Doof de Geest niet uit

Internationale Dialoogcommisie van Katholieken en Pinkstergelovigen zesde-fase (2011-2015) “Doof deGeest niet uit” Katholieke Vereniging voor Oecumene Athanasius & Willibrord Charisma’s in het leven en de zending van de Kerk

Afbeelding cover: Gian Lorenzo Bernini - Dove of the Holy Spirit (ca. 1660, stained glass, Throne of St. Peter, St. Peter's Basilica, Vatican) This photograph was taken by Dnalor_01 and released under the license(s) stated below. You are free to use it for any purpose as long as you credit the author, the Source (Wikimedia Commons) and the license (CC-BY-SA 3.0) close to the image.

III “DOOF DEGEEST NIET UIT”:1 CHARISMA’S IN HET LEVEN EN DE ZENDING VAN DEKERK RAPPORT VAN DE ZESDE FASE VAN DE INTERNATIONALE DIALOOG TUSSEN KATHOLIEKEN EN PINKSTERGELOVIGEN (2011-2015) Vertaling: Lydia Penner en Geert van Dartel Lectoren: prof. dr. Cees van der Laan en dr. Bernhard Hegge Eindredactie: Geert van Dartel Gepubliceerd met goedkeuring van het Bestuur van de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten en de R.K. Bisschoppenconferentie in Nederland. Druk: Laumé Media Partners Mierlo Foto omslag: Dnalor 01 [CC BY-SA 3.0] Wikimedia Commons Gian Lorenzo Bernini - Dove of the Holy Spirit (ca. 1660, stained glass, Throne of St. Peter, St. Peter's Basilica, Vatican) Uitgegeven door Katholieke Vereniging voor Oecumene in samenwerking met de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten en de Katholieke Charismatische Vernieuwing in Nederland en Vlaanderen © 2018 Katholieke Vereniging voor Oecumene 1 1 Tess. 5,19, geciteerd volgens de Nieuwe Bijbelvertaling 2004.

IV DE STATUS VAN DIT RAPPORT Het rapport dat hier wordt gepubliceerd is het werk van de Internationale Dialoogcommissie van de Rooms-katholieke Kerk en sommige klassieke Pinksterkerken en leiders. Het is een studiedocument dat door de dialoogleden is opgesteld. Met het oog op een brede discussie over het rapport hebben de opdrachtgevers toestemming gegeven voor de publicatie ervan. Het is geen gezaghebbende verklaring van de Katholieke Kerk of van een van de Pinksterkerken die aan de dialoog hebben deelgenomen en die beide het document zullen evalueren.

V AANBEVELINGEN BIJ DE NEDERLANDSE VERTALING ‘Doof de Geest niet uit’ is een weergave van een intensieve dialoog tussen de Rooms Katholieke kerk en de klassieke pinksterbeweging. Bij het lezen ervan proef je de sfeer van oprecht spreken met en luisteren naar elkaar. Veel en vaak is er de verheugende beginzin bij de ruim 100 stellingen: “Rooms-katholieke en pinkstergelovigen erkennen samen, zien samen, belijden samen…..Dat op zich is al erg bemoedigend om te lezen. Echter verschillen zijn er ook en die worden niet ontkend, zoals dat moet gaan bij een dialoog. Daarnaast zal de lezer van het rapport onder de indruk raken van de veelheid van bruikbare informatie zowel theologisch, kerkhistorisch als pastoraal. Een rapport dat geloof en hoop aanwakkert in de Heer van de kerk, die nog steeds zijn gemeente bouwt en bekrachtigt met kracht van omhoog, Hand.1:8. Machiel Jonker, voorzitter van de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten. In het licht van het Tweede Vaticaans Concilie zijn meerdere oecumenische dialogen gestart. In 1972 begon de oecumenische dialoog tussen de Rooms-Katholieke Kerk en pinkstergelovigen. Deze dialoog tussen katholieken en pinkstergelovigen bestaat tot nu toe uit zes etappes. Van de zesde fase (2011-2015) is een rapport uitgebracht met als titel: ‘Doof de Geest niet uit’. De apostel Paulus sluit zijn eerste brief aan de Tessalonicenzen af met aansporingen zoals: bidt zonder ophouden. Tevens roept hij op om de gaven van de heilige Geest in de gemeenschap van de Kerk (de

