Geborgen in de kunst van God (Syrische traditie)

Myrthe LubbersIn het kader van haar stage bij de Katholieke Vereniging voor Oecumene maakt Myrthe Lubbers, student Wereldreligies aan de KU Leuven, interviews met de sprekers op de Webinars over menselijke waardigheid in de Oosters-christelijke theologie. Hieronder vindt u het interview met dr. Kees den Biesen. Zijn lezing ging over de mens in het Syrisch christendom: de mens als dichter, denker en mysticus. Het Webinar van Kees den Biesen kunt u terugzien op het Youtube kanaal van de Katholieke Vereniging voor Oecumene. De link vindt u onder dit interview.

 

 

 

 

Dr. Kees den Biesen (1959) is literatuurwetenschapper, filosoof en theoloog. Gespecialiseerd in vroegchristelijke literatuur, fenomenologische architectuurtheorie en symbolische theologie, is hij vooral geboeid door de wisselwerking tussen kunst, intellect en levensbeschouwing. Hij heeft veel gepubliceerd over de literaire, intellectuele en religieuze dimensies van poëzie bij de vierde-eeuwse dichter-theoloog Efrem de Syriër en bestudeert vanuit dit opzicht ook de werken van Dante Alighieri. Hij heeft veel ervaring met het ontsluiten van poëtische en literaire teksten voor hedendaagse lezers en leidde in Nederland verschillende Dante-leesgroepen. Hij leeft tegenwoordig in Umbrië en bereidt samen met uitgeverij Vuurbaak een tweetalige uitgave van Dante's volledige werken voor.

Zie www.independent.academia.edu/KeesDenBiesen voor zijn publicaties.

 

 

Tijdens het webinar vertelde u over de symbolische structuur van de wereld. Heeft u daar misschien een voorbeeld van?

Stel je eens voor dat je op een heuvel staat of op het strand. Je bent er alleen en ervaart om je heen de oneindige uitgestrektheid van de ruimte. Een heel eind verderop zie je iemand anders en besluit daarheen te lopen. Tijdens het lopen realiseer je je: de andere persoon komt op mij af. Op grotere afstand is er nog geen contact, maar stap voor stap kom je in elkaars nabijheid. Er ontstaat dan een kleine ruimte tussen jou en de ander, een ruimte op mensen-maat binnen de oneindige ruimte van de natuur. Midden in de natuur ontstaat een relatie die niet in zichzelf zit opgesloten, maar open is naar die natuur toe. Hetzelfde gebeurt als je op het strand of in een polder twee wanden plaatst die een relatie met elkaar aangaan en tussen elkaar een kleine, afgegrensde ruimte oproepen. Als je die ruimte betreedt, dan zeg je: nu ben ik binnen. En op het moment dat er een ‘binnen’ is, is er ook een ‘buiten’. Dankzij die kleine binnenruimte wordt de natuur een ‘buiten’, dat een relatie aangaat met dat ‘binnen’. We kunnen nooit direct een relatie aangaan met de grenzeloze natuur, maar wél vanuit het begrensde ‘binnen’: die kleine ruimte roept een tastbaar beeld op van de grote ruimte en is er in feite een symbool van. Het oneindige ‘buiten’ kun je nooit direct grijpen, vatten of begrijpen: het is een menselijke paradox dat alleen relaties tussen begrensde elementen ons over alle grenzen heen in contact met het onbegrensde brengen. In het ‘binnen’ en vanuit het ‘binnen’ gaan wij een relatie aan met het ‘buiten’.

