Geestelijke stromingen geven

Geestelijke stromingen Sinds 1985 zijn alle basisscholen verplicht onderwijs te geven in geestelijke stromingen. En dus ontwikkelde de overheid een kennisbasis en kerndoelen en publiceerde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid geloven in het publiek domein (2006). Het zijn richtlijnen waarmee de overheid wil bevorderen dat onze kinderen worden opgevoed tot burgers met respect voor anders-denkenden, waardoor cohesie in onze veelkleurige samenleving ontstaat. Tegelijkertijd wil de overheid ook een bijdrage leveren aan de identiteitsontwikkeling van de kinderen.

 

Alfabetisering op het niveau van de geestelijke stromingen

Kennis en ervaringen op het niveau van de verschillende geestelijke stromingen blijven in onze snel veranderende samenleving achter. Misschien is er een zeker analfabetisme ontstaan. De jonge kinderen van de basisschool en de (aanstaande) leerkracht die hen voorbereid op een eigen plaats in de samenleving kunnen ondersteuning gebruiken om dit betrekkelijk nieuwe vak vorm te geven.

Het boek Geestelijke stromingen geven wil leerling en leerkracht helpen om een ‘woordenschat’ binnen het vak geestelijke stromingen te verwerven. Het eigen maken van deze woordenschat gebeurt via vier stappen: voorbewerken, semantiseren, consolideren en controleren. Deze begrippen zijn afkomstig uit een didactisch model van Van der Nuft en Verhallen (2001). De leerkracht die het boek in handen krijgt, doet er goed aan om na de Proloog eerst de hoofdstukken 7 en 8 te lezen om de structuur en verantwoording van deze alfabetiseringsaanpak in de vingers te krijgen.

Geen hapklare brokkenGeestelijke stromingen

De schrijvers van Geestelijke stromingen geven zijn niet over één nacht ijs gegaan. Het boek heeft een stevig didactisch fundament en geeft stof een doorgaande leerlijn.

Het boek werkt met veel praktijkvoorbeelden (40 lesvoorbeelden per bouw), maar er zijn zeker methodes die met werkbladen werken. Het is dus geen methode met hapklare brokken. Het is een verdienste van Geestelijke stromingen geven dat het wil inzetten op de competentie van de leerkracht, zowel ten aanzien van het didactisch model, als ten aanzien van de geestelijke stromingen. Geen ‘voorgekauwd’ en, voor het oog, ‘kindvriendelijk lesmateriaal’, maar de vraag om een actieve inzet van de leerkracht om zich de stof eigen te maken. Ik kan me voorstellen dat het boek goed functioneert op een pedagogische academie, maar ook op een basisschool waar binnen de schoolleiding de wil is om actief in te zetten op inhoudelijk kwaliteit.

Een religieuze grabbelton

Aansluitend bij het belang van de identiteitsontwikkeling van de kinderen is het boek opgebouwd rond zes levensvragen, opgesteld door Kluckhohn en Strodtbeck (1961): Wie is de mens? – Wat is goed en kwaad? – Hoe leven mensen met elkaar samen? – Wat is de betekenis van lijden en dood? – Wat is tijd? – Wat is ruimte?

Zowel de informatie over de geestelijke stromingen, als de aangegeven werkvormen staan ten dienste van de ‘eigen, stille ontwikkeling’ van het kind. In het aanbod gaat het daarom niet over aanspraak op waarheid en Goddelijke openbaring, maar (met een beroep op Augustinus) over de meerduidige betekenis van metaforen.

Juist de taal van mythen en verhalen, metaforen en illustraties, helpen het kind om in vrijheid zijn eigen taal te ontwikkelen. Het boek kiest voor een “fragmentarische benadering van de geestelijke stromingen”, om “de dwarsverbindingen tussen de verschillende stromingen beter te tonen en te laten beleven.” Deze aanpak dient het principe van de ‘woordenschat’, maar onthoudt de kinderen een systematische inleiding in het eigene van de verschillende geestelijke stromingen. In plaats daarvan mogen de kinderen zich naar hartenlust uitleven in deze religieuze grabbelton.