AANBEVELINGEN BIJ DE NEDERLANDSE VERTALING VI charismata) naar waarde te schatten. Één van aansporingen luidt: Doof de Geest niet uit (1 Tes. 5, 19). De oorsprong van de Kerk is verbonden met Pinksteren, met de komst en nederdaling van de Heilige Geest. Het Tweede Vaticaans Concilie getuigt met schriftteksten uit het Nieuwe Testament: 'De Geest woont in de Kerk en in het hart van de gelovigen als in een tempel; in hen bidt Hij en geeft Hij getuigenis van hun aangenomen kindschap. De Kerk, die Hij naar de volle waarheid voert en in de gemeenschap en de bediening één maakt, richt Hij in en geleidt Hij door de verscheidenheid van de hiërarchische en charismatische gaven en Hij siert haar met zijn vruchten' (Lumen Gentium 4). Het besef van de aanwezigheid en werking van de Heilige Geest is voorwaarde voor een oecumenische dialoog. Paus Johannes Paulus II schreef in 1995 dat bisschoppen de eenheid van alle christenen dienen te bevorderen, dat eveneens alle gelovigen door Gods Geest geroepen zijn om te doen wat in hun vermogen ligt opdat de communio-banden onder alle christenen nauwer worden aangehaald opdat de samenwerking onder Christus' volgelingen groeit (Ut Unum Sint 101). Dit rapport als vrucht van de dialoog over de charisma’s, laat de gezamenlijke overtuiging zien dat de gaven van de Heilige Geest noodzakelijk zijn voor het leven en de zending van de Kerk. Tevens geeft het rapport aanleiding om de dialoog voort te zetten. Belangrijke vraag is: hoe de authenticiteit te bepalen van een charisma of van een charismatische persoon, wanneer er in de gemeenschap van pinkstergelovigen geen sprake is van een hogere instantie zoals in de RKK en dat een charismatische persoon de verantwoording op de eerste plaats bij zichzelf houdt. Om deze vraag te beantwoorden is het nodig om in de dialoog tussen rooms-katholieken en pinkstergelovigen nader te spreken over de verschillende visies op de Kerk en haar opbouw als zodanig. Het rapport 'Doof de Geest niet uit' is een stimulans en uitnodiging om in vertrouwen op de werking van de Heilige Geest de oecumenische dialoog op weg naar zichtbare eenheid voort te zetten, gesterkt door de opdracht van de Heer (cf Joh. 17) vergezeld van ons voortdurende gebed, indachtig de belofte dat de Heilige Geest in ons bidt (Rom. 8) . + J. van den Hende, Bisschop referent oecumene namens de Rooms-Katholieke Bisschoppenconferentie

VII INHOUDSOPGAVE DE STATUS VAN DIT RAPPORT ....................................................... IV AANBEVELINGEN BIJ DE NEDERLANDSE VERTALING ....................... V HOOFDSTUK I INLEIDING ..................................................................................... 1 HOOFDSTUK II CHARISMA’S IN HET LEVEN EN DE ZENDING VAN DE KERK .............. 5 A.WAAR PINKSTERGELOVIGEN EN KATHOLIEKEN HET OVER EENS ZIJN ............................................................... 5 B. BIJBELSE FUNDAMENTEN ........................................................ 7 C. ENKELE HISTORISCHE OPMERKINGEN.................................... 10 D. DE KERK ALS EEN GEMEENSCHAP DIE DOOR DE HEILIGE GEEST IS BEZIELD .............................................. 11 HOOFDSTUK III REFLECTIE OP SPECIFIEKE CHARISMA’S ........................................ 14 A. PROFETIE ............................................................................. 15 1.PROFETIE IN DE SCHRIFT .....................................................15 2.PROFETIE IN DE KERKGESCHIEDENIS ....................................17 3.PROFETIE IN HET LEVEN VAN DE KERK ................................19 B. GENEZING............................................................................ 22 1.GENEZING IN DE SCHRIFT ....................................................22 2.GENEZING IN DE KERKGESCHIEDENIS...................................25 3.GENEZING IN HET LEVEN VAN DE KERK ...............................26

INHOUDSOPGAVE VIII C. ONDERSCHEIDING VAN GEESTEN........................................... 28 1.ONDERSCHEIDING VAN GEESTEN IN DE SCHRIFT...................28 2.DE BEOEFENING VAN HET CHARISMA VAN DE ONDERSCHEIDING VAN GEESTEN ..........................................30 HOOFDSTUK IV PASTORAAL TOEZICHT OP DE BEOEFENING VAN CHARISMA’S .........35 HOOFDSTUKV SAMENVATTING EN EINDRESULTAAT .............................................40 APPENDIX I DEELNEMERS................................................................................45 KATHOLIEKE DEELNEMERS ....................................................... 45 DEELNEMERS VANUIT PINKSTERKERKEN ................................... 46 APPENDIX II LEZINGEN .....................................................................................47 APPENDIX III EERDERE RAPPORTEN EN WEBPAGINA’S ........................................48 RAPPORTEN...............................................................................48 WEBPAGINA'S............................................................................49

