Perspectief 2015-27

Perspectief 18 Mgr. Johan Bonny de kern van het oecumenische vraagstuk tussen Oost en West, namelijk met de relatie tussen de Kerken van het Oosten en het primaatschap van de bisschop van Rome. De eerste paragraaf over de ‘Kerken van het oosten’ begint met deze constatering over de tijd van de onverdeelde Kerk, zeg maar het eerste millennium: ‘ De kerken van het oosten en van het westen zijn gedurende vele eeuwen hun eigen weg gegaan, hoewel zij toch in een broederlijke gemeenschap van geloof en sacramenteel leven waren verbonden. En als er onderling meningsverschillen ontstonden over geloof en kerkelijke tucht, trad de zetel van Rome met algemene instemming regelend op. (…) Daarom hebben de oosterse christenen er een bijzondere zorg voor gehad, en zij hebben die nog, om de nauwe betrekkingen in de gemeenschap van geloof en liefde die tussen de plaatselijke kerken als tussen zusters moeten bestaan te bewaren ’ (UR 14). In de tijd van de onverdeelde Kerk erkenden Kerken in Oost en West elkaar als ‘plaatselijke kerken’, ze waren verbonden in ‘ een broederlijke gemeenschap van geloof en sacramenteel leven ’ en beleefden hun onderlinge relatie als die van ‘ zusterkerken ’ 14 ; zelfs over de functie van de bisschop van Rome bestond overeenstemming. Met de opeenvolgende breuken tussen Oost en West ging dat ecclesiologische model verloren. Vooral de bisschop van Rome kwam in het oog van de storm terecht. Het Eerste Vaticaanse Concilie had deze problematische situatie nog erger gemaakt. Sinds de definitie van het universele jurisdictieprimaatschap van de paus stonden de relaties tussen de oosterse Kerken en Rome helemaal op scherp. Om zowel historische als theologische redenen vonden de oosterse Kerken deze definitie geheel onaanvaardbaar. Bewust van dat probleem neemt Unitatis Redintegratio een open en verzoenend standpunt in. Op een beschrijvende manier wordt gezegd dat de zetel van Rome ‘regelend’ optrad, maar met twee wezenlijke beperkingen: (1) alleen wanneer het echt nodig was, namelijk in geval van conflict (‘ als er onderling meningsverschillen ontstonden over geloof en kerkelijke tucht ’), en (2) op basis van consensus onder de plaatselijke kerken (‘ met algemene instemming ’). Voor de oecumene met het Oosten is 14 In 2007 gaf de Congregatie voor de Geloofsleer een striktere interpretatie van deze concilietekst dan het concilie zelf bedoelde: “Waarom wordt in de teksten van het Concilie en die van het Magisterium ná het Concilie de titel ‘ Kerk ’ niet gebruikt voor die christelijke gemeenschappen die voort zijn gekomen uit de Reformatie van de zestiende eeuw?”. Vgl. ' Ad Catholicam Profundius . Antwoorden op vragen over enige aspecten aangaande de leer over de kerk' (www.rkdocumenten.nl) .

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=