Perspectief 2021-56

2021-56 Visionair leiderschap 31 jongerenwerk (thema’s waar hij zich wel sterk voor maakte, zelfs een beetje ‘profetisch,’ maar die uiteindelijk niet tot heel veel geleid hebben in zijn periode en niet overdreven veel draagvlak hadden),3 maar het betreft het ambt zelf. De invulling van het ambt en de omgang met gezag in situaties waarin een nieuwe weg verkend moest worden is, zo tenminste mijn stelling, het punt waarop Glazemaker het duidelijkste een geprononceerde (en tegelijkertijd een bij zijn kerkgenootschap, de tijdsgeest, en zijn persoon passende en daarmee persoonlijk, kerkelijk en maatschappelijk goed te ‘dragen’) visie had en ook belichaamde, of misschien zelfs meer belichaamde en praktiseerde dan erover sprak of schreef want als theoloog en bisschop was het geschreven en gesproken woord niet het medium waarin hij bij voorkeur of ook het beste zijn visie voor de kerk neerzette (wat ook van belang is bij het nadenken over iemands wijze van leiding geven).4 Eerst volgt een (heel) korte schets van wat Glazemaker, staande in de (zich in deze periode sterk vernieuwende) oud-katholieke traditie, belichaamde binnen de Oud-Katholieke Kerk, waarna een (eveneens korte) oecumenische en maatschappelijke contextualisatie volgt. 2. Ambt vanuit en voor de kerk: oud-katholieke accenten De schets van Glazemakers opvattingen over het ambt in Janssens biografie laat zien dat Glazemaker het ambt eerder in termen van voorgangerschap verstond dan in termen van een ‘tegenover’ voor de kerk, hoewel hij dat bij tijd en wijle zeker ook geweest is. Dit begrip van voorganger past goed bij zijn eigen, sterk liturgische spiritualiteit, en ook bij de oudkatholieke ecclesiologie zoals die zich in de periode van zowel zijn pastoorschap als zijn bisschopsambt ontwikkelt. Deze laat zich sterk beïnvloeden door het opkomende paradigma van de eucharistische ecclesiologie, waarin de ambtsdrager (net als de overige gemeenteleden) in eerste instantie begrepen wordt vanuit de liturgie, en daarin is de bisschop nu bij uitstek de voorganger. Deze verankering van de bisschop in de (concrete, lokale) kerk (qua bisdom) via het voorgangerschap laat zich verstaan als een met behulp van een nieuw paradigma voortschrijven van de oudere traditie van de katholieke kerk überhaupt en van leer en leven van de ‘Kerk van Utrecht’ in het bijzonder, namelijk dat de bisschop zowel vanuit de kerk verkozen wordt, als ook zijn gezag aan die verkiezing (samen met de wijding) ontleent. De rol van de bisschop is er dan zeker eentje met gezag, maar wel met gezag die in de context van de kerk wordt uitgeoefend (en niet erboven en,

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=