1 HOOFDSTUK I INLEIDING 1. Katholieken en pinkstergelovigen zijn verheugd over de nieuwe nadruk de laatste decennia op de charisma’s in het leven en de zending van de Kerk. Samen beamen zij dat de Heilige Geest nooit is opgehouden zijn gaven te schenken aan christenen van alle tijden omwille van de verbreiding van het evangelie en de opbouw van de Kerk. De afgelopen eeuw heeft de ervaring van charisma’s een belangrijkere rol gekregen, vooral dankzij het getuigenis van de pinkster- en charismatische bewegingen. 2. Katholieken en pinkstergelovigen zijn de Heer zeer dankbaar voor het schenken van deze goddelijke gaven. Tegelijkertijd erkennen zij dat de beoefening van charisma’s in verschillende delen van de wereld soms een bron van spanning en zorg vormt. Ernstige vragen zijn gesteld over de echtheid en de manifestatie van geestelijke gaven. Wat is de bron ervan? Hoe kunnen charisma’s het beste gedefinieerd en begrepen worden? Wie houdt toezicht? En hoe dient toezicht aangeboden te worden om het juiste gebruik van deze charisma’s te garanderen? 3. Op basis van dit gemeenschappelijk uitgangspunt en deze gemeenschappelijke zorgen hebben de deelnemers aan de Internationale dialoog tussen katholieken en pinkstergelovigen het document Charisms in the Church: Their Spritual Significance, Discernment, and Pastoral Implications (Charisma’s in de Kerk: hun geestelijke betekenis, onderscheiding en pastorale implicaties) uitvoerig besproken. Het voornaamste doel van deze dialoog is wederzijds respect en begrip tussen de Katholieke Kerk en de klassieke Pinksterkerken en hun leiders te bevorderen met het oog op het gebed van Jezus dat allen één mogen zijn (Joh. 17:21). De keuze voor dit onderwerp is een teken van de continuïteit van de

HOOFDSTUK I 2 dialoog. In de voorbereidende bijeenkomst van 1971 merkte de stuurgroep op dat er in de dialoog ‘bijzondere aandacht besteed zou worden aan de betekenis voor de Kerk van de volheid van het leven in de Heilige Geest’. Deze aandacht ‘zou gericht zijn op zowel de ervarings- als de theologische dimensie van die volheid van leven’.2 Het hier voorliggende stuk is het eerste door een internationale bilaterale dialoog aangeboden rapport waarin de relevantie van charisma’s voor het leven en de zending van de Kerk wordt behandeld. 4. De deelnemers begonnen hun onderzoek met een algemeen overzicht van charisma’s (Rome, 2011). Daarna richtten zij zich op drie specifieke charisma’s: onderscheiding (Helsinki, 2012), genezing (Baltimore, MD, 2013), en profetie (Sierra Madre, CA, 2014), waarbij gemeenschappelijke benaderingen, interpretaties en uitdagingen werden vastgesteld. Dit rapport is in 2015 opgesteld in Rome. Het doel van deze fase was het aanbieden van een gezamenlijke reflectie op de theologische, pastorale en geestelijke dimensies van de charisma’s, waarbij zowel elementen belicht worden die katholieken en pinkstergelovigen samen kunnen beamen alsook de uitdagingen en de verschillen die ze onder ogen moeten zien, verhelderd worden. 5. Wat charisma’s in het algemeen betreft en deze drie charisma’s in het bijzonder: katholieken hebben hier geen uitputtende officiële leer over, en pinkstergelovigen bezitten geen vergelijkbaar geheel van leerstellingen dat als bronmateriaal gebruikt kan worden voor één standpunt. De Bijbel echter biedt wel de nodige elementen voor een gezamenlijke reflectie op het onderwerp. Bovendien is de levendige ervaring van charisma’s in de christelijke gemeenschappen van het Nieuwe Testament niet alleen paradigmatisch, maar ook een bron van inspiratie die christenen in onze tijd kan stimuleren meer openheid voor de gaven van de Geest te bevorderen. Een hernieuwde ontdekking van de spirituele wijsheid die de Heilige Geest de eeuwen door aan de Kerk heeft geschonken, 2 Vertaling van een citaat uit Steering Committe Report (Rome, 26 October 1971), in J. Sandidge, Roman Catholic/Pentecostal Dialogue (1977-1983): A Study of Developing Ecumenism (Leuven 1985), dl. 1, 52.

INLEIDING 3 is onmisbaar in de behandeling van dit belangrijke thema. Dit rapport biedt een gezamenlijk verstaan en waardering van de charisma’s in het algemeen en van drie charisma’s in het bijzonder. Verdere theologische reflectie met dezelfde constructieve houding en openhartigheid die deze fase van de dialoog kenmerkt is nodig om ons gezamenlijk verstaan van deze en andere charisma’s te verdiepen. 6. De dialoog werd gezamenlijk gesteund door de Katholieke Kerk, via de Pauselijke Raad voor de Eenheid van de Christenen, en door een team van klassieke pinkstergelovigen, die voor hun deelname allen gesteund werden door hun gemeenschappen en van wie sommigen officieel tot vertegenwoordiger van hun kerk benoemd waren. De pinksterkerken die officiële vertegenwoordigers gestuurd hebben waren de Church of Pentecost van Ghana, verschillende landelijke kerken die deel uitmaken van de World Assemblies of God Fellowship, de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten van Nederland, de International Church of the Foursquare Gospel, en de Open Bible Churches. Vanaf het begin werd de dialoog door de Apostolic Faith Mission van Zuid-Afrika gesteund. 7. Deze fase vond plaats onder het gezamenlijk voorzitterschap van de katholiek Mgr. Michael F. Burbidge, bisschop van Raleigh, NoordCarolina, VS, en de pinksterchristen Rev. Cecil M. Robeck, jr. Assemblies of God, Pasadena, Californië, VS. Mgr. Juan Usma Gómez van de Pauselijke Raad voor de Eenheid van de Christenen trad op als katholieke co-secretaris en Rev. David Cole van de Open Bible Churches was medesecretaris namens de pinkstergelovigen. 8. De deelnemers hebben hun reflecties op geestelijke, pastorale en theologische dimensies van de charisma’s met elkaar uitgewisseld en elkaar intensief bevraagd over de opvatting van charisma’s, op welke wijze de charisma’s uitgeoefend worden in beider gemeenschappen en over de moeilijkheden die zij hebben ervaren in het beoefenen en onderscheiden van charisma’s. Hun werk, dat in een sfeer van wederzijds vertrouwen plaatsvond, werd ondersteund door academische voordrachten gevolgd door serieuze gesprekken, momenten van gebed in de groep en gebedsdiensten in elkaars kerken. Deze ervaringen droegen bij aan hun inzichten en observaties. Dat heeft er toe geleid dat de deelnemers aan deze

