Perspectief 2021-56

14 Dr. Karim Schelkens Perspectief Protestantse of Orthodoxe Kerken. Het bindmiddel van een geloofsgemeenschap is niet in de eerste plaats de organisatiestructuur, of een gemeenschappelijk doel dat in de statuten van de vereniging, de club of de NGO ligt … Dat alles hebben de kerken natuurlijk, maar, om Willebrands even te citeren: naast die horizontale dimensie is de band tussen leden van de kerk sacramenteel, hij ontglijdt in zekere zin aan onze handen. Precies datzelfde aanvoelen las ik bij Glazemaker, die de gemeenschap ‘een vindplaats van een geest die over grenzen heen leeft noemt’. Op het gevaar af erg ouderwets te klinken, hier komt het lastige maar onontbeerlijke woord genade om de hoek kijken, een term die nogal vaak uit de mond van de Utrechtse aartsbisschoppen klonk en hun leiderschapsbegrip een zekere ‘radicaliteit’ gaf – in de etymologische zin van ‘radices’, wortels. Die radicaliteit was nodig om de valkuilen van reductieve visies te vermijden, die ons in de recente geschiedenis parten spelen. Ik verklaar me nader aan de hand van twee voorbeelden. Enerzijds het inklemmen van geestelijk leiderschap in termen van ‘moreel’ leiderschap, anderzijds (in het licht van het actuele synodale proces in de rooms-katholieke wereld) de omgang met een term ALS medeverantwoordelijkheid en leiderschap in een synodaal en collegiaal verband. Erst die Moral. Treffend bij de lectuur van Glazemakers levensverhaal was zijn niet aflatende aandacht voor liturgie en spiritualiteit, net in een tijd van voor de kerken uitdagende morele hangijzers als de euthanasiedebatten of vraagstukken omtrent de verbintenissen tussen koppels van dezelfde sekse. Wat de biografie, misschien onbedoeld, laat aanvoelen is de groeiende verleiding om kerkelijk leiderschap primair te profileren als moreel leiderschap, iets wat door moderne historici steeds vaker wordt omschreven als de valkuil van de vereenzelviging met de liberale verlichtingsagenda. Hiermee is niét gezegd dat religieuze leiders zich moeten distantiëren van de verworvenheden van de Verlichting, noch dat ze niets over het morele veld te vertellen hebben. Waar het om gaat is de vaststelling van een historische paradox: ondanks soms massale kritiek op de eenzijdigheden van het verlichtingsdenken kregen westerse kerkleiders de voorbije twee eeuwen in toenemende mate die rol aangemeten waartoe denkers als Kant (religie binnen de grenzen van de praktische rede) of Locke (Religie raakt enkel het private, innerlijke domein van het menselijk bestaan) hen terugdrongen. In een seculariserend landschap dat religie tot een zaak van het individu en de moraal maakte ging kerkelijk leiderschap zich toeleggen op vaak

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=