Samen geroepen om vredestichters te zijn - een Quaker perspectief

Kees Nieuwerth 2Met veel waardering heb ik het verslag gelezen van de helende dialoog tussen Doopsgezinden en Rooms-Katholieken, die over een periode van vijf jaar (1998-2003) werd gevoerd. Over een verleden van verkettering over en weer, over verschillen van inzicht in theologisch en ecclesiologisch opzicht, over de betekenis van de navolging van Jezus, over de relatie tussen het vredes- en het geloofsgetuigenis.

Een aantal van de deelnemers van Doperse zijde zijn mij niet onbekend, veelal omdat we elkaar troffen bij bijeenkomsten van de Wereldraad van Kerken. Immers, als vertegenwoordigers van de zogeheten Historische Vredeskerken (Dopers, Quakers en Brethren) daaraan deelnemen dan plegen zij gezamenlijk inhoudelijk overleg. Overigens sloten de Waldenzers en de Moravians zich vaak ook aan bij dat overleg,

Voorts ontmoetten wij elkaar bij bijvoorbeeld bijeenkomsten van de Europese Oecumenische Vredesbeweging Church and Peace. Of in bijvoorbeeld samenwerking rond Christian Peacemaker Teams die zich inzetten voor actief vredes- en verzoeningswerk in conflictgebieden.

Eigenlijk geef ik er de voorkeur aan te spreken van de Traditionele Vredeskerken, we zijn immers bepaald geen historie, geen geschiedenis, maar een levende traditie, hetgeen ook duidelijk in het verslag van deze dialoog tot uiting komt!

Veel van het gedurende de dialoog besprokene is herkenbaar voor Quakers.

Op een aantal specifieke punten hebben Quakers echter een andere ontwikkeling doorgemaakt en een enigszins andere visie ontwikkeld. Door hieronder op een aantal onderdelen van het verslag in te gaan hoop ik dit te kunnen verduidelijken. Daarbij zal ik telkens verwijzen naar de relevante pagina’s van het verslag.

vredestichters kleinVredesgetuigenis en geloofsgetuigenis

Het blijft belangrijk te benadrukken dat die drie Vredeskerken –alhoewel zij in verschillende tijdperken en verschillende maatschappelijke contexten zijn ontstaan (Doopsgezinden in de zestiende eeuw, Quakers in de zeventiende eeuw en Brethren in de achttiende eeuw) - onafhankelijk van elkaar tot het inzicht kwamen dat het volgen van de geweldloze weg integraal deel uitmaakt van de navolging van Jezus.

Het vredesgetuigenis maakt dus deel uit van hun geloofsgetuigenis. Of zoals het verslag van de dialoog aangeeft: de houding van weerloosheid en gewetensbezwaar tegen oorlog was –én is- een geloofskeuze (102).

Hoewel vele doperse groepen zich trouw hielden aan hun beginselen van geweldloosheid en pacifisme, stonden toch sommige groepen het “gebruik van het zwaard” toe voor de vestiging van het Koninkrijk van God (24,25), het meeste bekende historische voorbeeld hiervan wordt uiteraard gevormd door de bezetting van het Duitse Munster, alhoewel dit later tot het  ‘leerstellig begrip’ van geweldloosheid bij de dopers heeft geleid (33). 

Hier doet zich een eerste belangrijk verschil tussen de Doopsgezinden en de Quakers voor. Immers, van meet af aan wezen de Quakers dodelijk geweld onder alle omstandigheden af., zelfs voor het vestigen van het Koninkrijk van God. Dit is duidelijk verwoord in het oorspronkelijk vredes-getuigenis van de zeventiende eeuwse Quakers: Ons principe is altijd geweest de vrede te zoeken en te onderhouden, naar gerechtigheid en het kennen van God te streven, zoekend naar het goede en welzijn en dat te doen dat  leidt tot vrede van en voor allen. Wij verwerpen met grote nadruk alle uitwendige oorlog en strijd, en het strijden met uiterlijke wapens, voor welk doel en onder welk voorwendsel dan ook, en dit is ons getuigenis voor de hele wereld. De Geest van Christus waardoor wij ons laten leiden, is niet veranderlijk, en kan ons dus niet het ene ogenblik van iets afhouden omdat het verkeerd is, en ons er dan weer opnieuw toe brengen; en wij weten heel zeker, en betuigen voor de hele wereld, dat de Geest van Christus die ons leidt in waarheid, ons nooit zal aansporen om met uiterlijke wapens te strijden en oorlog te voeren tegen wie dan ook, noch voor het Koninkrijk van Christus, noch voor de koninkrijken van deze wereld.[1]

Wezenlijk in deze verklaring is dat Quakers er van uitgaan dat ‘de Geest van Christus waardoor wij ons laten leiden ons nooit zal aansporen met wapens te strijden’ - niet voor wereldse koninkrijken, maar ook niet voor het Koninkrijk van God. Eén van de overwegingen en vragen die Quakers zichzelf regelmatig stellen in hun samenkomsten luidt als volgt: We zijn geroepen om te leven in overeenstemming met “dat leven en die macht, die de oorzaak van alle oorlogen wegneemt”. Blijf je trouw aan ons getuigenis, dat oorlog en elke voorbereiding voor oorlog onverenigbaar zijn met de boodschap van Jezus? Onderzoek wat in jouw leefstijl kiemen van oorlog zouden kunnen zijn. Blijf standvastig in ons vredesgetuigenis, zelfs als anderen gewelddadig handelen of op conflicten aansturen, maar vergeet daarbij nooit dat ook zij kinderen van God zijn.

