Perspectief 2016-32

Perspectief 34 Prof. dr. Christoph Burger zijn eigen klemtoon op deemoed als deugd – erop dat Maria hier volgens de Griekse tekst van haar ‘lage sociale status’ (tapeínosis) spreekt en niet van ‘deemoed’ (tapeinophrosýne). Deze op het eerste gezicht vrij onschuldige taalkundige correctie had geweldige conse- quenties. Want ze tastte de rol van Maria als ‘tweede Eva’ en als ‘medeverlosseres’ aan. Dit soort uitdagingen waardeerden de kerkelijke autoriteiten niet. Het is dan ook niet verba- zingwekkend dat de geschriften van Erasmus al gauw op de indices van verboden boeken belandden. Terwijl Erasmuskenners ervan uit gaan dat Luther door de ‘Annotationes’ van Erasmus op het spoor van zijn visie op Lucas 1,48 gekomen is, wijzen Lutheronderzoekers erop dat de Wittenberger hoogleraar al jaren college gegeven had over de psalmen en dat hij daarbij steeds weer de klemtoon gelegd had op Gods genadig omzien naar de armen, in het Hebreeuws de ‘ebionim’ of ‘anawim’ geheten. Daarmee willen deze Lutheronderzoekers aantonen dat Luther voor zijn kritiek op de verering van Maria omwille van haar deemoed, grotendeels gebaseerd op het woord ‘humilitatem’ in Lucas 1, 48, Erasmus als leermeester niet nodig gehad zou hebben. De kritiek op de verering van Maria van de Wittenberger reformator Martin Luther Vijf jaar na het verschijnen van de eerste editie van Erasmus’ ‘Novum Instrumentum’ schreef de Wittenberger hoogleraar Martin Luther 1521 een commentaar op Maria’s lof- lied (Lucas 1, 46b - 55), tegelijkertijd een vorstenspiegel voor de jonge hertog Johann Frederik van Saksen. Daarin trok hij van leer tegen de gebruikelijke verering van Maria’s deemoed en beweerde dat Maria zelf niet wenst dat men haar prijst, omdat men daarmee afbreuk zou doen aan de eer van God. Neen, schreef Luther, Maria wil dat men God prijst, omdat hij haar in genade aangezien heeft. Het gaat om Gods genadig aanzien en niet om een deugd van Maria, laat staan dat zo een deugd iets bij God zou kunnen bereiken. Maria zegt immers: “Heilig is zijn [Gods] naam” (Lucas 1, 49), en wenst juist geen verheerlijking van haar eigen naam. Luther schetste een beeld van Maria dat haar niet laat zien als voor- beeld van deugdelijke deemoed, maar als ontvangster van Gods genade. Daarnaast kan

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=