Net als de ruimte is ook de tijd een realiteit waar we niet direct grip op krijgen. Beide ervaren wij als oneindig, maar tegelijk kunnen we in de ruimte en de tijd wél plekken en momenten uitkiezen die we op elkaar kunnen betrekken. Dankzij ons geheugen brengen wij momenten binnen het continue tijdsverloop in verband met elkaar en vormen ons daardoor een beeld van de tijd. Dankzij de relatie tussen de momenten vormen we ons een concreet beeld van de tijdsduur en zo gaan we een relatie aan met de oneindige tijd zelf. Dat is wat ik noem: de symbolische structuur van de schepping. Een begrensd beeld van een onbegrensde realiteit, dat is wat ik een ‘symbool’ noem. Dit alles zijn ervaringen die over onze menselijke grenzen heen reiken en ons in contact brengen met het onbegrensde. In ruimte en tijd ontmoet ik iets wat ruimte en tijd te boven gaat: het is in ruimte en tijd als iets dat beide tegelijkertijd overstijgt. Wij zijn dus ‘grensgangers’, mysterieuze wezens die leven op de grens waar tijd en eeuwigheid elkaar ontmoeten, waar zichtbaar en onzichtbaar elkaar aanraken, waar materie en mysterie samengaan. Denk aan een foto van een lachend of huilend kind. Zo’n foto kan nooit de menselijke diepte van vreugde of droefheid peilen, maar kan er wel een venster naartoe openen en heeft dan een symbolische functie: de foto is een venster op iets oneindigs.

Deze fantastische menselijke ervaring is fundamenteel voor de Klassieke Oudheid en kenmerkend voor culturen over de hele wereld. In de westerse samenleving zijn wij deze ervaring gaandeweg kwijtgeraakt, ik geloof vanaf het einde van de dertiende eeuw. De verbanden tussen eindig en oneindig, tussen materie en geest, tussen mens en God werden langzamerhand losgetornd. Wat voor Giotto, Dante en Thomas van Aquino nog één samenhangend verband was, zie je in het Italiaans humanisme verbrokkelen en in de Renaissance helemaal verdwijnen. We komen dan langzaamaan in het rationalisme terecht van de zogenaamde Verlichting - wat mij betreft in dit opzicht eerder een grote verduistering… De hele wereld wordt dan 1 en 1 is 2 en méér is er niet. De mechanistische kosmos van Newton en de meedogenloze machtsstrijd van Darwin.

Maar een mens is niet 1 en 1 is 2, wij zijn méér dan alleen een optelsom, wij zijn 1 en 1 is 3. De mens is groter dan de som van zijn delen. Die meerwaarde, die oneindige dimensie, maakt dat wij concrete, tastbare ‘symbolen’ zijn - “geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God,” als je het in Bijbelse taal wilt zeggen. De kern van de zaak is het besef dat je in het eindige het oneindige ontmoet. In heel de Schepping ontmoet je de Schepper, maar vooral in jezelf. Deze gedachte heeft iets universeels en is terug te vinden in de klassieke wereld, in talloze culturen en in uiteenlopende religieuze en spirituele tradities. Hoe deze gedachte verder uitgewerkt wordt, artistiek of filosofisch of theologisch, is een ander verhaal. Ik denk dat het christendom daarbij een unieke plaats inneemt.

Waarom is het christendom daar precies uniek in?

In het christendom is God relationeel: Oorsprong en Afbeelding in Relatie, d.w.z. Vader en Zoon in Geest. Kijk eens naar het wereldbeeld van bijvoorbeeld het taoïsme. Daar vind je een manier van denken die helemaal gebaseerd is op polariteiten, net als de joods-christelijke manier van denken: yin en yang, lichaam en geest, licht en donker, goed en kwaad, etc. Je volgt hier een filosofisch-spirituele opstijgende lijn naar het transcendente, het goddelijke toe. Maar als puntje bij paaltje komt, wanneer het erop aankomt de grote en toch zo kleine stap over alle grenzen heen te zetten, dan valt opeens alle relationaliteit weg. Die opstijgende lijn via polariteiten leidt naar een vorm van eenheid die zelf elk onderscheid uitsluit. Het is een monolithische eenheid die alle eigenheid en andersheid opslokt.