HOOFDSTUK I 4 dialoog overtuigd zijn van het belang van charisma’s in de Kerk van onze tijd. Zij hopen dat de lezers van dit rapport opnieuw zullen ontdekken hoe belangrijk charisma’s zijn in het leven van hun kerken als zij van het evangelie getuigenis afleggen.

5 HOOFDSTUK II CHARISMA’S IN HET LEVEN EN DE ZENDING VAN DEKERK A. WAAR PINKSTERGELOVIGEN EN KATHOLIEKEN HET OVER EENS ZIJN 9. Katholieken en pinkstergelovigen erkennen beiden het charismatische karakter van de hele Kerk. Charisma’s zijn wezenlijk voor zowel het leven van de Kerk als haar opdracht om te evangeliseren. Ze zijn uitdrukking van Gods liefde voor zijn volk en een manifestatie van zijn levende aanwezigheid onder hen. Vrijelijk en soeverein door de Heilige Geest geschonken rusten charisma’s gelovigen toe tot deelname aan het heilsplan van God en tot het loven en eren van God. Pinkstergelovigen en katholieken erkennen de aanwezigheid van de charisma’s in de geschiedenis van beide tradities en bemoedigen elkaar ‘om de liefde na te jagen en naar de gaven van de Geest te streven’ (1 Kor. 14:1).3 10. Charisma’s zijn gaven van de Heilige Geest die aan alle gelovigen gegeven worden (1 Kor. 12:7,11). Voor katholieken zijn de doop en het vormsel het fundament voor het ontvangen van gaven van de Geest, hoewel de Geest vaak ook op latere momenten gaven schenkt, vooral als het gaat om een nieuwe roeping tot dienst of 3 In dit document worden de termen ‘charisma’s’ (Grieks charismata) en ‘geestelijke gaven’ (Grieks pneumatikoi) synoniem gebruikt, hoewel de schrijvers zich ervan bewust zijn dat sommige geleerden een onderscheid maken tussen de twee termen op basis van het gebruik van Paulus ervan in 1 Kor. 12-14. Veel pinkstergelovigen en katholieken zijn meer vertrouwd met de term ‘gaven van de Geest’ dan met de term ‘charisma’s’. Alle Bijbelcitaten zijn uit de Nieuwe Bijbelvertaling 2004, die het meest overeenkomt met de stijl van de Bijbelvertaling die in de Engelse tekst gebruikt wordt, de New Revised Standard Version (1989).

HOOFDSTUK II 6 zending. Voor veel pinkstergelovigen is de doop in de Heilige Geest de essentiële toegangservaring voor het ontvangen van bepaalde charisma’s. Katholieken en pinkstergelovigen zijn het echter met elkaar eens dat charisma’s niet beperkt zijn tot de sacramenten of tot de doop in de Heilige Geest. 11. Hoewel charisma’s beschikbaar zijn voor alle gelovigen, treden zij pas in werking wanneer christenen vertrouwen op de kracht van de Heilige Geest om het evangelie te verkondigen en elkaar te dienen. Charisma’s tonen de scheppingskracht van de Geest en worden overvloedig gegeven, vaak boven alle verwachting. Zowel de meer buitengewone charisma’s (zoals genezingen, wonderen, profetie en tongen) als die charisma’s die wat gewoner lijken (zoals dienst, onderricht, vermaning, gift, bestuur en daden van barmhartigheid)4 zijn essentieel voor het leven en de zending van de Kerk. 12. Gesteund door de Heilige Geest is de geloofsgemeenschap, inbegrepen zowel geestelijken als leken, geroepen om een proces van onderscheiding aan te gaan om vast te stellen of bepaalde woorden of daden echte manifestaties van de Heilige Geest zijn. De Schrift leert dat de ultieme maatstaven voor onderscheiding van charisma’s waarheid en liefde zijn (1 Joh. 4:1-3; 1 Kor. 13:1-3), het doel van onze weg met God in Christus die met de doop/bekering begon. 13. Charisma’s zijn gaven van de verrezen en opgestegen Heer Jezus door de Heilige Geest (cf. Ef. 4:8-12). De aanwezigheid van Christus in de wereld wordt niet alleen geopenbaard door zijn machtige daden, maar ook in zwakheid, armoede en lijden dat onderdeel is van het menselijk bestaan (2 Kor. 12:9). Zelfs de krachtigste charisma’s ontheffen christenen niet van het opnemen van het kruis en het aanvaarden van de prijs van het discipelschap. Pinkstergelovigen en katholieken dagen op profetische wijze culturen of theologieën uit die de waarde en de spirituele betekenis van het lijden ontkennen. Terwijl zij bijvoorbeeld geloven dat de kracht van God zich openbaart in genezingen, wonderen en zorg voor zijn volk, 4 Vgl. Rom. 12:7-8.

