Perspectief 2021-55

48 Myrthe Lübbers, MScR Perspectief nooit de Zoon, maar beiden zijn nauw verweven en onvervangbaar. Wij als reflectie van God zijn als mens daardoor ook moeilijk te doorgronden en een mysterie. Wat we wel kunnen zeggen is dat ook onze identiteit bepaald wordt door onze onderlinge relaties in plaats van door ‘iets’ (gender, nationaliteit, beroep) zoals in dat laatste het geval is bij het zelf. Een persoon daarentegen heeft dus een eigen identiteit, maar wel in gemeenschap en met een liefdesbeweging (in liefde bewogen) naar de ander toe. Dat wat iemand doet in zijn of haar relatie met de ander zegt iets over die persoon, net als dat Gods handelen naar buiten toe iets over Hem zegt. Meer over het relationele: liefdevol in relatie gaan In mijn gesprek met zuster Hildegard Koetsveld stelde ik haar de vraag hoe wij God kunnen leren kennen en haar eerste reactie was eigenlijk zo ontzettend logisch dat ik mij paradoxaal genoeg verbaasde over hoe eenvoudig zoiets complex eigenlijk is. Net als bij wie dan ook leer je diegene kennen door in relatie te treden, datzelfde geldt dus ook voor God: door onze relatie met God leren we Hem kennen. Zizioulas leest ons persoon-zijn af van God, maar als wij mensen reflecties zijn van God kunnen we God ook aflezen door naar de ander te kijken. Daar had ik eigenlijk nooit zo bij stilgestaan. Toen iemand mij laatst onverwacht te hulp schoot op het treinstation en ik verbaasd achterom keek in diens vriendelijke gezicht werd ik mij ineens bewust: ik zie nu een stukje van hoe God is. Dat vond ik heel bijzonder. Ik moet dan ook denken aan het liedje What if God was one of us? van Joan Osborne: “Just a Stranger on the bus, trying to make His way home…” Die meneer op het station deed iets waar hij zelf niks aan had, maar toch deed hij dat voor mij als de ander. Hij handelde dus in vrijheid en liefde en maakte een liefdesbeweging richting zijn medemens. Het was eigenlijk zo’n simpel en klein gebaar - ik probeerde mijn fiets de trap af te tillen en ineens voelde ik dat die wel heel licht werd -, maar tegelijkertijd is het heel bijzonder dat zoiets groots zich in zoiets kleins openbaart. “In het eindige kom ik het Oneindige tegen,” zoals Kees zei. Als ik terugdenk aan dat moment op het station en luister naar het liedje What if God was one of us? denk ik: als in de ander God weerspiegeld is, zoals een vreemde bij de bus (in mijn geval de trein), dan zou ik toch met net zo’n grote eerbied en liefde met diegene moeten omgaan als wanneer ik God ontmoet.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=