Dit zie je tot op zekere hoogte ook in het monotheïsme van de Islam, in het benadrukken dat God één is. Die God lijkt een eenzame Monoliet, net als de joodse God, terwijl de christelijke God een Drie-Eenheid is, een ‘wij’, dus een relationeel gegeven. En dit komt ook terug in het scheppingsverhaal. God schiep de wereld en liet er overal zijn sporen in na. Een kosmos, een ordelijk geheel, wordt zó geschapen dat hij altijd en overal de Bron van alles weerspiegelt. Ook het christendom gelooft in een overstijgende Eenheid, maar zonder dat er ook maar iets wordt opgeofferd aan die Eenheid. Overal elders lijkt het erop, dat de transcendente eenheid te zwak is om ruimte te kunnen bieden voor diversiteit. De christelijke God, de Bron van alles, is zelf Diversiteit en nergens komt de eigenheid, begrensdheid, uniciteit van al het geschapene zó tot haar recht als in die Eenheid in Diversiteit zelf.

Wat is de rol van kunst in de symbolische structurering? Kunst houdt zich natuurlijk ook veel bezig met symbolen en met structuur.

Ik ben ervan overtuigd dat je geen christelijk filosoof of theoloog kunt zijn als je niet op een of andere manier een kunstenaar bent. Efrem de Syriër spreekt over een helder oog dat relaties ziet, diepte, waarde, schoonheid. Voor hem is dat tegelijkertijd het fysieke oog waarmee wij kijken en het innerlijk oog van onze geest, dat voor hem hetzelfde is als het oog van het hart. We hebben wel hersenen en die moeten we ook goed gebruiken, maar de eigenlijke menselijke intelligentie zit in het ziende hart. Het is de hele mens die met dat hart iets waarneemt en daar uiting aan geeft in de vorm van een beeld, een performance of een dichtwerk. Juist hiervoor zijn mensen artistiek aangelegd. Dat kan zich ruimtelijk uiten, met een dans of een spel, maar ook in de vorm van een schilderij of muziekstuk. Helder nadenken is ook een kunst, de denkkunst, zoals ook helder spreken een kunst is.

Je kunt wel proberen iets met je verstand te beredeneren, maar dan loop je het gevaar het juist kapot te analyseren, ook in de theologie. God weg redeneren uit het leven lukt nooit, net zomin als God beredeneren in het leven. Ik draai een knop om en het licht gaat uit of aan, maar met de zon kunnen we dat niet doen. Uiteindelijk is God geen idee, maar een werkelijkheid die je ervaart, beleeft, doordenkt, viert. Liturgie wordt gevierd en vieren is feest vieren en feest vieren is muziek maken, mooi zingen en dansen. Dat hoort daar allemaal bij. In de rituele viering komen we zovele kunsten tegen: architectuur en choreografie, design van voorwerpen en kleding, poëzie en retorica. Bijbelse teksten lezen en uitleggen is een kunst. Wat wil je met het Johannes-evangelie doen als je geen idee hebt van poëzie? Of de eerste twee hoofdstukken van Lucas? Die zouden een Nobelprijs voor literatuur moeten krijgen bij wijze van spreken, dat is wereldliteratuur van de hoogste plank! We kunnen die teksten en hun boodschap wel rationaliseren en moraliseren, maar daar bereiken we weinig of niets mee. Er zit een enorme artistieke drive achter deze teksten, die gevoed wordt door een diep doorleefde en doordachte ervaring. Christenen zouden deze ervaring met dezelfde artistieke drive moeten vieren, in bijzondere ruimtes en op bijzondere momenten en met bijzondere gebaren en voorwerpen en gezangen. Dat is geleefde symboliek.

Héél Efrems dichtkunst komt voort uit deze liturgische ervaring. Hij is een woordkunstenaar, die niet alleen in zijn poëzie maar ook in zijn filosofisch-theologische werken helemaal vanuit deze liturgische ervaring denkt en spreekt en schrijft. Voor hem is authentieke christelijke theologie een liturgische theologie en daarmee een artistieke onderneming die geroepen is ware kunstwerken te scheppen die de kunst van de grote Schepper vieren en verheerlijken.

U had het onder meer over de rol van taal. U stelde dat bepaalde woorden de oorspronkelijke betekenis verloren hebben. Heeft u daar ook voorbeelden van?

