Overeen 2005 13

kleinkinderen kon zien. Helda: “Ze hoopt ze nog in het echt te zien voordat ze sterft. Ze is in de zeventig, maar ze ziet er veel ouder uit.” Ze laat een foto zien uit Irak: een aantal grote zoons en kleinkin- deren staan rondom een oude, kleine vrouw met wit haar en verschrompeld gezicht. Slachtoffers Helda’s zus wilde na het einde van de oorlog tegen Iran vluchten met haar gezin. Haar man was net terug uit de oorlog: “Het was toen geweldig druk met aanvra- gen voor paspoorten. Veel mensen wilden weg, vooral christenen.” Het kon niet anders dan de aandacht trekken van de autoriteiten. Helda’s zus, haar man en twee kinderen werden vermoord. “Op 4 juli 1990. Mijn moeder en zijn moeder werden helemaal gek. Wij allemaal. Zo verdrietig waren we.” Ze pakt een bedui- meld groen mapje met foto’s: “Dit zijn ze. Die kinderen zijn niet ouder dan tien en negen geworden.” Het kleinste kind, een baby nog, werd gespaard. Hij is geadop- teerd door familie die in Engeland woont. “Hij is nu vijftien.” Niet lang daarna vlucht- te Helda zelf met haar gezin: “Mijn ouders wisten van niets.” Veel Assyrische families hebben een geschiedenis van vluchten. “In 1933 zijn er Assyriërs afgeslacht. Mijn familie vluchtte naar Iran, Syrië, Rusland. Mijn vader is in Rusland geboren. Onder Saddam Hussein moest je daar geen ruchtbaarheid aan geven. Dat kon zich tegen je keren. In 1979 zijn er Assyriërs gedeporteerd. Veel vrienden en bekenden van ons werden op een vrachtwagen gezet en zo naar Iran gereden.” Helda vertelt hoe bang ze in Nederland was voor de autoriteiten, zolang ze elke week een stempel moest halen op het politiebureau; de verplichte stempel voor mensen zonder definitieve verblijfstatus. Op een van die dagen werd ze uit de rij gedirigeerd. “Oh nee, we hebben toch niets fout gedaan, dacht ik.” Maar het bleek dat ze een A-status hadden gekre- Frank is in Nederland geboren. Helda vertelt hoe hij aan zijn Hollandse naam komt: “We kwamen rechtstreeks uit het asielzoekerscentrum aan op het station in Ommen, waar we werden opgewacht door twee mensen van Vluchtelingenwerk. In het huis dat we toegewezen hadden gekregen, ontmoetten we Frank.” Een boom van een vent blijkt uit haar gebaren. Hij gaf de familie een hartelijke welkom en was ook later zeer behulpzaam: “Hij heeft heel veel gedaan voor ons. Ik vergeet hem nooit.” Staatsterreur Helda is 39 jaar oud. Twaalf jaar geleden vluchtte het gezin uit Irak. Haar man was teruggekeerd uit dienst in het leger in de oorlog van Irak en Iran. Die oorlog duurde van 1980 tot 1988. “Hij had nog geen adem gehaald of hij werd al weer opge- roepen voor de volgende oorlog, de Eerste Golfoorlog die begon in 1991,” vertelt Helda. Hij weigerde, waarop de familie vluchtte. De straf voor dienstwei- gering was dood door ophanging, maar haar man had genoeg van de oorlog: “In de oorlog tegen Iran mochten de christe- nen voorop lopen in de linies,” vertelt ze. “Zijn ene broer was gewond geraakt, een andere broer was gedood.” Ze verlieten een land waar de geheime dienst alomtegenwoordig was. Helda werkte er in een kapperszaak. “Wilde je daar een kapperszaak openen, dan had je bijvoorbeeld toestemming nodig van de geheime dienst.” Maar voor wat hoort wat: “Als klanten zich negatief uitlieten over de regering, dan moest dat worden doorverteld.” Ze vertelt het verhaal van een familie, waarvan een zoon was ge- vlucht. “Elke dag stond de geheime dienst aan de deur om ze onder druk te zetten te vertellen waar hij was.” Toch vluchtte ook Helda met haar gezin. Haar zus was al in de jaren zeventig vertrokken naar Ameri- ka. Helda reisde naar Nederland. Haar vader heeft ze niet meer gezien. Hij over- leed in 1997. Van hun moeder krijgen ze de laatste tijd foto’s via e-mail. Kort geleden werd ook de webcam aangesloten, zodat oma de “We hopen dat een nieuwe regering de christenen niet zal vergeten” gen als vluchtelingen. Toen mochten ze gaan werken. Een van de vele sollicitatie- brieven die haar man verstuurde was raak: hij werd spoorlegger bij Volker Stevin in augustus 1995. Al zijn diploma’s als sportleraar lagen bij het Ministerie van Onderwijs in Bagdad. “Die hoefden we natuurlijk niet op te vragen.” De Surpise Show Het verdriet om de familie zo ver weg en de heimwee zitten hoog. Ze kreeg ge- zondheidsproblemen. “Als ik naar de Surprise show keek van Henny Huisman, dacht ik altijd aan mijn vader in Irak en zijn broer in Syrië. Ik hoopte zo dat ze elkaar nog eenmaal zouden ontmoeten.” De twee mannen hadden elkaar voor het laatst gezien toen Helda vier was. Het is er nooit van gekomen. Helda zelf zag wel via diezelfde Henny Huisman in 1996 haar zus uit Amerika voor het eerst weer. Met goede moed zegt ze: “Dus het is wel gebeurd. Op een andere manier, met twee andere personen uit de familie, maar mijn gebed is verhoord.” Familie in Irak Een jaar geleden kochten ze hun huis, de kinderen groeien op en gaan naar school en haar man heeft promotie gekregen op zijn werk na tien jaar trouwe dienst. Daar- voor dankt ze God. Zelf heeft ze het Nederlandse diploma voor kapster ge- haald. Ze willen vooruit. Niet voor zichzelf, maar om geld te kunnen blijven sturen naar familie in Irak. Zorgen zijn er genoeg. Een broer is met zijn kinderen gevlucht naar hun oom in Syrië, waar ze een kamer hebben gekre- gen en wat meubels. “Mijn nichtje wordt naar school gebracht met de auto, maar dat is eigenlijk al te gevaarlijk. Mijn neefje gaat niet meer naar school, omdat er geen geld is.” Helda’s broer in Bagdad is twee Overeen, nr. 13, april 2005 4 Een rijtjeswoning in Oldenzaal. De familie woont er nog maar een jaar. Helda vertelt dat 100 meter achter het huis de kerk ligt. Als we de andere kant op kijken wijst ze aan de voorkant van het huis achter een paar rijtjes huizen de school aan waar de twee jongste kinderen naar school gaan. De oudste dochter volgt een juridische opleiding aan het ROC. De andere dochter gaat naar de basisschool met haar jongere broertje Frank.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=