Perspectief 2014-23

Perspectief Prof. dr. Wim François & Prof. dr. Violet Soen 32 werd zo zwaar gediscussieerd op het Concilie, dat op een bepaald moment moest worden gevreesd voor een breuk (zoals gezegd heeft Morone hier het Concilie ‘gered’). Maar het resultaat was wel dat de bisschoppen van Trente huiswaarts keerden met de niet mis te verstane boodschap dat ze opnieuw herders van de gelovigen moesten worden: de gewe- tensvolle uitoefening van het bisschopsambt heette een goddelijk voorschrift te zijn, en het Concilie eiste duidelijker dan ooit dat bisschoppen (terug) gingen resideren in hun bisdom, regelmatig preekten, hun diocees visiteerden, en een seminarie oprichten met het oog op een goede opleiding van de clerus, om maar enkele van de maatregelen te herha- len die gedurende de laatste dagen en weken werden afgekondigd. Parallel daarmee werden ook de pastoors aangespoord te resideren in hun parochies en het pastorale werk te doen dat van hen werd verwacht. Wanneer het vandaag als een verdienste van het Tweede Vaticaans Concilie wordt beschouwd dat het de rol van de bisschoppen bij het bestuur van hun diocees en van de wereldkerk heeft onderstreept, mag niet voorbijgegaan worden aan het feit dat de ‘moderne bisschop’ voor een belangrijk deel een creatie is van het Concilie van Trente. Deze manifesteerde zich vanaf de zeventiende eeuw duidelijker in zijn bisdom, en dat op basis van de Tridentijnse decreten. Carolus Borromeus, de neef, vertrouwensman en secretaris van Pius IV, die naderhand tot aartsbisschop van Milaan werd benoemd, werd het model van de bisschop die het Concilie van Trente nagenoeg perfect wist uit te voeren. Zoals voorgehouden door het Concilie, hield hij regelmatig sy- noden. De Acta die eruit voortkwamen, werden normgevend. Toch werd ‘Trente’ niet alleen in Trente beslist, maar ook in Rome verder uitgewerkt. Nog in 1564 werd aan de Curie een commissie ingesteld onder Giovanni Morone, die belast was met de implementatie van de besluiten van het Concilie. Onder Pius V werd deze commissie omgevormd tot een heuse Congregatie van het Heilig Concilie, die een officiële interpretatie moest geven aan de hervormingsdecreten, onder meer aan de vereisten voor residentieplicht. Paus Pius IV begon ook met de behandeling van de kwesties die aan de paus waren doorgeschoven. Zo stond hij de lekenkelk toe in de meeste Duitse gebieden, hoewel deze na verloop van tijd toch weer in onbruik raakte. Ook de celibaatskwestie werd door de paus onderzocht, onder meer na herhaald aandringen van keizer Ferdinand, en later van zijn zoon Maximiliaan II, en van Albrecht van Beieren die allen voor de afschaffing van de celibaatsverplichting waren. Pius IV stelde zich open en onderzoekend op en een jaar na de afsluiting van het Concilie, in januari 1565, stelde hij een groep kardinalen aan

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=