Perspectief 2014-23

2014-23 Het Concilie van Trente (1545-1563). 21 Reag eer grootse beslissingen werden genomen en waar vooral de voortgang van het concilie ter discussie stond in de politieke en religieuze strubbelingen van de tijd. 36 Vooreerst heropenden de discussies over de eucharistie, die begonnen waren in de eerste zittingsperiode in Trente, en voortgezet waren in Bologna. Op 11 oktober 1551, tijdens de dertiende sessie, werd het decreet over de eucharistie aangenomen: het bevestigde de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in de eucharistie, alsook de leer over de trans- substantiatie. Ook werd bevestigd dat Christus volledig aanwezig is in elk van beide vormen, brood en wijn, en dat zelfs na de mis Christus op legitieme wijze aanbeden wordt in de eucharistie, bijvoorbeeld tijdens Corpus Christi processies en vieringen. Gelovigen werden ook aangezet tot regelmatige communie. O’Malley beklemtoont dat dit en ook de andere decreten over de sacramenten uit deze zittingsperiode in een logische en syste- matische scholastieke taal waren gesteld, die niet strookte met het psychologische en emotieve discours van de protestantse hervormers. 37 O’Malley’s gebrek aan appreciatie voor deze decreten staat in een opvallend contrast met zijn waardering voor het decreet over de rechtvaardiging. Een aantal decreten m.b.t. de eucharistie, en vooral dan de leken- kelk, werd uitgesteld tot de (verhoopte) komst van de protestantse afgevaardigden. Aan hen werd officieel een vrijgeleide gegeven. Een hervormingsdecreet dat – eindelijk – over de residentieplicht moest gaan, draaide op niets uit door de onwil van de legaat. In november 1551, tijdens de veertiende sessie, werd het decreet over het heilig oliesel aangenomen, waarin onder meer werd gesteld dat het sacrament door Christus was inge- steld. Ook bij de biecht ging vanzelfsprekend de discussie of Christus de oorbiecht wel had ingesteld en het Concilie concludeerde, nogal onhistorisch, dat ‘de private biecht bij een priester alleen, die in de Katholieke Kerk vanaf het prille begin in voege was,’ helemaal in overeenstemming met het gebod van Christus is en dus helemaal geen ‘menselijke uit- vinding’. Ook de juridische relatie tussen de priester en de boeteling werd sterk in de verf gezet. Weer werd er echter geen ingrijpend hervormingsdecreet goedgekeurd, tot groei- end ongenoegen van de hervormingsgezinde bisschoppen en dan vooral de Spanjaarden. 36 O’Malley, Trent , p. 145-158. 37 Zie onder meer O’Malley, Trent, p. 255-257.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=