Daar hadden we het in de discussie over in het kader van mensenrechten. Problematisch is bijvoorbeeld de manier waarop de post-moderne samenleving omgaat met het begrip van de vrijheid van meningsuiting als fundamenteel burgerrecht. Als er geen gedeelde normen of waarden bestaan waaraan je de authenticiteit van begrippen kunt ijken en herijken, dan berust de manier waarop wij bijvoorbeeld met dat begrip van vrijheid omgaan op volslagen willekeur. Je claimt dan dat jouw menselijke keuzes en voorkeuren een absolute waarheid hebben, net zo goed als die van elk ander, wat natuurlijk nooit functioneert. We gaan dan meteen van het ene uiterste over naar het andere, schakelen het gezond verstand uit en pakken alles zuiver formalistisch aan. Ofwel de slavernij van absolute vrijheid ofwel de terreur van het systeem. Werk je daarentegen met een overstijgend referentiekader, dan komt het gezond verstand weer aan de orde en ook de metafysische principes waaraan de toepassing van de regels haar authenticiteit moet afmeten. Net als vrijheid is ook het begrip democratie een abstractie geworden, een begrip zonder context, diepgang, flexibele toepassing, een slogan waarmee allerlei vormen van kretologie te pas en te onpas om zich heen slaan.

Iets dergelijks zie je ook in religieus taalgebruik. Je kunt de aanwijzingen en teksten in een liturgisch boek netjes uitvoeren en alles precies zo doen zoals geschreven staat, maar dan heb je nog steeds geen liturgie gevierd. Denk maar aan piano spelen. Je kunt wel alle noten spelen en die noten hoor je dan ook, maar de muziek is er daarmee nog niet. Die moet onder jouw spelende vingers tot leven komen. Muziek is een kunst en al het oefenen dient ertoe, dat bij tijd en wijle als een gave Gods, als een genade, de muziek hier en nu geboren wordt. Zo zou je ook de liturgie moeten vieren. Er is levendigheid en alertheid bij nodig, anders is er letterlijk geen kunst aan. Dit is wat het leven met God van je vraagt: wie ben jij, heb jij het lef om je op mij in te laten, durf jij met mij in contact komen, in dialoog te gaan, laat jij je uit je tent lokken? Een veilig rationeel verhaal, precies volgens het boekje, is helemaal safe. Je kunt mooi die nootjes spelen en dat klinkt best aardig, maar tegelijkertijd houd je wel de controle. Daarentegen berust het symbolisch denken en vieren op de overtuiging dat ik pas helemaal mens naar Gods beeld en gelijkenis word op het moment dat ik mij openstel voor een Mysterie dat aan mijn grenzen voorbijgaat.

Binnen de Syrische traditie spelen drie interactieve elementen (lichaam, psyche en geest) een belangrijke rol. Hoe moet ik hier precies tegenaan kijken? Staan die elementen vast, zijn ze flexibel of moet je het zien als elementen van een groeiproces?

Centraal staat de gedachte dat je je lichaam in balans brengt en daardoor ook je psychisch leven in evenwicht brengt. Hierdoor kun je emotioneel groeien en werkelijk stilstaan bij wat nu precies je innerlijke drijfveren zijn. Het lichaam komt tot rust, het hart komt tot rust en er groeit dan een soort innerlijke helderheid. Die helderheid is zowel fysiek als psychisch, maar tevens geestelijk. Er gaat namelijk een hoger licht in jou schijnen en je ontmoet iets dat jou overstijgt. Dat is wat met ‘geest’ aangegeven wordt.

Denk terug aan die binnenruimte die ontstaat tussen wanden die in elkaars nabijheid staan. Zo zit de menselijke geest vast aan een psyche en een lijf, maar staat tevens open naar een hogere, goddelijke Geest die binnenkomt. Wanneer God jou geestelijk aanraakt leidt dat vaak tot een enorme fysieke en psychische ontlading. De drie elementen van lichaam, psyche en geest zijn nooit drie losse etages, maar hangen altijd samen en werken ook samen om ruimte te bieden aan God die binnentreedt. Daar gaat het om. Dit is wat de Syrische traditie over de Incarnatie zegt, namelijk dat God mens is geworden opdat de mens God kan worden in de zin van ‘deelhebben aan Gods eigen leven’. Die vergoddelijking is steeds een vorm van participatie, niet van versmelting of identificatie: in alle eeuwigheid delen wij in Gods eigen leven, omdat wij in liefde met God verbonden zijn. Wij delen in Gods eigen relationele leven (het thema waarmee wij ons gesprek daarnet begonnen) en dit houdt dus ook een vergoddelijking in van het lichaam.