Oorlog en strijd

Het dominante economische model is lineair en gericht op voortdurende groei, gaat gepaard  met een grote ecologische voetafdruk, uitputting van grondstoffen, milieuvervuiling en klimaatverandering en veroorzaakt – nu reeds- op allerlei plekken in de wereld (gewapende) conflicten.[2] En ja, daarin liggen “kiemen van oorlog”. De strijd om natuurlijke hulpbronnen in de vorm van grondstoffen, energie en zelfs water neemt immers wereldwijd alleen maar toe.

De Europese Unie geeft aan dat vanaf 1970 het grondstoffengebruik in Europa maar liefst verdrievoudigde! Dit gegeven vormt toch een duidelijke aanwijzing dat wij ons economisch model radicaal zullen moeten wijzigen? We zullen van een ‘green deal’ naar een groene economie moeten, een economie die ethisch gefundeerd, ecologisch begrensd en circulair is.[3]

In diezelfde bijdrage voor de Global Mennonite Peace Conference heb ik ook reeds aangegeven dat zelfs de Sustainable Development Goals in dit opzicht tekort schieten, omdat ca. 60 % daarvan de ecologische voetafdruk groter in plaats van kleiner maken.

En als we SDG 16 ‘Vrede, Recht en Sterke Instituties’ nader beschouwen, dan staat er in de beschrijving wel iets over ‘internationale homicide’, ‘geweld tegen kinderen’, ‘mensenhandel’ en ‘seksueel geweld’, hetgeen allemaal impliciete verwijzingen zijn naar oorlog en gewapend conflict, maar zonder die openlijk te noemen. Zo wordt ook ‘corruptie’ gezien als een bedreiging van het bouwen aan een rechtvaardige samenleving en sterke instituties, maar het benadrukken van de noodzaak klassieke mensenrechten te handhaven en te bouwen aan een andere  economie die groener en inclusiever is en de kloof tussen rijk en arm dicht, ontbreekt. Zo worden ook de ‘opportunity costs’ van de enorme bedragen die geïnvesteerd worden in wapens wereldwijd hier niet genoemd. Echter, hiermee zouden wonderen verricht kunnen worden als deze geïnvesteerd zouden worden in vrede en duurzaamheid. Een echte duurzame en rechtvaardige economie zou hierdoor mogelijk worden.

Onze strijd – die van kerken die geroepen zijn teken én instrument van de gerechtigheid en vrede Gods te zijn- is dus voor een andere economie, voor een andere levensstijl, voor mensenrechten en voor een menswaardig bestaan voor iedereen –waar ook ter wereld-  en tegen oorlog, dodelijk geweld en wapenhandel. Voor een ‘economie van het leven’ en tegen een ‘economie van de dood’.

Rechtvaardige oorlog of rechtvaardige vrede?

Het verslag stelt dat het voeren van oorlog door staten (alleen) in een verdedigingsoorlog en slechts als hoge uitzondering toegestaan is (XX). In dit verband wordt ook gesproken over ‘rechtmatige verdediging’ en de ‘plicht tot zelfverdediging’ (130). Echter, het verslag stelt ook dat de leer van de ‘rechtvaardige oorlog’, die oorspronkelijk de  functie had oorlog te voorkomen en te beperken (99),  in feite achterhaald is omdat de meeste gewapende conflicten zich niet langer tussen staten afspelen en omdat er wapens – eventueel zelfs massavernietigingswapens-  ingezet worden die geen onderscheid maken tussen strijders (militairen, combattanten) en burgers (147), hetgeen in strijd is met de oorspronkelijke criteria van de leer van de rechtvaardige oorlog. Ook het Handvest van de VN –artikel 51- wordt aangehaald waarin allereerst uitputting van alle vreedzame middelen vereist (146) is alvorens staten tot een gewapend conflict zouden ‘mogen’ overgaan.

In de meest recente encyclieken van  Paus Franciscus (Laudato Si en Fratelli Tutti) – verschenen na deze dialoog tussen de dopers en de katholieken- wordt bovendien heel expliciet gesteld dat de Rooms-Katholieke kerk - met de Wereldraad van Kerken- zou moeten opteren voor ‘rechtvaardige vrede’ in plaats van de achterhaalde leer van de rechtvaardige oorlog.