CHARISMA’S IN HET LEVEN EN DE ZENDING VAN DE KERK 7 zijn zij kritisch op elk accent dat zou bijdragen aan de neiging tot escapisme of triomfalisme in de Kerk. 14. Katholieken en pinkstergelovigen kunnen zich samen verheugen over de gaven die elk van hun gemeenschappen zichtbaar maken aan alle christelijke tradities. Katholieken erkennen dat pinkstergelovigen in de hedendaagse tijd een grotere gevoeligheid losgemaakt hebben voor de uitstorting van de Heilige Geest en voor het werken van de gaven van de Geest in de Kerk. Pinkstergelovigen zien de Pinkster-uitstorting niet als iets dat beperkt is tot Pinksterkerken, maar zien de charisma’s als een gave aan de hele Kerk. Zij zijn dankbaar dat katholieken en andere christenen het getuigenis van pinkstergelovigen over het belang van charisma’s in het leven van de Kerk nu hebben erkend. Zowel katholieken als pinkstergelovigen erkennen de uitstorting van de Heilige Geest in onze tijd als een genadegave voor het hele lichaam van Christus die hun verwachtingen overtreft. B. BIJBELSE FUNDAMENTEN 15. Voor zowel pinkstergelovigen als katholieken is het verstaan van charisma’s geworteld in de Schrift. 16. Het Oude Testament getuigt van de aanwezigheid en werking van de Geest vanaf het begin van de schepping (Gen. 1:2). De charismatische werking van de Geest is door heel de geschiedenis van het volk van God waar te nemen in mensen als Jozef (Gen. 41:25, 38-39), Mozes (Deut. 34:10-11), Besaleël (Ex. 31:2-6), de zeventig oudsten (Num. 11:17, 25-30) en Jozua (Num. 27:18). Rechters waren degenen in Israël die door de Geest begiftigd werden met bijzondere gaven die hen veranderden in heldhaftige bevrijders en leiders van het volk (Recht. 3:10; 6:34; 11:29; 14:19; 15:14-15). Saul, David en andere koningen ontvingen ook bijzondere gaven om hun rol als leider van het volk van God uit te oefenen (1 Sam. 10:6 ; 1613). Salomo, bijvoorbeeld, ontving een bijzondere gave van wijsheid (zie 1 Kon. 3:6-15). De profeten van het Oude Testament ontvingen de Geest van God om hun profetische bediening op een charismatische manier uit te voeren (2 Kon. 2:9-14). Joël kondigde

HOOFDSTUK II 8 profetisch de eschatologische uitstorting van de gaven van de Geest op het hele volk van God aan (Joël 2:28).5 17. De Evangeliën in het Nieuwe Testament openbaren Jezus als de Messias die door de Vader gezonden werd en waarop de Geest neerdaalde bij zijn doop (Luc. 3:21-22). In zijn openingspreek in Nazareth identificeert Jezus zich als degene die door de Geest gezalfd is om aan de armen het goede nieuws te verkondigen en om de aanwezigheid van het koninkrijk van God te tonen door de zieken te genezen en de onderdrukten te bevrijden (Luc. 4:18-21). In zijn antwoord op de vragen van Johannes de Doper wees Jezus op zijn charismatische werk als bewijs dat Hij de beloofde ‘Gezalfde’ was (Mat. 11:4-6). Jezus zond de twaalf (Mar. 6:7; Mat. 10:1; Luc. 9:1) en later de zeventig (Luc. 10:9) uit en gaf hen macht om te verkondigen, te genezen en demonen uit te drijven (Mar. 6:13; Luc. 9:6). Aan het einde van het Marcusevangelie belooft de verrezen Jezus dat charismatische tekenen en bescherming tegen het kwaad zijn volgelingen zal kenmerken: Degenen die tot geloof zijn gekomen, zullen herkenbaar zijn aan de volgende tekenen: in mijn naam zullen ze demonen uitdrijven, ze zullen spreken in onbekende talen, met hun handen zullen ze slangen oppakken en als ze een dodelijk gif drinken zal dat hun niet deren, en ze zullen zieken weer gezond maken door hun de handen op te leggen. (Mar. 16:17-18) 18. Alle vier Evangeliën melden de profetie dat Jezus degene is die in de Heilige Geest doopt volgens de belofte (Mat. 3:11; Mar. 1:8; Luc. 3:16; Joh. 1:33). In de Handelingen van de Apostelen wordt de vervulling van deze belofte op het Pinksterfeest beschreven. De opzienbarende verhalen in de Handelingen tonen aan dat de 5 Jesaja 11:1-2 beschrijft de Messias als iemand die begiftigd is met de Geest van wijsheid, inzicht, verstandig beleid, kracht, kennis en eerbied voor de HEER (de Septuagint voegt vroomheid toe). In de katholieke traditie worden deze beschouwd als de zeven heiligende gaven van de Geest, die aan alle christenen in de doop en het vormsel gegeven worden. (Zie Thomas Aquinas, Summa Theologia I-II, q. 68; paus Leo XIII, Divinum Illud Munus 9; Catechismus van de Katholieke Kerk [CKK, vertaling uitgegeven in 2008], par. 1831). Deze gaven worden aldus onderscheiden van charisma’s die in verschillende mate aan verschillende mensen gegeven worden.

