Perspectief 2021-56

38 Em. prof. dr. Jan Jacobs Perspectief In haar boek verwijst de auteur enkele keren naar Glazemakers contacten met die andere aartsbisschop van Utrecht, wiens St. Catharinakathedraal op loopafstand gelegen is van de St. Gertrudiskathedraal van aartsbisschop Glazemaker. Bedoeld is dan niet kardinaal Ad Simonis, maar diens voorganger Johannes Willebrands die van januari 1976 tot december 1983 de rooms-katholieke zetel van Utrecht bezette. Op basis van eigen onderzoek heb ik kunnen achterhalen dat zij elkaar voor het eerst ontmoet hebben in 1960. Dat gebeurde tijdens een bijeenkomst van een delegatie van de International League for Apostolic Faith and Order (ILAFO) waarvan de Oud-Katholieke Kerk van Nederland lid was, met een vertegenwoordiging van de Katholieke Conferentie voor Oecumenische Vragen op het grootseminarie Warmond van 25 tot 29 april van dat jaar. Willebrands was toen nog net directeur van het Warmondse filosoficum, maar ook uitvoerend secretaris van de Katholieke Conferentie. Glazemaker die toen pastoor was in Leiden, nam aan deze bijeenkomst deel samen met zijn Amsterdamse collega Cor Tol en zijn Haagse collega Marinus Kok. (Vgl. p.75 van de biografie en ook de toespraak van Willebrands bij het afscheid van Marinus Kok als aartsbisschop van Utrecht op 29 december 1981 in de bundel Kracht in zwakheid van een kleine wereldkerk, p.207-208). Janssen maakt geen melding van het feit dat Glazemaker zijn ‘vaderlijke leraar in oecumenicis’, kardinaal Willebrands op 8 februari 1996 (Willebrands was toen al lang geen president meer van de Pauselijke Raad voor de Bevordering van de Eenheid der Christenen) in de St. Gertrudiskathedraal het St. Maartenskruis omhing vanwege ‘diens volhardend streven de verhouding tussen de OudKatholieke Kerk en de Rooms-Katholieke Kerk te verbeteren en een open gesprek gaande te houden.’ Het is jammer dat dit toch zo fraai uitgegeven boek nogal wat drukfouten en andere kleine onnauwkeurigheden bevat. Slordig is dat waar op p.81 wordt vermeld dat Angela Berlis in 1988 tot diaken werd gewijd en op 27 mei 1996 de priesterwijding ontving, op p.353 voor deze opeenvolgende wijdingen de – onjuiste – jaartallen 1996 en 1998 worden opgevoerd (zie ook p.364 en nog eens – ten overvloede – p.377). Ook ontgaat mij waarom de auteur op p.368 bij een viertal vragen in een peiling rond de toelating van vrouwen tot het drievoudig ambt driemaal van een ‘nee’ spreekt, terwijl de vraag of vrouwen kunnen worden gewijd gelet op onze visie op het ambt, volgens mij met een ‘ja’ werd beantwoord. Maar

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=