In plaats daarvan zouden we inderdaad moeten ‘bouwen aan vrede op een wijze waartoe geweld niet in staat is… ‘(95) omdat ‘geweld – in de illusie het kwaad te bestrijden- het alleen nog erger maakt (95, 112, 147) ). Zoals het onderzoek van Chenoweth en Stephan aangaf blijkt bij geweldloze interventies ruim zestig procent te slagen, terwijl bij militaire interventies in 43 procent van de gevallen binnen tien jaar een (nieuwe) burgeroorlog uitbreekt. [4]

Vanuit het perspectief van de vredeskerken hadden we dus gehoopt dat SDG 16 (Vrede – zie boven blz. 3) ook meer specifieke andere VN-doelen zou insluiten, zoals het versterken van de VN-Peacebuilding Commission, het samenwerken met organisaties als Peace  Brigades International, Christian Peacemaker Teams en Non-violent Peace Force. Bovendien: het versterken van de ontwapeningsgesprekken in Geneve, het beperken van wapenhandel, het desinvesteren in wapens en  militair materieel, concrete stappen naar een atoomwapenvrije wereld, het bevorderen van de ratificatie van het verdrag tot een verbod op kenwapens (TPNW), het vormen van bondgenootschappen tegen geautomatiseerde, autonome en drones- en robotwapens, het eisen van vreedzaam gebruik van de ruimte en – uiteindelijk – het uitbannen van oorlog als middel om conflicten te beslechten.

In de nabeschouwing in het dialoogverslag wordt echter de wezenlijke vraag opgeworpen wat we eigenlijk verstaan onder vrede (131). Want,  zo wordt vervolgd, wat vrede niet is lijkt vaak duidelijker dan wat het wel is. Gesteld wordt dat vrede ‘de vrucht van gerechtigheid’ is. Dat dit ook tot uiting komt in de oproep van de Wereldraad van Kerken dat kerken wereldwijd op een  ‘Pelgrimage van Gerechtigheid en Vrede’ gaan om dit ‘voor te leven’. Vrede is niet zozeer een middel, maar is de weg. (132). En wij zijn toch ‘mensen van de weg’ (59), de weg  van Jezus?

Rechtvaardige vrede, zo stelt het verslag, is werken aan een structuur, cultuur en beleid van vrede, waarin conflictpreventie voorop staat, aangevuld met het streven naar verzoening en vredesopbouw na conflicten (132). Echter, de Wereldraad van Kerken in de dialoog over rechtvaardige vrede heeft heel expliciet – en in positieve termen- aangegeven wat rechtvaardige vrede is. Die kent tenminste vier dimensies: vrede in de gemeenschap, vrede op de markt/in de economie (zie boven blz. 3), vrede met de schepping en vrede tussen de volken. Dat is een integrale benadering. Zij vertoont veel overeenkomst met de oproep tot integrale (ecologische) bekering in Laudato Si.

Over de oproep van de Wereldraad tot het praktiseren van rechtvaardige vrede schreef ik eerder op verzoek van de Raad van Kerken in Nederland een boekje met de veelzeggende titel: ‘Rechtvaardige Vrede: Werk voor de Kerk’. [5]

Responsibility to prevent, protect and rebuild

Geconfronteerd met binnen statelijke gewapende conflicten waarvan onschuldige burgers het slachtoffer worden en die zelfs tot genocide zouden kunnen leiden nam de VN een resolutie aan getiteld ‘Responsibilty to Protect’. Deze hield in dat ‘als het gebruik van alle geweldloze middelen niets uithaalt mag de staat of internationale autoriteiten geweld gebruiken om onschuldigen te verdedigen ‘(114).

Zelfs de Wereldraad van Kerken worstelde met dit vraagstuk en legde vragen voor aan de lidkerken in het kader van de dialoog over Rechtvaardige Vrede.

De Nederlandse Quakers reageerden hierop als volgt:

In ‘On the Way Towards Just Peace: the Scope of the Churches’ Engagement’ wordt ons de vraag gesteld of de daarin beschreven benaderingen al dan niet overeenkomen met onze traditie. Deze vraag moeten wij helaas ontkennend beantwoorden. De reden daarvoor is dat onder de noemer Just Peace de deur toch weer wordt opengehouden voor het – onder bepaalde voorwaarden – inzetten van dodelijk geweld, net als dat bij het aanvaarden door de Wereldraad van de VN- resolutie over the Responsibility to Protect is gedaan. Daarin kunnen wij ons niet vinden. (…) Daarom sluiten wij ons aan bij de reactie op het standpunt van de Wereldraad inzake Responsibility to Protect die Church and Peace dit jaar aan de Wereldraad stuurde. Hierin staat onder meer: “Wij nodigen alle kerken uit om - samen met ons - de verleiding te weerstaan het gebruik van dodelijke wapens –  zelfs als uiterste middel – te rechtvaardigen (2009)”.[6]

Het verslag van de ‘International Commission on Intervention and State Sovereignty’ getiteld  ‘Responsibility to Protect’ [7]- waarop die VN resolutie gebaseerd werd - beslaat meer dan 100 bladzijden. Die zal ik hier dus maar niet samenvatten. Wel constateerde ik elders dat er nergens melding wordt gemaakt van de mogelijkheden die geweldloze conflictoplossing en civiele vredesopbouw bieden.[8] Het concept van een  ‘non-violent peace force’ -, goed getrainde burgers die zich tussen de strijdende partijen plaatsen - wordt niet eens genoemd. Dat doet het rapport dat door de Wereldraad werd opgestelde over R2P dus wel.[9]

