Luther in drieluik: een katholieke visie

Marcel PoorthuisOp 26 oktober 2017 werd in de Nicolaikerk in Utrecht een symposium gehouden over de betekenis van de stellingen van Maarten Luther in verleden. Katholieke en protestantse kerkleiders gingen hierover met elkaar in gesprek. Het werd een mooie dialoog. Op deze pagina publiceren we de inleidingen die de aanzet vormden voor het gesprek (redactie).

Mijn begrip van Luther baseer ik op zijn vroege geschriften. Het viel me op dat de beroemde stellingen die hij (volgens de legende) op de kerkdeur had gespijkerd, vaak worden genoemd als “het begin van de Reformatie”, maar dat ze zelden worden geciteerd. Dat hangt volgens mij samen met de grote afstand die Luther scheidt van de Nederlandse (calvinistische) protestanten, als het gaat om ambtsopvatting, sacramenten en liturgie. Het samengaan van de kerken in de PKN heeft een kwalitatieve sprong gemist door de Lutheranen zo weinig ruimte te bieden in het geheel van de protestantse kerk. Ik ga dus wél op enkele van zijn stellingen in, die volgens mij niet als het begin van de Reformatie kunnen worden begrepen.

Daarna ga ik in op de persoonlijke ervaring van Luther dat hij zich door God aanvaard wist, ondanks en inclusief eigen tekortkomingen, een ervaring die mij onverkort geldig lijkt ook voor katholieken. Het gaat pas mis als daaruit een theologisch systeem wordt gemaakt. Tot slot van dit drieluik wijd ik een enkel woord aan Luthers begrip van vrijheid.

Enkele stellingen

“God vergeeft niemand de schuld zonder hem tegelijk te brengen tot ootmoedige gehoorzaamheid aan de priester als Zijn plaatsvervanger” (stelling 7).

Terecht stelt Luther dat God het is die vergeeft. Zelfs Christus gebruikt het passivum: “Uw zonden zijn u vergeven”, om zo naar God te verwijzen. De controverse over de aflaat ging dan ook niet over vergeving – die alleen aan God toekomt (en aan de naaste als die gekwetst is ), maar over kwijtschelding van de penitentie, de door de kerk opgelegde boetedoening.  Luther noemt de priester de plaatsvervanger van God die ootmoedige gehoorzaamheid verdient. Luther lijkt hier haast té rooms: als katholiek zou ik daaraan willen toevoegen dat die eerbied niet de persoon van de priester betreft, die immers een schurk kan zijn, maar slechts zijn functie. Zijn sacramentele bevoegdheid is ex opere operato, werkzaam vanuit de handeling. Dit is niet zoals het eeuwige misverstand wil, het sacrament als een magische handeling die ‘vanzelf’ werkt, maar betekent slechts dat de morele gesteldheid van de priester geen invloed heeft op de geldigheid van het sacrament. De gesteldheid van de ontvanger daarentegen is van het grootste belang: zonder berouw geen vergeving.

Luther bekritiseerde terecht het exploiteren van angstgevoelens bij de gelovigen waarmee de aflatenhandel werd geschraagd. De vraag is echter of zijn middel de kwaal niet verergert: in zijn streven om de macht van de kerk terug te dringen stelt hij dat niemand zeker kan zijn van vergeving (stelling 30). Als men zijn naaste heeft verzoend en zich voor God heeft verootmoedigd in sacrament en liturgie, heeft verdere twijfel aan vergeving geen vruchtbare betekenis. Dat waarachtig berouw zeldzaam is (stelling 31) komt voor rekening van Luther, niet voor rekening van God. Hier zien we hoe een persoonlijke ervaring die authentiek kan zijn tot een gevaarlijke veroordeling van de mensheid door Luther kan worden.

