Doof de Geest niet uit

HOOFDSTUK III 24 57. De Evangeliën geven aan dat de invloed van boze geesten soms een factor is die bijdraagt aan ziektes of beperkingen. Jezus sprak over de vrouw die achttien jaar gebogen was als een door Satan gebondene (Luc.13:16). Zijn genezingen van een doofstomme bezetene (Mat. 9:32-33; cf. Luc. 11:14), een blinde en doofstomme bezetene (Mat. 12:22) en een epileptische jongen met een stomme en dove geest (Mat. 17:14-18; Mar. 9:25) impliceren dat in deze gevallen de aandoeningen een onderliggende demonische oorzaak hadden. 58. De uitzending van zijn apostelen door Jezus om het koninkrijk t e verkondigen hield ook de opdracht in om zieken te genezen en andere grote daden te verrichten (Mat. 10:1,7-8). Later gaf Jezus de zeventig, die Hij twee aan twee uitzond, de macht om te genezen (Luc. 10:1-12). Na zijn opstanding noemt de verrezen Heer genezing van de zieken door handoplegging één van de tekenen die gelovigen zullen vergezellen als zij het evangelie verkondigen (Mar. 16:18). 59. De Handelingen beschrijven de vervulling van deze zending in de vroege Kerk na de uitstorting van de Heilige Geest met Pinksteren, waardoor Jezus’ leerlingen de kracht kregen om van Hem te getuigen (Hand. 1:8; 2:1-4). Genezingen, gedaan ‘in de naam van Jezus’, dat wil zeggen door zijn aanwezigheid en macht, vormden een belangrijk deel van de dienst van de apostolische Kerk, vooral door Petrus (Hand. 2:43; 3:1-8; 5:12.15; 9:27; 32-42) en Paulus (Hand. 14:3; 16:7; 19:11-12). Andere leerlingen die werden ingezet om zieken te genezen waren Filippus en Ananias (Hand. 8:7-8; 9:17-18). 60. De brieven van het Nieuwe Testament tonen aan dat genezingen een doorgaand onderdeel waren van het leven van de Kerk. Paulus beschrijft genezing als een gave van de Heilige Geest die op speciale wijze aan sommigen wordt gegeven (1 Kor. 12:9, 28, 30), maar genezing gebeurt ook door gebed en zalving door de oudsten van de gemeente (Jak. 5:14-15) en door het gebed van gewone gelovigen (Jak. 5:16). Zo openbaart het Nieuwe Testament dat de dienst van genezing deel uitmaakt van het gewone leven van de Kerk.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=