Het stelt dat ‘de lidkerken zich gezamenlijk tot het primaat van geweldloosheid bekennen: de uitdaging voor christenen om vrede na te jagen temidden van geweld en dat de kerken niet geloven dat het toepassen van dodelijk geweld een nieuwe orde van vrede zal brengen’. Het vervolgt door te stellen dat het bij R2P bovenal gaat om voorkomen en op langere termijn ‘de transformatie van het leven in overeenstemming met Gods Koninkrijk’ en dat gezegd hebbende bekent de Wereldraad ‘met christenen over de hele wereld schuld aan ons collectief falen om rechtvaardig te leven en rechtvaardigheid te bevorderen’. Een duidelijke verwijzing naar de noodzaak te bouwen aan een werkelijk rechtvaardige en duurzame economie, in plaats van het dominante economische model dat oorlogen bevorderd – zie hierboven.

We vergeten veelal dat het concept van R2P ontwikkeld in de VN-resolutie drie dimensies kent: de verantwoordelijkheid om gewapende conflicten te voorkomen, als dat niet lukt om tussenbeide te komen (‘to intervene’) en tenslotte om de wederopbouw te bevorderen na afloop van het conflict.

Echter, de focus is vaak op de tweede dimensie: interveniëren en dan slechts in de vorm van een militaire operatie. Maar zelfs Kofi Anan - een voorstander van R2P waarschuwde:

‘R2P is ontwikkeld als een universeel principe om mensenrechten te verdedigen – niet als een ‘licence to make war in the name of peace’! [10]

Daarom heb ik geprotesteerd toen zelfs in de concept-slotverklaring van de Internationale Oecumenische Vredesconvocatie in Kingston in 2011 werd opgenomen ‘Responsibilty to protect is part of Just Peace’ en de vraag gesteld of de verschillende legermachten die –op dat moment- Libië binnenvielen – dat deden om werkelijk burgers te beschermen of omdat zij totaal andere (eigen)belangen hadden?  Onder het voorwendsel burgers te beschermen werden de oliebelangen van Westerse machten veilig gesteld door een ‘regime-change’ te bewerkstelligen. Daarop werd deze (ongenuanceerde) zinsnede – terecht-  geschrapt!
Immers, de voorstanders van R2P benadrukten ten tijde van het indienen van de resolutie

de niet-militaire dimensies daarvan en stelden dat de inzet van dodelijk geweld tot de uitzonderingen zou behoren. Ontwikkelingen in Libië en elders sterkten mij echter in de overtuiging dat de verantwoordelijkheid te voorkomen en de verantwoordelijkheid tot wederopbouw absoluut geen deel uitmaakten van de strategie bij die militaire interventies. Integendeel, in Libië zagen we hoe het concept werd misbruikt. Na de operatie was er weinig hulp voor Libië, was er nauwelijks sprake van wederopbouw en vonden veel wapens benut in die operatie hun weg elders in Afrika, hetgeen onder meer resulteerde in een ernstig gewapend conflict in Mali. Eén van de gevolgen hiervan is dat het R2P beleid –buiten Europa en de Verenigde Staten- zo ongeveer het laatste beetje geloofwaardigheid verloren heeft.

Het oorspronkelijk concept van R2P vormt echter voor ons als traditionele vredeskerken een soort ‘duivels dilemma’.  Kunnen wij ons tegen de inzet van militair geweld blijven verzetten als die ingezet wordt om medemensen te bevrijden, te verdedigen en te beschermen tegen onderdrukking, geweld en dood?

Onze Doopsgezinde Vriend Arnold Neufeldt-Fast stelde dat om die reden de gezamenlijke reactie van de Vredeskerken dan ook begint met een schuldbekentenis:

Wij hebben vaak gefaald om te leven naar onze toewijding aan de Geest van Jezus Christus. Wij hebben vaak gezwegen en faalden om te handelen namens hen die lijden onder de gesel van onrecht en geweld. Wij weten niet altijd wat rechtvaardigheid of vrede in bepaalde situaties inhoudt; wij ontberen wijsheid om de complexe vraagstukken van onze tijd  tegemoet te treden[11]

En toch blijven wij als Quakers de inzet van dodelijk geweld onder alle omstandigheden afwijzen, zoals onze eerder geciteerde reactie aan de Wereldraad aangaf:

Wij blijven daarom op grond van ons diepe overtuiging de inzet van dodelijk geweld onder alle omstandigheden afwijzen en kiezen voor een andere weg. Zo kiezen wij voor geweldloze (burger) interventies in brandhaarden naar het model van de Christian Peacemaker Teams en Peace Brigades International; voor het inzetten op hervorming van het internationale stelsel, zowel het economische stelsel als de internationale samenwerking op het vlak van vrede en veiligheid: de Wereldraad zou de VN nog meer dan voorheen moeten steunen bij het realiseren van de Millenniumdoelen, het hervormen van de Veiligheidsraad en het versterken van de nieuwe Peace Building Commission (PBC).

