Perspectief 2014-23

Perspectief Dr. Ton van Eijk 104 uitdrukking van verschillende theologische richtingen in het verstaan van het ge- meenschappelijk geloof.’ 22 Op grond van deze zin alleen zou men kunnen denken dat de reactie van de bisschoppen zuiniger is dan die van de protestantse synodes. Toch is de teneur van beide reacties na- genoeg dezelfde. Beide stellen om te beginnen een overeenstemming vast in wat voor de rechtvaardiging, de eucharistie en het ambt fundamenteel is. Vervolgens is sprake van divergenties (verschillen) die nog blijven en open vragen die in een voortgaande dialoog moeten worden beantwoord. Die wegen voor protestanten bij de rechtvaardiging het zwaarst en voor de katholieken bij het ambt. Het is verheugend vast te stellen dat juist de veroordelingen die destijds inzake eucharistie en avondmaal zijn uitgesproken in alle drie de reacties als niet meer van toepassing worden verklaard. Luisteren we naar wat het Schluszbericht van de protestantse kerken zegt: ‘Een mis die niet als aanvulling van de eenmalige offerdood van Jezus Christus wordt opgevat ( LV 90, 10-12), die niet tot de aanbidding van de avondmaalsele- menten leidt ( LV 110, 12-16), die niet als verzoening voor de doden geldt ( LV 119, 29-32) en waarvan het middelpunt de maaltijd van de gemeente is, wordt niet ge- troffen door het oordeel van de Schmalkaldische artikelen en de Heidelberger Catechismus.’ 23 Van ‘een oecumenische doorbraak’ 24 is hier zeker sprake. Ook de Raad voor de Eenheid schrijft in zijn conclusie dat er met betrekking tot de leer over de eucharistie geen kerk- scheidende tegenstellingen meer bestaan. Maar wie de eucharistie noemt roept als vanzelf de kwestie van het voorzitterschap daar- van op. Katholieken en protestanten denken over het verband tussen beide niet hetzelfde. Volgens de Raad is de vraag van het ambt in zijn intrinsieke betrekking tot de eucharistie 22 Stellungnahme, p.22. 23 Schluszbericht 4.1.2 ( ÖR p.100- 101). Men kan zich afvragen of dit statement de mogelijkheid van aanbid- ding van het geconsacreerde brood open laat. Men kan maar moeilijk aannemen dat L V I, 110, 12-16 waarnaar verwezen wordt die bedoelde uit te sluiten. 24 Neuner, art. cit., p.75.)

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=