De opstanden tegen de dictaturen die in de Arabische wereld sinds ruim een jaar zijn uitgebroken, wat betekenen die voor de christenen in de desbetreffende landen? Is de ‘Arabische Lente’ wel een lente? Deze vraag bracht op vrijdag 30 maart jl. zo’n 35 mensen bijeen op een studiemiddag aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
De middag was georganiseerd door de leerstoel ‘kerk in de context van de islam’ aan de VU, de Evangelische Alliantie, de Evangelische Zendingsalliantie en de Nederlandse Zendingsraad.Vier sprekers traden aan. Ze waren uit het Midden-Oosten afkomstig, hadden er gewoond of er veel rondgereisd. Ervaringsdeskundigen dus ook, naast hun wetenschapper zijn.
Kennis van zaken graag
Een oude rot in deze complexe materie, de islamdeskundige en anglicaans priester Colin Chapman, was over uit Engeland. Hij wees op het grote belang voor westerse christenen die in het Midden-Oosten werkten, dat ze de politieke geschiedenis ervan kenden. Ook onderstreepte hij de importantie van een gedegen kennis van het christendom daar, vooral oosters christendom. De Kopten in Egypte, de Maronieten in Libanon en noem maar op – vaak Arabier en christen, en allemaal trots op hun traditie. Er is daar nog een hele wereld te ontdekken, wilde hij maar zeggen. Op een milde manier had hij stevige kritiek op de westerse politiek inzake het Midden-Oosten. Zijn verhaal was opgebouwd rond wat hij noemde “het stellen van de goede vragen”. Hij behandelde de kwesties die alle christenen in het Midden-Oosten aangaan, van Turkije tot Sudan, van Algerije tot Iran, bij voorbeeld: ‘wie zijn wij?’, maar hij ging ook in op de hete hangijzers voor christenen in de afzonderlijke landen, zoals bij voorbeeld in Syrië: het christenvriendelijke regime steunen of de opstandelingen?
Vrees
Een dergelijk angstwekkend dilemma kwam ook ter sprake in de lezing van Heleen Murre-van den Berg die de gevoelens van onzekerheid onder christenen behandelde nu het politieke landschap zozeer aan verandering onderhevig is. Murre-van den Berg, die in Leiden hoogleraar geschiedenis van wereldchristendom is, in het bijzonder van het Midden-Oosten, gaf aan dat de Arabische opstanden niet over de christenen gaan, maar over economisch-sociale rechtvaardigheid en over de roep die uitgaat van de islam. Dat laatste raakt de christenen wel, maar hoeft niet per se anti-christelijk te zijn. Ze ging ook in op de situatie in Syrië: daar zijn de christenen in meerderheid voor een regiem onder Assad als de best mogelijke situatie voor hen. Een minderheid echter onder de christenen heeft duidelijk een andere mening. Ze vormen dus niet één christelijke blok. Christenen vormen so wie so geen grote factor en vormen ook amper een deel van de strijd. Christenen kunnen niets anders doen dan samenwerken. En bij een wisseling van de wacht in Syrië zullen ze onvermijdelijk onder de dan ontstane nieuwe situatie lijden. Angst leeft dan ook onder veel christenen in het Midden-Oosten, variërend van de onzekerheid of ze wel écht in die midden-oosterse samenlevingen passen tot de regelrechte vrees voor genocide. Vergeet niet: veel christenen in Syrië en Libanon zijn nakomelingen van overlevers van de genocide in 1915 onder Armeniërs en Arameeërs, aldus Murre-van den Berg.