Militaire dienst en burgerdienst

Het verslag stelt dat de katholieke leer er van uit gaat dat ‘in militaire dienst gaan niet verkeerd is, maar gewetensbezwaren tegen militaire dienst ook gerespecteerd worden’(114). Op diverse plaatsen in dit document wordt echter in negatieve termen over gewetensbezwaren tegen de vervulling van de militaire dienst gesproken. Zo wordt de term ‘dienstweigering’ gebruikt (bijvoorbeeld XX, 144). Terwijl het toch eigenlijk gaat om het aantekenen van gewetensbezwaren (op geloofsgronden) tegen het vervullen van de militaire dienst, waarvoor echter een burgerdienst aan de gemeenschap in de plaats treedt (van de zelfde duur). Zo vervulde ik - als erkend gewetensbezwaarde - mijn burgerdienst als vrijwilliger in het kader van de ontwikkelingssamenwerking in Afrika.

In Nederland is de erkenning van gewetensbezwaarden goed en wettelijk geregeld. Dat is echter in lang niet alle landen waar Quakers leven het geval en toch tekenen zij ook daar gewetensbezwaren aan, soms met uiterst problematische gevolgen. In sommige landen in Afrika bijvoorbeeld worden Quakers daarom nog steeds gediscrimineerd en uitgesloten, zoals dit in het verleden ook in Europese landen het geval was; zij mogen geen universitaire studies volgen en geen staatsambten vervullen..

Tijdens de Assemblee van de Wereldraad van Kerken in Busan wilden de traditionele vredeskerken ook de aandacht vestigen op het lot van gewetensbezwaarden in Zuid-Korea (gevangenisstraf, discriminatie en uitsluiting). De kerken in Zuid-Korea vonden dat dit niet op de agenda hoorde, waarop de vredeskerken in een zogeheten ‘minute of dissent’ – de dan deel zou worden van de verslaglegging van de Assemblee- zich hierover alsnog uitspraken. Toen ik die ‘minute of dissent’ kwam inleveren bij het secretariaat van de Assemblee bleek dat diverse andere deelnemers, waaronder de gehele delegatie van de EKD in Duitsland (!) zich daar al gemeld hadden met de mededeling dat zij die minuut van de vredeskerken mede zouden ondertekenen! Enkele jaren later, toen Zuid-Korea periodiek verslag moest uitbrengen met betrekking tot de naleving van de mensenrechten aldaar aan de VN Commissie voor de Mensenrechten in Geneve heeft de kritiek daarop van een Quaker die namens de internationale vredesbeweging IFOR daar waarnemer was er toe geleid dat Zuid-Korea alsnog een –zij het beperkte- wettelijke regeling van het recht op gewetensbezwaren heeft ingevoerd.

Met de op één van de eerste pagina’s van het document genoemde Doopsgezinde theoloog en vredesactivist (V) Henk Kossen heb ik begin tachtiger jaren nog geprobeerd een op de Wet Gewetensbezwaren Militaire Dienst voortbouwende initiatiefwet  Gewetensbezwaren Militaire Bestemming Belastinggelden te doen aanvaarden door de Tweede Kamer.

Daardoor zou het mogelijk worden niet alleen erkend te worden als gewetensbezwaarde voor twee jaar, maar voor het leven en dit niet alleen voor mannen, maar ook voor vrouwen. De  diverse lidkerken van de Raad van Kerken én de Raad zelve gaven schriftelijke steunbetuigingen.

Maar in het parlement bleken slechts een drietal politici bereid om voor een dergelijk wetsvoorstel te stemmen. Dit beeld is trouwens wereldwijd het geval in landen waar de vredesbeweging zich voor een dergelijke bredere erkenning van gewetensbezwaren tegen het militair apparaat inzet. Maar wellicht komt het ooit nog tot een uitbreiding van het als mensenrecht erkende recht op gewetensbezwaren tegen militaire dienst in deze zin. En die zouden lidstaten van de VN dan om moeten zetten in dergelijke wetgeving.

Wat gewetensbezwaren tegen het vervullen van de militaire dienst betreft doet zich echter een tweede wezenlijk verschil voor tussen Dopers en Quakers.

Ondanks het feit dat de dopers hechten aan actieve geweldloosheid tekenen niet alle jonge doperse mannen gewetensbezwaren aan tegen het vervullen van militaire dienst, terwijl dit bij de Quakers wel het geval is. Het is zelfs zo dat de Algemene Doopsgezinde Sociëteit ook geestelijk verzorgers in de krijgsmacht kent, hetgeen ondenkbaar is voor de Quakers!

Voor de wereld en in de wereld

In het dialoogverslag staat een heel interessante opmerking van de Doopsgezinde theologe Anne-Marie Visser. Zij stelde dat  de ‘migrantentraditie’ van de Doopsgezinden –waarbij zij telkens emigreerden van bijvoorbeeld Nederland naar Polen en Rusland en van daaruit weer naar Canada en de Verenigde Staten- relevant is voor het ‘theologiseren’ door Dopers (XXII). Dat denk ik ook en dat zal ik illustreren aan de hand van een anekdote hieromtrent.

Begin tachtiger jaren werd een gezamenlijke ‘Quaker-Mennonite Working Group on European Security’ opgericht die tot doel had om –achter de schermen en in ‘stille diplomatie’ hoge vertegenwoordigers van de NAVO-  en de Warschau-verdragsorganisaties met elkaar in gesprek te brengen over de veiligheidsarchitectuur in Europa. Dat kon niet in het NAVO-hoofdkwartier in Brussel maar alleen op ‘neutraal’ terrein en er werden dus gesprekken georganiseerd op het Quakercentrum in Brussel.

