Perspectief 2014-23

Perspectief Prof. dr. Wim François & Prof. dr. Violet Soen 12 werd veel meer gekeken naar de vorsten die delegaties samenstelden. De meeste bis- schoppen kwamen uit de Mediterrane wereld, en vooral uit Italië, dat zwaar oververtegenwoordigd was, en uit Spanje. Uit het Noorden waren er dan weer erg weinig bisschoppen: met uitzondering van de tweede zittingsperiode, waren er uit het Heilig Roomse Rijk maar weinig prelaten die deelnamen. In de derde zittingsperiode waren de Franse concilievaders dan weer overduidelijk aanwezig. Ook vorsten stuurden officiële am- bassadeurs, om de richting die de Kerk uit wilde mee te bepalen. De paus, hoewel nooit aanwezig, drukte zwaar op de agenda van het Concilie. Zijn legaten hadden het alleenrecht om punten ter bespreking op de agenda te plaatsen. Daarbij hadden ze het consigne ge- kregen om gevoelige materies als de hervorming van de curie en de relatie tussen de paus en een Concilie – sedert de conciliaristische bewegingen van de vijftiende eeuw het spook- beeld van het pausdom – zorgvuldig van de agenda te houden. Het is zonder meer de grootste verdienste van John O’Malley dat hij het politieke, regionale en spirituele getouw- trek tussen deze partijen nauwkeurig in kaart heeft gebracht. De eerste zittingsperiode, 1545-47 Bij de plechtige opening van het Concilie op Gaudete zondag, 13 december 1545, waren er slechts 29 prelaten aanwezig. Onder hen waren de drie pauselijke legaten, de kardinalen Giovanni Maria del Monte, Marcello Cervini en Reginald Pole, daarnaast de gastheer van het Concilie, kardinaal Cristoforo Madruzzo, en ook vier aartsbisschoppen en 21 bisschop- pen. Verder waren er vijf generaal-oversten van mendicanten-orden en drie benedictijnenabten, en 42 theologen. In de loop van de eerste zittingsperiode zouden meer prelaten aankomen, maar het aantal bleef, zoals gemeld, eerder klein. De eerste be- raadslagingen waren gewijd aan procedurele kwesties. Zo lag de vraag voor of de Concilievaders zelf het recht hadden om kwesties op de agenda te plaatsen, dan wel of dit aan de pauselijke legaten voorbehouden was. Vanzelfsprekend stond de paus erop dat ‘zijn’ legaten het initiatiefrecht in handen hielden, aangezien hij als de dood was voor het conciliarisme dat als een spook boven het Concilie bleef hangen. De kwestie van de ‘vrij- heid’ van het Concilie, bleef onderhuids voor veel ongenoegen bij de Concilievaders

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=