CHARISMA’S IN HET LEVEN EN DE ZENDING VAN DE KERK 9 bediening van Jezus in de Kerk wordt voortgezet door de verkondiging van het evangelie, waarbij tekenen en wonderen gebeuren. De gaven van profetie (Hand. 2:17, 19:6, 21:9), genezingen (Hand. 4:30; 5:16; 8:7; 28:8) en wonderen (Hand. 4:30; 5:12; 6:8; 8:6; 14:3; 15:12) vergezelden regelmatig de verkondiging van het evangelie terwijl de Kerk groeide. 19. De brieven van het Nieuwe Testament, in het bijzonder die van Paulus, gebruiken de term charisma (van charis, ‘genade’) om de bijzondere gaven van de Heilige Geest aan te duiden waarmee God de Kerk opbouwt (1 Kor. 12:4). Deze gaven, of charisma’s, hebben verschillende vormen, wat de vrijheid van de Geest weerspiegelt, die ze overvloedig verstrekt en ze soeverein uitdeelt. Paulus geeft geen uitvoerige uitleg van de gaven van de Geest en biedt ook geen uitputtende lijst van charisma’s; hij legt eerder de nadruk op het initiatief van de Geest en de verscheidenheid van zijn gaven onder de gelovigen. Paulus schrijft in 1 Korintiërs 12:4-11: Er zijn verschillende gaven, maar er is één Geest; er zijn verschillende dienende taken, maar er is één Heer; er zijn verschillende uitingen van bijzondere kracht maar het is één God die ze allemaal en bij iedereen teweegbrengt…. Al deze gaven worden geschonken door een en dezelfde Geest, die ze aan iedereen afzonderlijk toebedeelt zoals hij wil. 20. Paulus moedigt gelovigen aan om vurig naar charisma’s te verlangen (1 Kor. 12:31), om ‘ernaar [te] streven uit te blinken in de opbouw van de gemeente’ (1 Kor. 14:12), en ze niet te doven (1 Tess. 5:19-22). Hij leert ook dat het nodig is charisma’s te onderscheiden (1 Kor. 12:10) en dat charisma’s in de Kerk uitgeoefend moeten worden op een ordelijke manier, aangezien ‘God niet een God van wanorde is maar van vrede’ (1 Kor. 14:33; cf. 14:40). In Romeinen 12:6-8 schrijft hij: ‘We hebben verschillende gaven, onderscheiden naar de genade die ons geschonken is. Wie de gave heeft te profeteren, moet die in overeenstemming met het geloof gebruiken. Wie de gave heeft bijstand te verlenen, moet bijstand verlenen. Wie de gave heeft te onderwijzen, moet onderwijzen. Wie de gave heeft te troosten, moet troosten. Wie iets weggeeft, moet dat zonder bijbedoeling doen. Wie leiding geeft, moet dat doen met volle inzet. Wie barmhartig voor een ander is, moet daarin blijmoedig zijn’ (zie

HOOFDSTUK II 10 ook: Ef. 4:9), en ook in zijn eerste brief aan Timoteüs geeft hij de aansporing: ‘Veronachtzaam de genade die je geschonken is niet; je dankt haar aan de profetische woorden die de raad van oudsten [presbyteroi] over jou, onder handoplegging, heeft uitgesproken.’ (1 Tim. 4:14). C. ENKELE HISTORISCHE OPMERKINGEN 21. Katholieken en pinkstergelovigen beamen dat de Heilige Geest christenen van alle tijden en culturen met charisma’s toerust om van het evangelie te getuigen en om het lichaam van Christus op te bouwen. Zij verwerpen de gedachte dat de charisma’s na de tijd van de apostelen of op een ander moment in de geschiedenis ophielden. Zij erkennen evenwel dat de charisma’s eeuwenlang niet in het middelpunt stonden van het kerkelijk leven. Men veronderstelde dat de Geest aanwezig was, maar vaak zonder veel verwachting van zijn spontane handelen. Desalniettemin, de bijdragen van de Cappadocische kerkvaders, de monastieke beweging in zijn verschillende vormen, de middeleeuwse bewegingen verbonden met de franciscanen en de dominicanen, en andere vernieuwingsbewegingen in de Katholieke Kerk, hebben voortdurend aandacht gegeven aan de Heilige Geest en zijn charisma’s en worden gezien als tekenen van het werken van de Heilige Geest. 22. Redenen die geleerden geven voor de afname van manifestaties van charisma’s zijn onder andere: de grote toestroom van nietgevormde bekeerlingen6 na de legalisering van het christendom in het Romeinse Rijk, de kerkelijke reactie op de excessen van charismatische bewegingen zoals het montanisme, het latente manicheïsme met zijn minachting van het lichaam, een onderontwikkelde pneumatologie en de reacties op verschillende ketterijen. Later in de geschiedenis droegen de debatten van de Reformatie, de Verlichting, het rationalisme en een klimaat van 6 De term ‘unformed converts’ is hier vertaald met ‘niet-gevormde bekeerlingen’. Pinksterchristenen hebben moeite met deze term, omdat zij de grote toeloop van nieuwe christenen in de 4e eeuw niet beschouwen als vrucht van bekering, maar als een gevolg van de voordelen die plots aan het christen-zijn verbonden waren. Voor pinkstergelovigen waren zij geen waarachtige bekeerlingen.(opmerking prof. dr. C. van der Laan bij de Nederlandse vertaling).