Leden van de werkgroep waren Doopsgezinden en Quakers uit heel Europa en een  vertegenwoordiger van het Mennonite Central Committee in Brussel. We mikten op deelname vanuit de twee verdragsorganisaties op een hoog niveau. Daarom ging ik met de jongeman die toen de Doopsgezinde vertegenwoordiger was in Brussel naar de Nederlandse ambassadeur bij de NAVO – omdat ik die persoonlijk kende – om hem te verzoeken te  bepleiten bij zijn collegae-vertegenwoordigers om niet alleen de uitnodiging om deel te nemen aan deze dialoog te aanvaarden, maar ook een sterke vertegenwoordiging te sturen – diplomatiek dan wel militair.

Toen wij beiden bij het NAVO-hoofdkwartier aankwamen werden we zonder omhaal toegelaten en direct naar de Nederlandse ambassadeur gebracht. Toen we ons voorstelden vroeg de ambassadeur aan mijn doperse metgezel waar hij vandaan kwam. Deze zei: mijn familie emigreerde ooit vanuit Vlaanderen naar Nederland, vanuit Nederland naar Polen, vanuit Polen naar Rusland en van daaruit uiteindelijk via Canada naar de Verenigde Staten. De ambassadeur vroeg of hij nog doperse familie of contacten had in Rusland.

Hij was namelijk ook ambassadeur in Rusland geweest en had toen geïsoleerde doperse gemeenschappen bezocht waar men nog ‘platt-deutsch’ sprak. Hij vroeg of de familie van mijn doperse vriend dat ook nog sprak, waarop deze bevestigde dat zijn grootouders dat inderdaad nog deden.

Mede omdat de ambassadeur ook contacten met Rusland had én zijn collegae-ambassadeurs aanbeval om onze uitnodiging te aanvaarden kregen we een heel sterke delegatie die met ons in dialoog ging. Wij van onze kant probeerden hen ervan te overtuigen dat de veiligheidsarchitectuur in het Europa van begin jaren tachtig en in de ‘koude oorlog’ een overblijfsel was uit vroeger tijden en dat het tijd was voor echte verandering. Naderhand werd een document gepubliceerd met de titel ‘Steps to True Security: a Quaker-Mennonite Approach to Security Institutions in a Changing Europe’. Uiteraard werden de namen van onze vertrouwelijke gesprekspartners daarin niet wereldkundig gemaakt!

Inhoudelijk waren het echter zeer interessante gesprekken en ik ben er nog steeds van overtuigd dat zij een bijdrage aan de ontspanning en –uiteindelijk de val van de muur- hebben geleverd op het eind van dat decennium. Relevant hier is echter die ‘migratiegeschiedenis’ van de Doopsgezinden – met name voor hoe dopers theologiseren…. De achtergrond van die ‘repeterende trek naar elders’ was vooral dat zij bijvoorbeeld naar Polen trokken om gebieden in te polderen aan de kust én de verzekering hadden gekregen van de (lokale) machthebbers aldaar dat hun gewetensbezwaren op geloofsgronden tegen militaire dienst gerespecteerd zouden worden. Echter, als na bijvoorbeeld een machtswisseling bleek dat dit niet langer het geval was, zochten die gemeenschappen een ander heenkomen elders – waar de geschiedenis zich veelal herhaalde.

Eigenlijk hoopten de dopers telkens een ‘vluchtheuvel’, een ‘eiland’, een gemeenschap te stichten ‘in die wereld, maar niet van die wereld’… Dat deden de Quakers ook eens in hun geschiedenis. Zo stichtte William Penn de staat Pennsylvania als een vreedzame samenleving tussen immigranten en de oorspronkelijk bevolking. Een soort Quaker gemeenschap temidden van de wereld, maar niet van die wereld. Hij noemde dit zelfs ‘het heilig experiment’. Vandaag-de-dag zijn wij als Quakers ervan overtuigd dat dit ‘heilig experiment’ slaagde omdat het mislukte!

Het heeft ons met de neus op het feit gedrukt dat we ons helemaal niet uit de wereld terug kunnen trekken, maar dat we –waar we ook zijn- voor die wereld en in die wereld moeten bouwen aan het Koninkrijk Gods. Net als de Dopers verspreidden de Quakers zich namelijk over de hele wereld, maar niet langer om zich terug te trekken op een eigen ‘vluchtheuvel’ in de wereld, maar om werkzaam te zijn midden in de wereld.

En dit wijst dus op een derde wezenlijk verschil tussen Dopers en Quakers. Dat heeft ook te maken met de onze uiteenlopende opvattingen over de verhouding tussen kerk en staat.  Zo wordt in het verslag gesteld dat door de lange geschiedenis van vervolging en discriminatie de doopsgezinden de neiging hadden de staat te wantrouwen (113). Want ‘in sommige landen zouden de doopsgezinden eeuwenlang vervolgd blijven worden en in sommige staten werden zij gediscrimineerd en onderworpen aan beperkingen op sociaal en politiek gebied, zelfs tot in de twintigste eeuw’ (30).

