Perspectief 2014-23

Perspectief Prof. dr. Wim François & Prof. dr. Violet Soen 20 De tweede zittingsperiode 1551-52 Niet veel later, in november 1549, overleed Paulus III. De tegenstellingen tussen de Franse koning en de keizer domineerden het daarop volgende conclaaf. Er werd uiteindelijk een compromis gevonden rond de figuur van Giovanni Maria del Monte, een van de pauselijke legaten tijdens het Concilie, die de naam aannam van Julius III, en vervolgens zich het profiel van een renaissancepaus aanmat. Julius III beloofde keizer Karel om het Concilie opnieuw samen te roepen in Trente, op voorwaarde dat het pauselijke gezag niet ter dis- cussie werd gesteld en de hervorming van de Curie niet werd geforceerd – oude ‘Romeinse’ eisen, kortom. Gezien Karel zelf zijn positie had verstevigd in het Heilig Roomse Rijk, stond niets nog een deelname van Duitse leden in de weg, inclusief deze van de protestanten. Dit was niet naar de zin van de Franse koning. Bovendien waren er nog steeds de problemen met het hertogdom Parma dat de paus in leen had gegeven aan Ottavio Farnese, zoon van de vermoorde Pierluigi. Deze had op eigen houtje steun gezocht bij Frankrijk in zijn strijd tegen rivaal Ferrante Gonzaga. Dit was dan weer niet naar de zin van de paus die zich met Ferrante verbond voor een strafexpeditie tegen Ottavio Farnese. Het leidde tot oorlog tussen de paus en Frankrijk. 35 In deze omstandigheden werd op 1 mei 1551 het Concilie plechtig heropend met de cu- riekardinaal Marcello Crescenzio als (enige) legaat, bijgestaan door twee nuntii. Tijdens de openingsceremonie waren slechts vijftien bisschoppen aanwezig, vooral Spanjaarden. Ge- leidelijk aan arriveerden ook Duitse prelaten (zoals de drie aartsbisschoppen-keurvorsten). Er waren weinig Italianen, want door de oorlog met Frankrijk ontbrak het de paus aan middelen om hun reis te subsidiëren. Vanzelfsprekend boycotten de Fransen het concilie; koning Hendrik II leek de legitimiteit van het Concilie zelfs in vraag te stellen. Dit keer was er wel een imponerende reeks Lovanienses, in een delegatie samengesteld door gouver- neur-generaal Maria van Hongarije. Als theologen ‘namens de keizer’ kregen ze ook een reeks voorrechten toebedeeld. O’Malley bespreekt deze zittingsperiode daarom als on- derdeel van een langer hoofdstuk over ‘the middle years’ tussen 1547 en 1562, waar geen 35 O’Malley, Trent , p. 138-145.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=