Perspectief 2015-27

2015-27 ‘Fere Omnes’ – Bijna allen 19 Reag eer deze beschrijving van de rol van de bisschop van Rome in de onverdeelde Kerk van het eerste millennium nog steeds van het grootste belang. Zij veronderstelt geen centralistisch kerkbestuur en maakt geen aanspraak op een universele bestuursmacht, maar gaat in de richting van een soort subsidiair primaatschap, dat slechts in werking treedt wanneer de eenheid onder de plaatselijke kerken in gevaar komt en deze niet zelf voor het behoud of het herstel van de eenheid kunnen instaan. In zijn Encycliek Ut Unum Sint schreef Paus Johannes-Paulus II dat ‘ de structuren van eenheid die bestonden voor de verdeeldheid een patrimonium van ervaringen vormt dat richting geeft aan onze tocht naar het herstel van de volledige gemeenschap ’ 15 . Kortom: de kerkstructuur uit het eerste millennium als model voor een toekomstig herstelde gemeenschap 16 . Dat principe geeft aan de geciteerde zinnen uit Unitatis Redintegratio een bijkomend gewicht. Zij kunnen immers richting geven aan katholieken en orthodoxen in hun zoektocht naar een wederzijds aanvaardbare omschrijving van het dienstambt van de bisschop van Rome in een herstelde gemeenschap. Een andere merkwaardige verklaring over de oosterse kerken heeft met dezelfde kwestie te maken. Het gaat om een bijzonder krachtige passage, geformuleerd als een plechtig engagement: ‘ … verklaart de heilige kerkvergadering, om iedere twijfel weg te nemen, plechtig, dat de kerken van het oosten, met inachtneming van de noodzakelijke eenheid van de gehele Kerk, de bevoegdheid hebben zichzelf te besturen volgens hun eigen kerkelijke discipline, die trouwens beter past bij de aard van hun gelovigen en meer geschikt is om hun heil te behartigen. Aan dit traditionele beginsel heeft men weliswaar niet altijd de hand gehouden, maar de volledige inachtneming ervan behoort tot de prealabele voorwaarden die voor het herstel van de eenheid beslist vereist zijn ’ (UR 16). Ik ken weinig passages uit de Constituties en Decreten van het Tweede Vaticaans Concilie die zulk een stellige en plechtige verklaring bevatten. Waarom dat bijzonder verheven taalgebruik? Het gaat hier om een kernvoorwaarde van de oosterse Kerken om een herstel van de gemeenschap met 15 Paus Johannes-Paulus II, Encycliek Ut Unum Sint , 1994, nr. 56. 16 Vergelijk volgend bekend citaat van de jonge Ratzinger: dat “aan de orthodoxe Kerken niet méér gevraagd kan worden dan wat in de ongedeelde Kerk [voor 1054] praktijk was”. Vgl. J. Ratzinger, Theologische Prinzipienlehre: Bausteine zur Fundamentaltheologie , Freiburg, Wewel, 1982, p. 209.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=