Perspectief 2021-56

2021-56 Architect van de mondiale katholieke oecumene 49 van het toenmalige bestuur. Enkele weken tevoren was hij wel aanwezig geweest bij de viering van het veertigjarig jubileum van de Bossche-Betuwe kring. Hij had er een doorwrocht betoog gehouden over de dialoog tussen Rome en Genève, waarin hij voortbouwde op de rede die hij op 20 augustus 1988 in Amsterdam had gehouden tijdens de herdenking van ‘Veertig jaar Wereldraad van Kerken’. Juist zoals bij de viering van vijftig jaar Sint Willibrord Vereniging in 1998 benadrukte hij ook hier dat de oecumenische beweging en het besef van eenheid een gave Gods is aan heel de christelijke wereld van de twintigste eeuw. Tegelijkertijd was hij van oordeel dat de bezettingsjaren en de vervolging door de nazi’s aan het zoeken naar eenheid onder de christenen in elk geval in Nederland een nieuwe impuls had gegeven. Hierover schrijft Schelkens ook (p. 121). Mij liet de kardinaal in 1991 weten: ‘Katholieken en protestanten, priesters en dominees ontmoetten elkaar in de Konzentrationslager. Zij leden en stierven om dezelfde reden: trouw aan de verkondiging van het Evangelie. (…) Mijn Europese reis samen met mijn vriend en geestverwant Frans Thijssen in augustus 1951 waaruit de Katholieke Conferentie voor Oecumenische Vragen is voortgekomen, was dan ook mede bedoeld om af te tasten of het getuigenis “usque ad sanguinem” ook in andere landen die onder het Naziregime hadden geleden, tot een nieuw gemeenschappelijk geloofsgetuigenis had geleid’. Uit het voorgaande blijkt dat de magistrale biografie van Karim Schelkens uitnodigt tot meedenken en verder denken. Zelf schrijft hij dat vele feiten, namen en gebeurtenissen in zijn boek buiten beeld zijn gebleven (p. 490). Zo vermeldt hij niet dat op Willebrands’ bureau in Denekamp portretfoto’s stonden van zijn voorganger kardinaal Augustin Bea (1881-1968), de Russische metropoliet Nikodim (1929-1978) en de Joodse bekeerlinge Edith Stein (1891-1942). Drie zeer uiteenlopende persoonlijkheden die voor Willebrands klaarblijkelijk veel betekend hebben. Geen van drieën is bij Schelkens buiten beeld gebleven. Maar over hun precieze invloed op Willebrands is hij niet erg mededeelzaam. Maar zoals hij zelf zegt: ‘Overal liggen andere verhalen’ (p. 491). En die zullen ongetwijfeld ook nog wel eens geschreven worden.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=