Waar het verslag aangeeft dat Doopsgezinden zich veelal afzijdig opstelden tegenover de staat, kwam William Penn tot het inzicht dat- zoals hij het stelde- ‘governments are like clockworks, they need mending’. Dat betekent dat wij ons wel degelijk ook moeten inlaten met de staat, de regering, de politiek, de wereld en dat we deze- vanuit onze geloofs-overtuiging- moesten beïnvloeden – op de plek waar wij wonen en leven: ‘on being present where you are’!  En dat omdat we het ermee eens zijn dat ‘ín Gods volk de vernieuwing van de wereld een aanvang heeft  genomen’ (66). Want Quakers werken meer vanuit die ‘gerealiseerde eschatologie’- in de zin dat het Koninkrijk begint met gelovigen als teken én instrument. Vanuit dat perspectief kunnen en mogen we dus niet ‘wereldvreemd’ zijn.

Dus waren Quakers o.m. stichters van de eerste leerstoelen Vredesstudies (Adam Curle – Bradford University), de International Peace Research Association (Elise Boulding) en van tal van organisaties die actief bijdragen tot gerechtigheid, vrede en duurzaamheid, zoals Amnesty International, Church and Peace, International Fellowship of Reconciliation, War Resisters International, Service Civil International en Greenpeace.

Dit illustreert hoe wij vanuit onze Quaker traditie niet alleen getuigen in woorden, maar ook actief in daden van vredes- en verzoeningswerk zijn. Bijvoorbeeld na de oorlog in Duitsland door werkkampen van vrijwilligers te organiseren om jonge Fransen en Duitsers met elkaar te verzoenen. Ons engageerden in vredesonderwijs en –onderzoek. Stille diplomatie bedreven achter de schermen in Biafra, Noord-Ierland, Sri Lanka. Het Alternatives to Violence Programme (AVP) ontwikkelden.

Bovendien hebben Quakers - al meer dan zeventig jaar-   hun eigen ‘ambassades’ bij de Verenigde Naties (in New York en Geneve) en al meer dan 40 jaar bij de Europese Unie en de Raad van Europa in Brussel en Straatsburg, die zich vooral concentreren op mensenrechten, gerechtigheid, vrede en duurzaamheid.[12]

Zeker die laatste (diplomatieke) activiteit ondersteunt het werk van bijvoorbeeld de Disarmament Conference en bevorderde de totstandkoming van het verdrag tegen landmijnen, die tegen en kindsoldaten en tegen de verspreiding van kernwapens (NPT), en –meer recent- de pogingen om tot een VN verdrag tegen de verkoop en de handel in zogeheten ‘kleine wapens’ te komen. Zo werken we aan wat het dialoogverslag noemt  ‘werken aan vrede op internationale schaal’ (109).

Militair en civiel veiligheidsbeleid

En dat brengt me bij initiatieven van Quakers in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Nederland die gericht zijn op het ontwikkelen van een alternatief vredes- en veiligheidsbeleid. Een civiel in plaats van een militair beleid. In Nederland werd hiertoe de Werkgroep Inclusieve Veiligheid opgericht. Want er is immers pas sprake van echte veiligheid (true security- zie blz. 9 ) wanneer iedereen in de ze wereld zich veilig kan voelen. Daartoe dienen we een alternatief voor het huidige (exclusief voor ons zelf georganiseerde) veiligheidsbeleid te ontwikkelen.

In de afgelopen periode startte de Evangelische Kerk in Baden in Duitsland hiertoe een campagne die verwant is aan bovengenoemde initiatieven en omarmt werd door de Nederlandse werkgroep. De kerk in  Baden ontwikkelde namelijk een gedetailleerd plan en scenariostudie om het militaire veiligheidsbeleid van Duitsland om te vormen tot een civiel  veiligheidsbeleid in 2040, onder de titel ‘Sicherheit Neu Denken’ . Om dat te bereiken werden de stappen die daarvoor nodig zijn in de komende tijd uitgewerkt – zoals dat bij een ‘backcasting scenario’ gebruikelijk is. Die serieuze exercitie  levert een gedegen rapport van meer dan 16O bladzijden op, die zelfs instemmende reacties kreeg van militaire deskundigen![13] Een dergelijke integrale benadering vergt echter veelomvattende wijzigingen in ons buitenlands-, handels-, ontwikkelingssamenwerkings- én vredes- en veiligheidsbeleid!

De Werkgroep Inclusieve Veiligheid – onder meer met steun van de Nederlandse vredesorganisaties Kerk en Vrede, Eirene en Pais-  heeft hiervan onlangs de samenvatting vanuit het Duits in het Nederlands vertaald (‘Veiligheid: hoe dan?”) en werkt aan een bewerking voor de Nederlandse context van het Duitse scenario voor 2040.

