Perspectief 2014-23

Perspectief Dr. Theo Clemens 44 de vrijmaking van het geestelijke in relatie tot het wereldlijke, zoals die gestalte heeft ge- kregen in de kloosterfamilie rond Cluny, de zogenoemde Gregoriaanse hervormingen en de investituurstrijd. Tot die veranderingen reken ik ook de pastorale beweging achter de vier Lateraanse Concilies (tussen 1123 en 1215), de opkomst van de steden en de groei- ende behoefte aan scholing, lopend van het aanleren van lees- en schrijfvaardigheid tot het zich eigen maken van kennis op het niveau van de universiteit. Tenslotte wil ik nog wijzen op met stad en school verbonden fenomenen als de bedelorden, de begijnen, de Moderne Devotie, de Renaissance en het Humanisme en de uitwerking die deze fenome- nen hebben gehad op het godsdienstig leven en op de omgang met de Bijbel. Hoe dan ook: voor de vorming van de clerus in de late Middeleeuwen en de vroegmoderne tijd is het belangrijk dat het Vierde Concilie van Lateranen in 1215 de kathedrale en andere grote kerken verplicht heeft tot het oprichten van kapittelscholen en dat in de meer ontwikkelde steden in de Nederlanden vanaf het late veertiende eeuw Latijnse scholen van stadswege werden ingericht. Bovendien kwam door universiteitsstichtingen in 1388 te Keulen en in 1425 te Leuven ook de hoogste vorm van onderwijs min of meer binnen handbereik. Tegen deze achtergrond is het wat de Nederlanden betreft verdedigbaar te stellen dat het ten tijde van het Concilie van Trente met de vorming van de clerus eigenlijk wel meeviel. De standaardsituatie was dat de opleiding van priesters bestond uit een vanzelfsprekende, algemene inculturatie in het Latijnse christendom, aangevuld met het doorlopen van de Latijnse school en wat verdere vorming in de praktijk. 5 Voor enkele Brabantse dekenaten van het bisdom Luik is zelfs aangetoond dat in het midden van de 16 e eeuw meer dan de helft van de priesters ook nog eens de universiteit had bezocht, zij het vooral om er ge- schoold te worden in de Artes. 6 Meer was ook niet nodig: alleen wie een betere pastoorsplaats of een bestuurlijke functie ambieerde, studeerde theologie of rechten op bachelorniveau of meer. Licentiaat of doctor werden vrijwel alleen degenen die op een universiteit of in het kader van de opleiding van een van de orden theologie wilden doce- ren of een hoge plaats in het kerkelijk kader ambieerden. Tot slot: de oudste instellingen 5 Bijsterveld, Laverend tussen Kerk en Wereld , p. 137-138; Jan Roegiers, ‘Revolutie in de seminaries: de priesteropleiding voor seculieren in de Zuidelijke Nederlanden 1780-1830’, in: Trajecta , 9 (2000), p. 112- 133, m.n. p. 112. 6 Bijsterveld, Laverend tussen Kerk en Wereld , p. 146-147.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=