Macht doorbreken
Rima Nasrallah is zelf afkomstig uit het Midden-Oosten: uit Libanon. Ze is christen: protestant, maar erg goed op de hoogste van de verschillende oosterse kerken in haar land, waarvan ze enkele van zeer dichtbij kent. De oosterse liturgische tradities zijn onderwerp van haar promotie-onderzoek. Deze middag stond bij haar de rol van vrouwen in de Arabische revoluties centraal, in het bijzonder die van christelijke vrouwen. Ze keek naar de reële context. Twee zaken sprongen eruit in haar levendige voordracht. Allereerst benadrukte ze: de Arabische opstanden vormen geen ‘unified movement’. De diversiteit van de landen, de onderlinge verschillen in de aard van de opstanden daar en de uiteenlopende posities die vrouwen innemen – dat alles is enorm. En ten tweede: de invloed van de patriarchale en hiërarchische die het Midden-Oosten is, reikt ver. Het gaat hier om een verticaal ingerichte samenleving. Christenen staan er laag op veel hiërarchische ladders, en christelijke vrouwen nog lager. Macht heeft in het Midden-Oosten altijd te maken met de drieslag fysieke kracht, aantallen en geld. Macht wordt gerechtvaardigd als komend van God en meestal gelocaliseerd in één persoon. Niet alleen mannen hebben macht, ook vrouwen: kijk naar de uitgebuite positie die buitenlandse vrouwelijke ‘domestic workers’ soms onder hun midden-oosterse werkgeefsters hebben. Nasrallah eindigde, heel verrassend, met één vrouw: Maria. Ze refereerde aan een bijeenkomst op de voorafgaande zondag 25 maart, Maria Boodschap, in Jamhour (Libanon) waar katholieke, orthodoxe, protestantse, sji`ietische, sunnietische en druzengeestelijken samen waren gekomen rond het thema ‘Maria verenigt ons’. Ze hadden daar over de betekenis van de heilige Maagd gesproken en gezamenlijk zelfs Marialiederen gezongen! Rima Nasrallah verwees naar enkele verzen uit de Lofzang van dezelfde Maria (Lk 1, 46-55), die wat haar betreft inspireert tot een doorbreken van de midden-oosterse machtsdimensies van fysieke kracht, aantallen en geld (bv. vs 53 ‘rijken stuurt Hij heen met lege handen’).
Trauma’s genezen
Bernhard Reitsma, hoogleraar kerk in de context van de islam (VU), zag in de Arabische Lente een uitdaging voor christenen hier. Deze niet meteen zwart-wit benaderen. Het is een christelijk ‘ding’ de werkelijkheid te willen zien zoals ze is en willen leven met vragen, zeggen: ‘we weten het niet’, ook bij de vraag waartoe de Arabische opstanden zullen voeren. Dat is voor westerse christelijke organisaties die in het Midden-Oosten werken vaak niet makkelijk, die genuanceerde verhalen. Er zijn zowel goede als slechte moslims. Hij citeerde voorts een Egyptisch christen die had gezegd dat de christenen een dictator als Mubarak hadden gesteund omdat hij hun vrijheid had geboden. Maar zou het christenen niet moeten gaan om wat goed is voor héél de gemeenschap? En levend als christenen, die burgers zijn van een ander koninkrijk: zijn vijanden voor hen niet ook mensen om van te houden? De andere wang toekeren, niet voor een tweede klap maar voor een kus erop. In elk geval ervoor zorgen dat de ander jóú niet als vijand kan zien. Gevraagd werd aan Reitsma of hij niet een fase oversloeg bij de christenen van het Midden-Oosten: eerst de (collectieve) trauma’s overwinnen en hoe dat te doen? Reitsma preciseerde dat zijn oproep toch allereerst was gericht aan westerse christenen, maar dat ook onder midden-oosterse christenen het niet doorgeven van de vijandschap aan de volgende generatie een begin van het genezen van het trauma zou kunnen zijn. Vanuit de toehoorders werd er ook op gewezen dat het gevoel van afwijzing door de christelijke wereld onder moslims eveneens enorm is; ook zij zijn getraumatiseerd. Ook zij behoeven genezing.
Dit bracht het antwoord in herinnering dat eerder Heleen Murre-van den Berg had gegeven op de vraag, die in feite ook de vraag van Reitsma was: ‘Wat kunnen wij in het Westen doen?’ Haar antwoord: ‘Betere relaties met de islam koesteren!’