Constituerende elementen

Misschien zet ik die religieuze grabbelton wat zwaar aan, want de verhalen en thema’s worden behandeld, behoren zeker tot de constituerende elementen van de verschillende geestelijke stromingen.

Ik wil de schrijvers zeker niet beschuldigen van willekeur. Hun aanpak heeft een stevig fundament. Maar, ondanks dat kinderen kennismaken met een waardevolle woordenschat, krijgen ze geen systematisch inzicht in samenhang van een geestelijke stroming. In de bovenbouw van de basisschool of in de onderbouw van de middelbare school zou deze lacune kunnen worden opgevangen. Die stap wordt in dit boek niet gezet en ontbreekt ook in de kerndoelen van de overheid. Wellicht voelt de overheid het belang ook niet zo, de innerlijke samenhang te begrijpen, zolang de kinderen maar worden opgevoed tot respectvolle burgers.

Overigens, noch de normen van de overheid, noch de opzet van dit boek is dwingend in de manier waarop de school haar aanbod inricht.

Niet langer vanuit één levensbeschouwelijk perspectief?

Het boek Geestelijke stromingen geven formuleert: “Het is in een samenleving als de onze niet langer vol te houden om vanuit één levensbeschouwelijk perspectief de wereld te aanschouwen.”

Ik wil deze uitspraak graag nuanceren. Inderdaad, noch het vak geestelijke stromingen, noch dit boek zijn enkel bedoeld voor het (confessioneel) bijzonder onderwijs, maar zijn ook bedoeld voor het openbaar onderwijs. Het vak is door de overheid voorgeschreven. Maar, ook al kunnen confessionele scholen (ook de scholen met de Bijbel en ook de Islamitische scholen), niet volstaan met (godsdienst-) onderwijs in enkel de eigen confessie, doen ze er toch goed aan om op een eigen manier vorm te geven aan het vak geestelijke stromingen. Scholen hebben die vrijheid en scholen moeten ook niet schromen om die vrijheid te gebruiken. Het boek Geestelijke stromingen geven kan daarbij helpen, want het geeft volop instrumenten voor communicatie van de eigen confessie met andere stromingen.

Een interreligieuze ontmoeting

In mijn werk voor de Katholieke Vereniging voor Oecumene heb ik geleerd dat de oecumene meer is dan enkel ruimhartigheid naar christenen uit andere kerken. Het gaat in oecumene om een ontmoeting met respect voor de verschillen, zonder de verschillen te verdoezelen. In de ontmoeting maak je een onderscheid tussen verschillen die de veelkleurigheid van Gods Kerk laten zien en verschillen die onze eenheid in de weg staan. Die laatste verschillen gaan we niet uit de weg, maar we ondernemen een gezamenlijke zoektocht naar de gemeenschappelijke bronnen van ons geloof. In de oecumenische dialoog wordt trots op de eigen traditie en de eigen overtuiging gecombineerd met de wil om met elkaar de eenheid te vinden op wezenlijke geloofspunten.

Ook in de interreligieuze dialoog gaan respect voor het geloof van de ander en respect voor het eigen geloof samen. Jij hebt recht op een eigen overtuiging en daarom die ander ook. Als je jezelf een overtuiging ontzegt, is het de vraag of je een ander werkelijk een eigen overtuiging kunt gunnen.

Het boek Geestelijke stromingen geven gaat ruimhartig met allerlei verschillende religieuze tradities om, dat is duidelijk. Maar geeft het boek voldoende aandacht aan de eigen waarde en betekenis van de verschillende overtuiging? Of is een interreligieuze ontmoeting alleen maar mogelijk wanneer de verschillen, en dus het eigene van een andere geestelijke stroming, niet echt serieus genomen worden.

Wellicht worden de kinderen in principe op deze manier opgevoed tot respectvolle burgers, maar missen ze toch ook een instrument waardoor er geen echte cohesie in onze veelkleurige samenleving kan ontstaan.

Rob van Uden is lid van het Dagelijks Bestuur van de Katholieke Vereniging voor Oecumene

Geestelijke stromingen geven, Jos van Remundt, Marleen Boon-Jansen, Assen, uitgeverij Koninklijke Van Gorcum, 240 pagina's, 9789023253082, maart 2015, prijs 39,95