Dus het is een potentie die in je zit, maar ook iets dat gebalanceerd kan worden waardoor je erin kunt groeien en er groter in kunt worden?

Ja, dat idee van groei is fundamenteel. Dat geldt niet alleen voor het Syrische christendom, maar voor het vroege christendom in het geheel. God wordt gezien als een soort pedagoog. Iemand die wat ouder is, die jou meeneemt bij de hand en je op een verstandige, systematische, liefdevolle en geduldige manier helpt groeien. Een groeiproces loopt natuurlijk altijd gevaar geïnstitutionaliseerd te worden, alsof we een spiritueel kookboek moeten hanteren: doe dit en dat en je zult er komen. Dan haal je er de uitdaging weer uit, de relatie die je vanuit het kleine ‘binnen’ aangaat met het grote ‘buiten’, die openheid voor jouw eigen mysterie in relatie tot Gods Mysterie. Dan ga je van een artistieke performance terug naar het spelen van de nootjes die op het papier staan.

Dit is misschien wel het grootste probleem van alle kerkelijke instellingen, van sommige meer dan van andere. Wanneer kerken gefixeerd raken op de eigen institutionalisering, wordt het symbolisch denken ingekaderd en de christelijk leer en praktijk netjes in een doosje gestopt. Zoals Jezus tegen de Farizeeërs zei: ze maken bundels van ondraaglijke lasten die de mensen moeten torsen, terwijl het geloof eigenlijk iets moet zijn wat je vrij en vreugdevol maakt, iets dat je helpt groeien als mens en beeld van God. Wanneer angstige mensen het evenwicht kwijt zijn, zie je dat ze een strak systeem nodig hebben om zich overeind te houden. Ze lopen daarbij het risico dat zij in die veilige cocon blijven steken en er een gesloten systeem van maken, een veilig ‘binnen’ zonder relatie met het ‘buiten’. Wat dit betreft ervaar ik de oude Syrische traditie als opvallend evenwichtig. Bij Efrem lééft het geloof, het borrelt, gaat alle kanten uit en brengt je op een natuurlijke manier dicht bij God.

Op welke manier zou je de groei kunnen stimuleren?

Het beleven en vormgeven van het geloof moet meer van binnenuit en met elkaar, vanuit de uitdagingen en niet volgens het boekje. Je begint niet met een groot abstract plan voor een stad, dat je stap voor stap uitvoert - alsof de ‘Stad van God’ een bouwpakket is. Uiteraard is er een idee, een beeld, zelfs een complex beeld - maar het is altijd een open beeld en het werk aan de Stad van God begint met één muur hier en één muur daar, die in elkaars nabijheid worden geplaatst, niet méér. Ik denk dat grote groei alleen van kleine contexten kan uitgaan. Zo dichtte Efrem kerkliederen specifiek voor een vrouwenkoor, om naast mannen ook een stem te geven aan de vrouwen en hen samen te laten zingen in de liturgie van zijn gemeenschap. Hij deed iets concreets, tastbaar maar klein, in de hoop dat het voorbeeld zou worden gevolgd.

