Overeen 2003 7

protestant zijn, volstrekt onbegrijpelijk zijn. Met meer mensen zonder religie en met groeiende andere religies in ons land, worden de onderlinge verschillen tussen christenen relatief kleiner. Het grote pu- bliek vraagt hooguit naar de mening van ‘de kerken’. In de publiciteit straalt positie- ve berichtgeving over een bepaald kerkge- nootschap af op alle andere, net zo goed als negatieve publiciteit over één kerkge- nootschap schadelijk is voor alle. Want slechts een minderheid van het Neder- landse volk zal de nuances nog zien. Daarom juich ik het voorstel van dr. Nis- sen om de herdenking van 150 jaar herstel van de rooms-katholieke hiërarchie in een breder perspectief te zien van harte toe. Het wordt hoog tijd dat christenen hun achterhoedegevechten laten voor wat die zijn, en beseffen dat onze onderlinge verschillen in een multireligieuze en multi- culturele samenleving beduidend minder relevant zijn. We moeten de ramen en deuren naar de samenleving wijd openzet- ten. Er ligt een geweldige uitdaging om gezamenlijk duidelijk te maken wat de christelijke traditie kan bijdragen aan de vragen en dilemma’s van onze tijd. Bij vele mensen is een hernieuwde interesse in de bronnen van de christelijke inspiratie ontstaan. Kerken kunnen elementen uit de christelijke traditie gezamenlijk en zonder gêne naar voren brengen. Wachten tot 2053 om dit te doen, kon wel eens te laat zijn. Laten we de ramen en deuren wijd openzetten Overeen, nr. 7, mei 2003 4 rooms-katholieke hiërarchie het motto ‘Katholiek met hart en ziel’ meekreeg, en niet ‘Christen met hart en ziel’. De groeien- de invloed van de media in onze samenle- ving en de behoefte van de kerken om in de media duidelijk zichtbaar te zijn, spelen bij deze toenemende profilering ongetwij- feld een rol. De vraag is nu hoe deze tendens zich verhoudt tot de oecumenische samenwer- king. Het antwoord valt, wat mij betreft, nog niet definitief te geven. Soms lijkt een nadrukkelijke eigen profilering afbreuk te doen aan de gezamenlijkheid in de Raad van Kerken en dreigen kerken elkaars concurrenten te worden, maar in andere gevallen kan een kerk zich nadrukkelijk met een eigen identiteit en toch als voluit oecumenisch profileren. Als kerken ten aanzien van een bepaald probleem los van elkaar met verklaringen komen, is oecu- mene ver te zoeken. Maar als de Raad van Kerken met een gemeenschappelijke verklaring komt, waarop vervolgens enkele lidkerken expliciet aansluiten met een verklaring of oproep voor de eigen ge- loofsgemeenschap, waarin wordt aange- knoopt bij de eigen specifieke identiteit, kan de oecumene juist versterkt worden. Ook is het denkbaar dat de Raad van Kerken met een gemeenschappelijke notitie komt, waarin de verscheidenheid van de visies binnen de afzonderlijke kerken positief wordt benut. Wat opvalt is dat we nog weinig bewuste ervaring hebben met oecumene als eenheid in verscheidenheid, met oecumene ‘met behoud van eigen identiteit’. Dit alles neemt niet weg dat kerken moe- ten beseffen dat voor het brede publiek het verschil tussen katholiek en prote- stant, laat staan de verschillen tussen de verschillende vormen van katholiek of Door: drs. Ineke Bakker, algemeen secretaris Raad van Kerken in Nederland Laat mij beginnen met een hartelijke gelukwens aan de rooms-katholieke gelovigen in ons land die op 7 juni het herstel van de hiërarchie herdenken, en aan de Katholieke Vereniging voor Oecu- mene die deze gelegenheid aangrijpt om het oecumenisch veld opnieuw onder de aandacht te brengen. De door dr. Nissen aangedragen analyse biedt daarvoor een spannend uitgangspunt. Dr. Nissen heeft gelijk als hij constateert dat kerkelijke instituties voor de gemiddel- de Nederlander minder belangrijk gewor- den zijn. Er is al enkele decennia sprake van een sterke ontkerkelijking in ons land. Steeds minder mensen zijn lid van een kerk. De kerken hebben een flink deel van hun invloed in de samenleving verloren. Veel mensen die wel lid zijn van een kerk hechten minder belang aan het instituut en stappen, bijvoorbeeld bij een verhuizing, gemakkelijk over naar een gemeente of parochie van een andere denominatie als zij zich daar beter thuis voelen. Tegelijkertijd is de oecumenische bewe- ging in de afgelopen vijftig jaar spectacu- lair gegroeid. Er zijn meer dan 300 lokale raden van kerken, tal van oecumenische organisaties en instituten, terwijl de kerken op landelijk niveau op veel terreinen vruchtbaar samenwerken in de Raad van Kerken in Nederland. Wie de huidige situatie vergelijkt met die van vijftig jaar geleden, toen de confessionele zuilen nog stevig overeind stonden, ziet hoezeer oecumene vanzelfsprekend is geworden. Dit geldt ook voor jongeren die, voor zover ze nog naar de kerk gaan, gemakkelijk van de ene denominatie naar de andere gaan of in jongerenwerk van verschillende of samenwerkende kerken participeren. Oecumene is voor hen vanzelfsprekend, al kennen ze de term soms niet. Bij alle vooruitgang op oecumenisch gebied valt echter recentelijk ook een tendens tot een sterkere profilering van de eigen denominatie op. Wellicht mede onder invloed van onze postmoderne cultuur, waarin verschillen positiever gewaardeerd worden dan voorheen, is het oecumenisch ideaal aan het verschuiven. Van een streven naar zichtbare eenheid - vaak geïnterpreteerd als institutionele en organisatorische eenheid - wordt oecume- ne meer en meer een streven naar eenheid in verscheidenheid. Met een toenemende nadruk op verscheidenheid. Juist wanneer denominaties elkaar beter leren kennen en intensiever gaan samenwerken, blijkt de behoefte aan behoud en versterking van de eigen identiteit te groeien. In het licht van deze tendens tot profilering van de eigen identiteit is het niet verrassend dat de herdenking van 150 jaar herstel van de Herdenking van 150 jaar herstel v Een rooms-katholiek feest ‘De herdenkingen in 1903 en 1953 van het herstel van de rooms-katholieke hiërarchie in Nederland (1853) waren afhankelijk van de mate waarin rooms-katholieken belang hechtten aan de kerkelijke institutie, met na- me aan de bisschoppelijke hiërarchie. Het waren vooral ook vieringen van het machtige bouwwerk van katholieke organisaties, ver- enigingen en verbanden dat in de vooraf- gaande decennia was opgebouwd. Maar de kerkelijke instituties zijn voor de gemiddelde Nederlander minder belangrijk, of zelfs onbe- langrijk geworden en het bouwwerk van con- fessionele organisaties is in de afgelopen de- cennia grotendeels ingestort.’ Aldus kerkhistoricus prof. dr. P. Nissen in het Friesch Dagblad van 15 februari. Wat kan in deze context de betekenis zijn van de her- denking van 150 jaar herstel van de rooms- katholieke hiërarchie? Nissen: ‘De herdenking van 1903 leek vooral de verschillen tussen de kerkgenootschappen te versterken, bij de

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=