Luthers persoonlijke ervaring aanvaard te zijn door God

Zoals een kind kan ontdekken dat ook als hij/zij iets verkeerds heeft gedaan, zijn ouders toch van haar/hem houden en hij/zijniet hoeft te vrezen die liefde te hebben verloren, zo ontdekte Luther dat God hem aanvaardde, niet op basis van zijn inspanningen. Deze waardevolle en ook voor katholieken belangrijke ontdekking verdient het in het volle licht te worden gesteld. Het geloof is echter paradoxaal en daar kon Luther niet goed mee uit de voeten. De Romeinenbrief zegt dat het geloof (liever: vertrouwen) de mens rechtvaardigt. Het ging hier concreet over de vraag of besnijdenis voor alle christenen geboden is, niet om een tegenstelling tussen geloof en daden. Want ook zegt de brief dat een mens naar zijn daden wordt geoordeeld. Beide zijn waar, maar Luther zag in dat laatste alleen maar roomse werkheiligheid en negeerde dat dus. Daarmee verwijderde hij zich van de intentie van Paulus. De laatste twintig jaar is in wetenschappelijke kring een consensus gegroeid: Paulus blijkt vanuit joodse achtergronden heel goed te kunnen worden begrepen, beter dan vanuit het Lutheranisme.

Het leven uit genade, of liever: vanuit dankbaarheid voor al het goede dat wordt ontvangen, blijft van belang, maar elke speculatie over wie daaraan wel óf niet deelheeft dient achterwege te blijven. Dat is het geheim tussen ieder individu en God, dat geldt zelfs zowel voor de christen als de niet-christen. Luthers beroep op Gods eeuwig verkiezing en voorbestemming (disputatie tegen de scholastieken) laat zien welke verwarring en zelfs onmenselijkheid ontstaat als de mens op Gods troon gaat zitten. Hier past de mens deemoedig zwijgen.

Luthers idee van de vrijheid

Terwijl Erasmus dicht bij de moderne overtuiging komt dat ieder mens van nature het goede kan doen, is Luther diepzinniger. De mens is in zichzelf verscheurd, gericht op eigenbelang en zelfhandhaving en het goede dat hij wil doet hij niet. Dat de mens een soort ommekeer nodig heeft om werkelijk naar Gods wil te leven is het onmisbare inzicht van Luther. God is echter altijd groter en altijd al met mensen bezig. De goede daden van de mens, bijvoorbeeld die van de niet-christen, hoeven dus niet gebagatelliseerd te worden, alsof ze niet uit Gods goedheid ontspringen. Ik kan hierbij putten uit eigen ervaring: in een leerhuis samen met de plaatselijke dominee, kwamen we bij de passage in de Bergrede waar Christus de mensen voorhoudt: “wees het licht der wereld”. “Wat een stoutmoedige gedachte, en wat stimulerend om dat aan mensen voor te houden”, riep ik uit. “Maar het is wel het licht van Christus”, wierp de dominee tegen. Nu staat dat er niet, maar ik was best bereid om goddelijke werking aan te nemen. Dat neemt echter de stimulans om zovéél van mensen te verwachten helemaal niet weg. Een kunstenaar kan elke dag God danken dat zijn creativiteit hem is geschonken. Toch bijft hij een talentvolle kunstenaar met uitzonderlijke gaven. Het is dus allebei waar en angstvallig de menselijke creativiteit neerdrukken alsof God tekort zou komen is een contraproductieve reactie. Gods glorie komt in de menselijke creativiteit aan het licht. Luther had moeite om in die paradox te leven.

Besluit

Als katholiek mag ik gaag over Luther in gesprek gaan. Ik denk dat Luther geloofszaken ter sprake brengt die in katholieke kring te weinig worden besproken. Het viel me op dat ondanks alle herdenkingen het vrij moeilijk is om de gemiddelde protestant tot een gesprek te verlokken. Achterhaald; er zijn andere protestantse opvattingen; het zijn slechts enkele van de excuses aan protestantse zijde, die onverlet laten dat de typisch reformatorische reflexen in het heden hun invloed blijven uitoefenen. Laten we onbevangen met elkaar in gesprek gaan, zonder apologetiek of polemiek, maar wel vanit het besef dat we elkaar nodig hebben en zelfs dat eenwording van de kerken tot de reële mogelijkheden behoort.

Prof. dr. Marcel Poorthuis is hoogleraar interreligieuze dialoog aan de Tilburg School of Catholic Theology van de Universiteit van Tilburg