CHARISMA’S IN HET LEVEN EN DE ZENDING VAN DE KERK 11 scepticisme ten opzichte van het bovennatuurlijke bij aan de tanende verwachting van de buitengewone manifestaties van de Geest. 23. Katholieken en pinkstergelovigen zijn het erover eens dat de pinksteropwekking van de twintigste eeuw hernieuwde aandacht bracht voor charisma’s als zijnde essentieel voor het verkwikken van het leven en de zending van de Kerk. Deze aandacht werd verder versterkt door het ontstaan van de Charismatische Vernieuwing in de protestantse en anglicaanse kerken in de jaren vijftig en zestig en de opkomst van de Katholieke Charismatische Vernieuwing in 1967. De leer van het Tweede Vaticaans Concilie speelde een bijzondere rol in de opleving van charisma’s en de bevestiging van het belang van de charismatische dimensie van de Kerk (cf. Dogmatische Constitutie over de Kerk 12). De groei van de pinkster- en charismatische bewegingen, vooral in het Zuiden en het Oosten van de wereld, heeft ertoe bijgedragen dat het christendom over de hele wereld nieuwe kracht heeft gekregen. D. DE KERK ALS EEN GEMEENSCHAP DIE DOOR DE HEILIGE GEEST IS BEZIELD 24. Samen erkennen pinkstergelovigen en katholieken dat de Heilige Geest met Pinksteren de Kerk gegrondvest en bezield heeft, voortbrengend Gods eschatologische nieuwe gemeenschap om het koninkrijk van God te verkondigen en zichtbaar te laten worden. De Geest heeft de leerlingen na Pinksteren de kracht gegeven de zending van hun Heer voort te zetten, en God gaf getuigenis van het evangelie met tekenen en wonderen die in de naam van Jezus en door de kracht van de Geest gebeurden (Mar. 16:17-18; Hand. 14:3; Heb. 2:4). De Kerk is vanuit haar wezen missionair. De Heilige Geest is de primaire actor van de zending van de Kerk, die hij in al haar werk leidt en kracht geeft. 25. God tekent gelovigen met het zegel van de Heilige Geest (2 Kor. 1:21-22), die woont in iedere gelovige als een tempel (1 Kor. 6:19). Door de Geest worden gelovigen geheiligd en zijn zij ‘als levende stenen gebouwd tot een geestelijk huis om een heilig priesterschap te worden en geestelijke offergaven te brengen die God door Jezus Christus welgevallig zijn’ (1 Pet. 2:5).

HOOFDSTUK II 12 26. De Geest schenkt gelovigen gaven van de Geest om het lichaam van Christus op te bouwen. De Geest is het beginsel van de eenheid (koinonia) tussen de diversiteit van charisma’s en bedieningen (1 Kor. 12:4-5). Terwijl God in zijn soevereiniteit de charisma’s uitdeelt, nodigt hij zijn kinderen uit dichtbij de Gever van de gaven te komen, de uitnemendheid ervan te beamen en er oprecht naar te verlangen. Pinkstergelovigen worden bemoedigd door de leer van de katholieke Kerk dat ‘Aan elke gelovige die deze charismatische gaven, ook al zijn het zeer eenvoudige, ontvangt, wordt daarmee het recht en de opdracht verleend deze in de Kerk en in de wereld te gebruiken tot welzijn van de mensen en tot opbouw van de Kerk in de vrijheid van de Heilige Geest, die blaast waarheen Hij wil (Joh. 3:8)’ (Tweede Vaticaans Concilie, Decreet over het lekenapostolaat 3; cf. Dogmatische Constitutie van de Kerk 12). 27. Katholieken en pinkstergelovigen zijn het erover eens dat de Heilige Geest de Kerk toerust met zowel institutionele als charismatische gaven (1 Kor. 12:28). De institutionele dimensie van de Kerk betreft de werking van de Heilige Geest in de door Christus ingestelde structuren van leiderschap. De charismatische dimensie betreft de werking van de Heilige Geest onder gelovigen van iedere stand, voortdurend, spontaan en vaak onvoorspelbaar. Deze twee dimensies zijn beide essentieel voor de Kerk en vullen elkaar aan. De institutionele dimensie is charismatisch omdat zij door de Geest bezield wordt en op de Geest moet steunen, en de charismatische dimensie is institutioneel omdat zij door de Kerk onderscheiden moet worden en op de juiste wijze in dienst van de Kerk geordend moet worden. Katholieken en pinkstergelovigen erkennen en waarderen de gezonde spanning die er is tussen de charismatische en institutionele dimensies. Beide zijn onderworpen aan de vermaning van Paulus: ‘Ik zeg u allen dat u zichzelf niet hoger moet aanslaan dan u kunt verantwoorden, maar verstandig over uzelf moet denken’ (Rom. 12:3). 28. Pinkstergelovigen en katholieken zijn het erover eens dat de Heilige Geest leiders werft en hen begiftigd met gaven om de christelijke gemeenschap onderricht te geven en te leiden en haar te helpen groeien in heiligheid. In de Kerk is gezag een gave van God, en het moet beoefend worden als een dienst naar het voorbeeld van Christus (Mar. 10:42-45). Christus zelf is de hoogste herder van de

