Perspectief 2014-23

2014-23 Het Concilie van Trente (1545-1563). 31 Reag eer Rome en Trente Wanneer we de resultaten van het Concilie overzien, 57 moeten we vooreerst met O’Malley constateren dat de verzoening of het compromis met de protestanten - waarvoor Karel V de kerkvergadering uiteindelijk toch in het Heilig Roomse Rijk wilde - op geen enkele wijze werd gerealiseerd. Naar het einde van de tweede zittingsperiode, in de jaren 1551-52, waren er wel enkele lutheranen komen opdagen, en hadden zij hun standpunten kunnen toelichten, zij het nooit voor de volledige kerkvergadering. Toch was de kloof met de Ka- tholieke Kerk op dat ogenblik zo groot geworden dat er geen verzoening meer mogelijk was. Wel is het duidelijk dat de katholieken de rangen sloten rond de herbevestiging van hun geloof. Ten aanzien van de stelregels van het protestantisme werden de katholieke antwoorden ge(her-)formuleerd. Zo werd tegenover de protestantse sola scriptura -leer gesteld dat het evangelische geloof en de moraal via de kanalen van Schrift én Traditie werd doorgegeven. En als antwoord op de sola gratia - en sola fide -doctrine, aanvaardde het Concilie het absolute initiatief van God in de rechtvaardiging van de mens, met erken- ning evenwel dat de mens moest antwoorden met de instemming van zijn wil. Maar ook op andere punten nam het Concilie belangrijke beslissingen. Het zevental en de goddelijke instelling van de sacramenten werden herbevestigd, waarbij vooral opvalt dat de werke- lijke tegenwoordigheid van Christus in de eucharistie en de transsubstantiatie werd herbevestigd. Het concilie behandelde echter bepaalde vraagstukken niet, zoals missione- ring, broederschappen, de inquisitie en de oorlog tegen de Turken. Een van de meest opvallende gevolgen van Trente, was volgens O’Malley dat zich in het katholieke denken de neiging verankerde om continuïteit in de kerkgeschiedenis te beklemtonen: wat Chris- tus heeft getoond en geleerd aan de apostelen, is ongeschonden door de kerkgeschiedenis overgeleverd tot in het nu. Wanneer gevraagd wordt naar de Tridentijnse maatregelen met de grootste impact, moet zeker worden verwezen naar de herbronning en hervorming van het bisschopsambt, al bleef de implementatie zeer lokaal. 58 Vooral over de residentieplicht van de bisschoppen 57 O’Malley, Trent, p. 248-275. 58 W. V. Hudon, ‘The Local Nature of Episcopal Reform in the Age of the Council of Trent’, in J. M. DeSilva, Episcopal Reforms and Politics in Early Modern Europe , ix-xv; I. Fernández Terricabras , Felipe II y el clero secular. La aplicación del concilio de Trento, Madrid 2000.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=