Perspectief 2021-56

42 Em. prof. dr. Jan Jacobs Perspectief Aukes’ boek is in alle opzichten een product van ‘het rijke roomsche leven’ waarin De Jong als ‘prins der kerk’ een hoofdrol krijgt toegewezen. Dit beeld krijgt enige nuancering in de beknoptere en meer evenwichtige levensschets die de kerkhistoricus T.H.M. (Ton) van Schaik in 1996 publiceerde onder de titel Aartsbisschop in oorlogstijd: een portret van kardinaal De Jong (1885-1955). Die titel verraadt dat de oorlogsperiode ook in dit boek de meeste aandacht krijgt. En datzelfde is het geval in de biografie Kardinaal De Jong. Heldhaftig en behoudend van de voormalige huisarts Henk van Osch, die in 2016 verscheen. En terecht, want hoewel heldhaftigheid hem niet was aangeboren, heeft de studeerkamergeleerde Jan de Jong zich tijdens de Oorlog ontpopt als de onbetwiste leider van het verzet van de katholieke kerk tegen de bezetter. Maar daarmee was hij nog geen krachtige bestuurder, noch voordien noch nadien. In 1997 publiceerde de al genoemde Ton van Schaik Alfrink. Een biografie met een omvang van 575 tekst- en 24 fotopagina’s. Ook Bernard Alfrink was een wetenschapper. Vanaf najaar 1945 tot aan zijn benoeming tot coadjutor van De Jong had hij exegese van het Oude Testament gedoceerd in Nijmegen. Zijn benoeming tot aartsbisschop volgde op 3 november 1955. Op 28 maart 1960 werd hij door Joannes XXIII tot kardinaal gecreëerd. Anders dan bij De Jong was dit geen ‘beloning’ voor eerder betoonde geestelijke moed en kracht, doch eerder een ‘krediet-benoeming’. Maar die werd in de jaren nadien ook waargemaakt. Want waar De Jong altijd primair aartsbisschop van Utrecht is gebleven, profileerde Alfrink zich, eenmaal tot kardinaal benoemd, steeds meer als het hoofd van het Nederlands episcopaat, de primus inter pares, vanaf 1968 geformaliseerd in het voorzitterschap van de Nederlandse bisschoppenconferentie. Ook manifesteerde hij zich tijdens het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) als een invloedrijke vertegenwoordiger van het wereldepiscopaat. Maar na 1970 speelde hij op dat niveau geen rol van betekenis meer. Voor de centrale kerkelijke instanties in Rome had hij trouwens al eerder afgedaan. Nadat hem in juli 1975 op nogal abrupte wijze ontslag was verleend als aartsbisschop, kwam de ondersecretaris van de Congregatie voor de Bisschoppen hem op 19 december persoonlijk mededelen dat kardinaal Willebrands op 6 december was benoemd tot zijn opvolger. Van Schaik kreeg voor zijn onderzoek toegang tot een aantal archiefbestanden die al vóór 1997 waren overgebracht naar het toenmalige Rijksarchief Utrecht. In archivalia die toen

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=