Oecumenisch uitzoomen

Eric Peels theologenblogZicht op de echt grote verschillen kan ons helpen te waken tegen het uitvergroten van kleinere verschillen tussen kerken, hoe reëel die ook zijn. Het zijn bijzondere tijden voor de kerkelijke oecumene. In mei tekenden op de slotbijeenkomst van de Nationale Synode meer dan veertig kerkgenootschappen een verklaring van verbondenheid. De Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) en de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK) bewegen zich snel richting eenwording.

Onlangs werd door een vooraanstaande Duitse werkgroep van protestantse en rooms-katholieke theologen een opzienbarend rapport gepubliceerd, mede ondertekend door de christelijke gereformeerde hoogleraar Gerard den Hertog. De conclusie: het is theologisch legitiem en gewenst dat protestanten en rooms-katholieken bij elkaar avondmaal en eucharistie vieren.

Hiertegenover zien we echter ook de moeite elkaar vast te houden. Kleinere afsplitsingen van de GKV, spannende tijden in de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) of leiders die in grote hallen een eigen kerkelijk bedrijf beginnen. De verdeeldheid op vooral het protestantse erf was al zo ontstellend groot, dat vaak de Latijnse spreuk ”Quis non fleret” werd gebruikt: ”Wie zou niet wenen.”

Waarheid of eenheid?

Ondertussen groeit de onderlinge geloofsherkenning en werken christenen ongeacht kerkmuren op alle mogelijke terreinen samen. In de politiek, de media, de economie, de wetenschap – nu alleen de kerken nog, is de wens van velen. Tegen deze achtergrond is de verschijning van het boek ”Spirituele oecumene” (red. Herman Speelman en Klaas van der Zwaag) van bijzondere betekenis. Een vuistdik boek met bijdragen van maar liefst vijftig auteurs afkomstig uit een breed palet van kerken. Het boek ademt het verlangen naar meer eenheid.

Die sfeer was ook merkbaar tijdens de conferentie rond de presentatie van het boek, op 28 september. In de forumdiscussie kwamen de basale spanningsvelden echter al snel weer boven, via de bijdragen van twee hoogleraren van de Vrije Universiteit. In de kern gaat het om de vraag wat nu de prioriteit heeft: de waarheid of de eenheid

De ene hoogleraar, Bram van de Beek, meent dat de eenheid vooropgaat, en dat je zonder eenheid nooit het goede zicht op de waarheid kunt hebben. Tijdens het Concilie van Chalcedon (451) ging het mis met de kerk: daar begonnen de scheuringen. De Reformatie was belangrijk, maar in feite alleen een ‘bypass’ in de geschiedenis toen de ‘hoofdader’ van de kerk verstopt was geraakt. Dat is nu voorbij, we moeten ons bekeren van de zonde van de kerkelijke verdeeldheid en weer één worden, vandaag nog.

De andere hoogleraar, Wim van Vlastuin, stelt dat het met de eenheid nooit iets kan worden als de waarheid niet geheel recht wordt gedaan. En de waarheid reikt voor hem ver: hij meent zelfs dat de scheidslijnen tussen orthodox en niet-orthodox steeds meer gaan liggen op het vlak van de ethiek (lees: vrouw en ambt, homoseksualiteit en dergelijke) en daarmee zijn we weer een mijl verder dan de vanouds gereformeerde binding aan Schrift en belijdenis.

Het is een oud woordenpaar en heeft in de oecumene altijd een grote rol gespeeld: waarheid en eenheid. Wat is de verhouding, waar ligt het zwaartepunt? Sommigen grijpen naar een metafoor: waarheid en eenheid vormen samen een tandem, of de twee rails van het spoor waarover de trein van de kerk moet reizen. Ja, daar is iedereen het natuurlijk wel mee eens. Het komt er inderdaad op aan dat we beide zo goed mogelijk vasthouden.

Wezenlijke verschillen?

De schrikbarende kerkelijke verdeeldheid dient tegelijk voor ons een permanent pijnpunt te zijn. Zou het voor een evenwichtig zicht op verhoudingen en proporties niet goed zijn om van tijd tot tijd oecumenisch uit te zoomen? Contra kerkelijke blikvernauwing.

Hoe dichter je bij elkaar staat, des te meer de onderlinge verschillen in beeld komen. Inderdaad, er zijn duidelijk verschillen tussen pakweg een gereformeerde gemeente, een christelijke gereformeerde kerk en een vrijgemaakte kerk. In de eredienst, de prediking, de geloofsbeleving en de visie op bepaalde kerkrechtelijke en ethische vragen. En daar moet je stevig over kunnen doorpraten.

Hoe ernstig zijn deze verschillen echter vergeleken met de veel grotere onderlinge verschillen tussen de gereformeerde, de lutherse en de evangelische tak van het protestantisme? Nog verder uitzoomend: zijn deze laatste verschillen niet weer in zekere zin beperkt, als we die vergelijken met de verschillen tussen Rome, de Reformatie en de oosters-orthodoxe kerken?

Het écht grote en pijnlijke verschil ligt tenslotte tussen de christelijke kerk en de synagoge, waarbij christenen en joden in de eerste twee eeuwen van onze jaartelling uiteengingen. Dan horen we Paulus verzuchten dat hij over deze scheiding der geesten een grote smart en een voortdurend hartzeer heeft (Romeinen 9:2): ”Quis non fleret”. „Dat zij allen één zijn”, bad de HERE Jezus Christus. Zicht op de echt grote verschillen kan ons helpen te waken tegen het uitvergroten van kleinere verschillen, hoe reëel die ook zijn. Paulus’ verzuchting en Christus’ gebed wijzen ons de weg, in de binnenkerkelijke en de interkerkelijke oecumene.

De auteur is hoogleraar Oude Testament. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.

Dit artikel verscheen eerder in het theologenblog van het Reformatorisch Dagblad en is met toestemming van het RD en de auteur overgenomen op deze website