Welke stappen kunnen/moeten we nemen om het huidige militaire veiligheidsbeleid te transformeren tot een civiel en inclusief veiligheidsbeleid? Want – zoals ik onlangs bij een demonstratie tegen de kernwapens bij de basis in Volkel – aangaf moet onze strijd tegen (kern)wapens, militarisme en oorlog eigenlijk ingebed worden in een strijd voor een alternatief, inclusief en civiel vredes- en veiligheidsbeleid!

De campagne daarvoor van de Duitse kerk in Baden krijgt veel steun van vele organisaties in Duitsland. Maar daar niet alleen: naast Nederland heeft ook de vredesbeweging in o.m. het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Oostenrijk, Polen en Rusland deze visie opgepakt! Dus: kijk maar eens op www.samenveilig.earth  of  www.sicherheitneudenken.de of www.rethinkingsecurity.org.uk

Tenslotte

In de slotbeschouwing van het dialoogverslag stelt Fred van Iersel dat ‘pacifisme als sociale beweging’ eigenlijk pas ontstaan zou zijn in en door de industriële revolutie, mede als reactie op de ontwikkeling van massavernietigingswapens.

Daarbij onderscheidt Fred vijf hoofdvormen van pacifisme: absoluut, prudent (gericht op voorkomen van oorlog), contextueel (of partieel, gericht op bijvoorbeeld bepaalde typen wapens, zoals kernwapens - atoompacifisme), weigering van de militaire dienstplicht en actieve geweldloosheid (Gandhi). Naar mijn overtuiging doet hij daarmee het dialoogverslag - en in het bijzonder de inbreng van de Doopsgezinden daarin -  tekort.

Immers het moge duidelijk zijn dat uit die doperse inbreng - én uit mijn bovenstaande reactie-  blijkt dat het hier wel degelijk gaat om een eeuwenlang volgehouden christen-pacifisme geworteld in de navolging van de geweldloze weg van Jezus.

En die navolging is niet contextueel, niet partieel, maar -in zekere zin-  wel absoluut én dus gericht op de geweldloze transformatie die het bouwen aan het Koninkrijk Gods hier en nu van ons vraagt! En nogmaals: alle kerken zijn geroepen hiervan teken én instrument te zijn!

Zoals de titel van een gezamenlijke bijdrage van Quakers en Doopsgezinden destijds aan  het Conciliair Proces van Gerechtigheid, Vrede en Heelheid van de Schepping het zegt ‘Gods vrede wint de strijd’ -uiteindelijk![14] Met de ‘God des Vredes als bondgenoot’. (Afscheidscollege van mijn Doperse Vriend Henk Kossen – 1989) (V).

Kees Nieuwerth, December 2020. 

Ir. Kees Nieuwerth is lid van het Religieus Genootschap der Vrienden (Quakers) en vice-voorzitter van de Raad van Kerken in Nederland                                    

[1] George Fox, 1660, Quaker Faith and Practice, 24.04, Quaker Geloven en Werken, 2020, 96.

[2] Nieuwerth, Kees, ‘Energy and  raw materials: resource or source of conflict”, paper presented  in a workshop at the International Ecumenical Peace Convocation, Kingston, 21 May 2011. Nieuwerth, Kees, ‘The emerging global context and just peace; an analysis’, paper presented at the meeting of  the WCC Reference Group on the IEPC at Geneva, February 2012.

[3] Nieuwerth, K.ees , ‘Ecojustice is Part of Just Peace: A Peace Church Perspective on the UN Sustainable Development Goals Agenda’, paper presented to the Global Mennonite Peace Conference, Elspeet (NL), 2019  (under publication- later in 2020).

[4] Chenoweth, Erica en Stephan, Maria .J., ‘Why Civil Resistance Works: The Strategic Logic of Nonviolent Conflict’ , New York, 2011.

[5] Raad van Kerken in Nederland,  ‘Rechtvaardige  Vrede: Werk voor de Kerk’, Amersfoort, 2012

[6] Quaker Geloven en Werken, blz. 107

[7] ’The Responsibility to Protect’ , Report of the International Commission on Intervention and State Sovereignty, December 2001

[8] Kees Nieuwerth,  ‘Just Peace: a Quaker Perspective’. lecture at Peace Theology Dept. Free University of Amsterdam,  2013.

[9]  ‘Vulnerable populations at risk: Statement on the Responsibility to Protect’ ,WCC, Porto Alegre, 2006 

[10] Kofi Anan ‘Interventions: a life in war and peace’, New York 2012, p. xi

[11] Neufeldt-Fast, Arnold, ‘Christianity and War: the Pacifist View’ In: ‘ The Responsibility to Protect: ethical and theological Reflections’, WCC, Geneva, 2005, pp. 31-36

[12] Nieuwerth, Kees, ‘Het Quaker Vredesgetuigenis: een levende traditie’,  In: Gidsen en Getuigen: op de Pelgrimage naar Vrede’, Kerk en Vrede, Gorinchem, 1999. 

[13] Becker, Ralf , Maass, Stefan en Schneider-Harpprecht, Christoph,  ‘Sicherheit Neu Denken: von der Militärischen zur Zivilen Sicherheitspolitik – ein Szenario bis zum Jahr 2040‘, Karlsruhe, 2019.

[14] ‘Gods vrede wint de strijd: over vredesgetuigenis en vredesbeleid’, Amsterdam 1988.