Perspectief 2016-32

Perspectief 44 Hendro Munsterman Deze laatste groep won met minder dan 0,4% van de uitgebrachte stemmen. En zo werd uiteindelijk het achtste en laatste hoofdstuk van Lumen Gentium (de dogmatische consti- tutie over de kerk) aan de moeder van de Heer gewijd. Zij wordt daarin een « boven allen uitmuntend en heel uitzonderlijk lid van de kerk, haar type en voortreffelijk voorbeeld in het geloof en de liefde » genoemd (LG 53). 8 Van protestantse zijde is deze belangrijke ontwikkeling over het algemeen bijzonder goed ontvangen. Met name vanwege het feit dat het concilie begint met meerdere paragrafen waarin de Schrift wordt geciteerd en uitgelegd. Dat was een groot verschil met het mariale tijdperk waarin uit hun verband gerukte Bijbelcitaten over het algemeen werden gebruikt om theologische spitsvondigheden kracht bij te zetten. Maar Karl Barth stelt wel de vraag of « de geciteerde exegese [in de paragrafen 55-88 van Lumen Gentium ] wel solide genoeg zijn voor de mariologie die zij funderen, d.w.z. voor een Mariadevotie ». 9 En precies dat punt wordt het onderwerp van de oecumenische dialoog die over Maria op gang komt. 3 Maria in de oecumenische dialoog De dialoog over Maria kwam echter laat op gang. De reden daarvoor moet wat mij betreft gezocht worden in het feit dat in het theologisch denken over Maria veel andere theolo- gische disciplines – met hun oecumenische problemen – samengebald worden. Denk aan vragen naar de verhouding tussen Schrift en Traditie, vragen rond christologie en soterio- logie, niet te vergeten de pneumatologie, antropologische vragen (bijvoorbeeld rond de verhouding tussen man en vrouw), de vraag naar genade en/of goede werken en de vraag naar christelijke spiritualiteit en het gebed. Al deze vragen vinden in de persoon van Maria een bijzondere concretisatie. 8 Zie: Hendro Munsterman, Marie corédemptrice? Débat actuel sur un titre marial , Parijs 2006. 9 Karl Barth, Ad Limina Apostolorum , Zürich 1967, p. 27.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=