In 2011 luisterde ik eens naar een interview met Leymah Gbowee, een vrouw uit Liberia die dat jaar de Nobelprijs voor de vrede had ontvangen. Zij was een beweging begonnen om een eind te maken aan de burgeroorlog en de beruchte massamoorden van Charles Taylor. Zij haalde vrouwen bij elkaar om tegen de vechtende mannen in te gaan, maar bleek eerst met die vrouwen zelf te moeten werken. Deze dreven haar vaak bijna tot wanhoop, maar zij bleef volhouden. Op vele plaatsen waren vrouwen zoals zij aan het werk, in eigen kring en vanuit een klein ‘binnen’, om verandering aan te brengen in het grote, maar vaak zo ongrijpbare ‘buiten’. Tot haar eigen grote verbazing gebeurde er iets merkwaardigs. Alles voelde aan als een vijver met talloze, ogenschijnlijke chaotische golfjes, maar gaandeweg kwamen de kleine bewegingen met elkaar in contact en ging zij synchroniseren. Die kleine groepen waren afzonderlijk niet opgewassen tegen de grote uitdaging, maar riepen door hun synchronisatie een ware tsunami in het leven. Er kwam grote energie los en uiteindelijk kon Leymah in zeer korte tijd een einde maken aan de burgeroorlog.

Ik heb altijd geloofd in oases, in het scheppen van kleine gezonde ‘binnens’ die samen tot grote groei kunnen stimuleren. Instituties kunnen zichzelf bijna nooit hervormen, of hoogstens ten dele. Uiteindelijk is elk van ons persoonlijk geschapen naar het beeld van God en kan de grote geestelijke energie die in dat beeld gelegen is alleen vanuit elk van ons zich manifesteren, tot de opbouw van de grote gemeenschap der heiligen.

De mens heeft het besef dat er ook niet-zichtbare dingen zijn en dat het zichtbare doordrongen is van het transcendente. Is het alleen de mens die dit Godsbesef heeft? Hoe staat de mens wat dit betreft in relatie tot de natuur?

Over het algemeen wordt gezegd: dat wat leven heeft, heeft een ziel. In de westerse christelijke filosofie wordt wel eens gesproken over een plantenziel en een dierenziel. De menselijke ziel is iets aparts, want hij is specifiek een geest die o.a. een lichaam bezielt met leven. In onze geest worden wij ons bewust dat er een oneindigheid bij ons is die een relatie met ons aangaat, die we kunnen aanspreken en die met ons communiceert.

Ik denk dat God iets dergelijks ook met mijn hond doet, op Zijn eigen manier, als Schepper. Als ik een mooie boom zie, dan denk ik: ik geniet van die boom, maar ik denk dat God als Schepper en als Kunstenaar oneindig veel méér van die boom geniet dan ik ervan geniet. Ik ben maar een kleine mens. Een ander voorbeeld is die van een prachtige zonsondergang. Dan denk ik: hier is een Kunstenaar aan het werk en die Kunstenaar heeft er plezier in! Dat is Iemand die werkelijk contact heeft met de realiteit en als ik dan van die zonsondergang geniet (graag met een glas rode wijn…), dan kan ik niet anders dan een relatie aangaan met de Schepper daarvan. Mijn vreugde aan die schoonheid wordt dan een symbolische ervaring, die mij doet delen in de vreugde die de Schepper beleeft aan die schoonheid.

Vervolgens vraag ik mij af: zou de relatie die God heeft met een boom of een dier niet weerspiegeld worden in die boom en in dat dier? Planten en dieren nemen de werkelijkheid heel anders waar dan ik en ook zij ervaren iets van hun Schepper. De kwantumfysica toont dat zowel de Newtoniaanse wetenschap als het huidige Neodarwinisme (die op vele terreinen helaas nog steeds de toon aangeven) volkomen achterhaald zijn en dat alle materie en leven uit bewustzijn voortkomt en zelf bewust is. Wat dat betreft zegt Efrem heel mooi dat God, toen Hij de wereld schiep, op al Zijn schepselen (dus niet alleen de mens) ‘Zijn symbolen’ tekende: zij zijn dus allen naar Gods beeld en gelijkenis geschapen. Je kunt je dus afvragen: neemt alleen de mens dat waar of hebben álle schepselen hun eigen manieren om zich daarvan bewust te zijn? Ik verwacht dat we dat in het eeuwig Paradijs zullen ontdekken en wie weet, wat voor grote verrassingen ons daar te wachten staan!