Perspectief 2018-39

Perspectief Symposium: Het uitgestelde dispuut. Luthers stellingen herlezen 27 De stellingen van toen 16 De 95 stellingen: Theologisch niet het centrum van Luthers theologie, maar wel bijzonder effectief Het gaat tegen de intentie van Luther in dat men juist de publicatie van zijn 95 stellingen, al dan niet door bekendmaking via het prikboord van de universiteit, beschouwt als de aanleiding voor een kerkscheuring. Luthers 95 stellingen zijn, theologisch gezien, voor hem een bijzaak. De hoofdzaak was voor hem immers een poging om de hele christenheid te wijzen op ‘Christus alléén’, zoals in het begin van dit artikel al is gezegd - en dus weg van een opvatting van de kerk die deze beschouwt als onmisbare middelares, en om de- zelfde reden weg van Maria en de heiligen, weg van de belangrijke rol van vijf van de zeven sacramenten. 33 Anderzijds is het ook weer zo dat zijn pogingen om als hoogleraar theologie daar naartoe te werken, buiten de collegezaal in Wittenberg minder aandacht hebben gekregen dan zijn kritiek op iets wat hem theologisch duidelijk minder boeide: de verkoop van aflaten. 17 Enkele kernpunten uit de stellingen In de inleiding tot de 95 stellingen formuleert Luther plechtig: “uit liefde en ijver om de waarheid duidelijk te maken.” De aspiratie is duidelijk: het gaat hier om meer dan om een gewone academische disputatie. De eerste stelling zegt dan ook direct: Jezus Christus, de Heer en leermeester, eist dat het hele leven boete is. Wie de volgende stellingen in het hoofd heeft, kan hier al zien wat Luther later zal beweren: een christen die zijn geloof serieus neemt wil de straf niet eens afkopen! 34 Zoals net gezegd: de eisen die Luther aan een christen stelt verschillen hemels- breed van die van een fervente advocaat van de verkoop van aflaten, zoals die van zijn medebroeder Johannes von Paltz. Een christen dient volgens Luther te beseffen dat hij schuldig is. Door werken genoeg doen is een uiterlijke wijze van genoegdoening. Het komt op een innerlijke wijze van genoegdoening aan, en die is levenslang. In zijn vierde stelling beweert Luther dat echt berouw net zo lang duurt als een christen in leven is. In zijn vijfde stelling zegt Luther: De paus kan alléén die straffen wegnemen die hij ook kan opleggen. Als een kerkelijke straf niet al gedurende het aardse leven wordt voldaan

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=