Perspectief 2014-23

2014-23 Het Concilie van Trente (1545-1563). 13 Reag eer zorgen. O’Malley onderstreept met zijn boek dat dit getouwtrek tussen curie en concilie- vaders een constante bleef doorheen de hele kerkvergadering. 16 Bij aanvang debatteerden de concilievaders lang over de kwestie of het Concilie vooral aandacht moest besteden aan definiëring van de leer (zoals de paus wilde) dan wel aan kerkhervorming (zoals de keizer wilde). Uiteindelijk kwamen de Concilievaders overeen een tweesporenbeleid te volgen. Ze zouden, te midden de verwarring van de tijden, de katholieke leer en praktijk duidelijk definiëren. Dit hield ook meteen de veroordeling in van allerlei nieuwe leerstellingen en praktijken die niet verzoenbaar werden geacht met het katholieke geloof. 17 Niettemin had de paus gesteld dat niemand met naam zou worden veroordeeld, zoals op vorige concilies wel was gebeurd. Parallel daaraan zouden de Concilievaders ook serieuze hervormingen in het kerkelijk leven doorvoeren, wat een eis was van de keizer. In die zin draagt het Concilie van Trente twee aspecten in zich: een aspect van contrareformatie, vastlegging van de leer tegen de protestanten ( Selbsbehauptung) , en dat van een eerder ingezette religieuze hervorming van de eigen gelederen (Selbstbesinnung) . 18 Zo heeft ook Hubert Jedin steeds de activiteiten van het concilie als deze dubbele beweging gezien, al benadrukt andermaal O’Malley dat dit twee kanten van dezelfde medaille waren. 19 Gedurende de eerste zittingsperiode kwamen meteen de basisprincipes van de protestan- ten aan bod. Ten aanzien van het protestantse sola scriptura -beginsel, werd in de vierde 16 O’Malley, Trent , p. 73-76. 17 In feite waren de deelnemers meer gebonden door hun vijanden steeds weer te veroordelen met ana- themata , dan dat ze onderling eenzelfde positie aanhingen. Zoals Wolfgang Reinhard en Heinz Schilling steeds opnieuw hebben beklemtoond in hun studies over de vroegmoderne Konfessionalisierung, was deze veroordeling en censuur van de tegenstanders een gemeenschappelijke tactiek onder alle vroegmoderne confessies: H. Schilling, ‘Confessional Europe’, in T. Brady, H. A. Oberman, en J. D. Tracy (ed.), Handbook of European History 1400-1600, Late Middle Ages, Renaissance and Reformation , deel 2, Leiden 1995, 641- 681, met een beredeneerde bibliografie; W. Reinhard, ‘Gegenreformation als Modernisierung? Prolego- mena zu einer Theorie des konfessionellen Zeitalters’, Archiv für Reformationsgeschichte 68 (1977) 226- 251. 18 O’Malley, Trent , p. 77-89. 19 Voor een overzicht van het werk en de visie van Hubert Jedin, zie Chapter II: ‘Hubert Jedin and the Classic Position’, in J. O'Malley, Trent and All That, Renaming Catholicism in the Early Modern Era, Cambridge MA 2000, 46-71.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=