed. Kardinaal van Rossum was daar een groot voorstander van. Willebrands en Glazemaker, geboren in 1904 en 1934, hebben de nadagen van deze zeer gesloten Romana meegemaakt.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=