Perspectief 2021-55

2021-55 Terugblik 49 Zelfontlediging door het richten op de ander Nu was het zo dat ik mijn fiets mee terug nam vanuit Nijmegen naar mijn huis in Almelo omdat iemand mijn zadel gestolen had (en mijn vader dat kan repareren ). In een dief vind ik het moeilijk om God te herkennen. Zo’n iemand zou ik bestempelen als ‘slecht’ en zou ik liever uit de weg gaan. Dat is misschien wat zwart-wit gedacht, maar het beschermt mij wel tegen pijn die de ander mij kan aandoen. Als ik een ‘eng’ iemand zie zet ik mijn fiets liever ergens anders neer. Hoe kunnen we liefdevol zijn als we iemand als bedreiging zien of als we zelfs echt een enorme hekel hebben aan iemand? Die vraag stelde ik ook aan zuster Hildegard en toen kwamen we uit op de weg van de zelfontlediging (kenosis). De beweging richting het zelf, onze zelfzucht, wordt in zo’n geval omgebogen naar een beweging richting de ander of het andere. In deze liefde sterft het zelf en komt er een ruimte vrij waarin de ander onvoorwaardelijk kan binnenkomen. Volgens Zizioulas is dit de ware betekenis van christelijke ascese. Het heeft niet een eigen spirituele ontwikkeling tot doel, maar het doel is om jezelf op te geven voor de ander. Deze manier van leven brengt je naar het kruis en is nogal pijnlijk. Iets in ons, waarvan we menen dat het onze identiteit is en waaraan we ons zo graag vastklampen, brokkelt af. Daarnaast: stel je voor dat je al je eten zou afstaan aan een ander, dan lijd je zelf honger. Ook ontwikkelen we een bepaalde gevoeligheid tegen het kwaad en we lijden met heel de schepping mee. Dat is de ene kant van het Paasverhaal, maar de andere kant is de vreugde en het opvangen van een glimp van het toekomstig Koninkrijk. Ook in de lezing van theologe Heleen Zorgdrager over drie vrouwelijke Orthodoxe theologen zien we terug dat het bij ascese vooral gaat om het naar buiten treden. Onze eigen aardse wereld wordt dan een klooster en is de plek waar Gods liefde geïncarneerd wil worden. In plaats van terugtrekking in de woestijn focust een asceet zich in dat geval op de woestijn van menselijke harten. Het uitgangspunt daarbij is het dubbelgebod van de liefde. Hoe kunnen we God liefhebben als we onze naasten niet liefhebben en hoe kunnen we onze naasten liefhebben als we God niet liefhebben? Maria Skobtsova benadert naastenliefde als moederliefde: onvoorwaardelijk, tot op het bot jezelf opofferen voor de ander met een niet-bezittende houding die vrijheid schenkt. Na de dood van haar driejarige dochtertje ervaart Maria Skobtsova een universeel omvattend moederschap en wil ze er

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=