CHARISMA’S IN HET LEVEN EN DE ZENDING VAN DE KERK 13 Kerk (1 Pet. 5:4). Onder kerkelijk leiderschap verstaan katholieken vooral de drievoudige bediening van bisschop, presbyter en diaken. Pinkstergelovigen beweren dat vergelijkbare leiderschapsstructuren bestaan in klassieke pinkstergemeenten, hoewel de beoefening van supervisie soms meer diffuus kan zijn. Beide erkennen dat gezag altijd beoefend moet worden volgens de leiding van de Heilige Geest om het risico van onjuist gebruik te vermijden.

14 HOOFDSTUK III REFLECTIE OP SPECIFIEKE CHARISMA’S 29. Katholieken en pinkstergelovigen zijn het erover eens dat het soevereine werk van de Heilige Geest zijn goddelijke gaven te schenken een zegen voor de Kerk is. Om echte charisma’s moet worden gebeden, naar uitgekeken en op vertrouwd als goddelijke gaven. Toch is op veel plaatsen de beoefening van charisma’s een bron van spanningen en zorg in plaats van blijdschap, verwondering, vernieuwing en opbouw van het lichaam van Christus. Leiders van zowel katholieken als pinkstergelovigen vrezen dat aan de wortel van deze spanningen een gebrek aan onderscheiding van de charisma’s ligt. Dit draagt bij tot manipulatie en oneerlijke praktijken zoals het beloven van bepaalde resultaten of bepaalde charisma’s, aanspraken op geestelijke superioriteit van de kant van degenen die charisma’s beoefenen en dientengevolge het in diskrediet brengen van andere kerken en christenen. Katholieken en pinkstergelovigen verzetten zich tegen iedere beoefening van charisma’s die ze lijkt te plaatsen boven het Woord van God. De Internationale Dialoogcommissie van Katholieken en Pinkstergelovigen koos ervoor om drie charisma’s te onderzoeken die belangrijk zijn voor het kerkelijk leven, maar ook een bron van misverstand of spanning kunnen vormen: profetie, genezing en de onderscheiding van geesten. De hoop is dat deze gezamenlijke reflecties plaatselijke gemeenschappen kunnen helpen deze punten te bespreken om tot een dieper gedeelde waardering voor deze charisma’s en hun beoefening te komen.

REFLECTIE OP SPECIFIEKE CHARISMA’S 15 A. PROFETIE 30. De Schrift hecht grote waarde aan het charisma van profetie (Hand. 2:17-18; 1 Kor. 14:1,39). Degenen die profeteren, zijn door God geroepen en door de Heilige Geest geïnspireerd om de boodschap die God hen gegeven heeft te verkondigen (1 Kor. 12:10-11). In een profetische boodschap kan over de daden van God in het verleden worden gesproken; zij kan ingaan op de huidige situatie waarin God zijn volk oproept tot heiligheid, verbondstrouw en maatschappelijke gerechtigheid; of zij kan beloftes van God voor de toekomst onthullen. De woorden die door het charisma van profetie worden ingegeven hebben hun oorsprong in God en worden gegeven met het doel het volk van God op te bouwen (1 Kor. 14:3). 1. PROFETIE IN DE SCHRIFT 31. Door de hele heilsgeschiedenis heen heeft God ervoor gekozen zichzelf, zijn heilsplan en zijn bedoelingen op velerlei wijzen aan mensen te openbaren; daaronder hoort de profetie (Heb. 1:1). Profetie in het Oude Testament vormt de achtergrond voor het verstaan van het charisma van profetie in het Nieuwe Testament. God heeft bepaalde mensen geroepen in zijn naam te spreken (Ex. 4:15-16; Jes. 6:1-13; Jer. 1:4-10; enz.), waarbij zij zijn woord overbrengen en voorspraak doen voor zijn volk. Soms heeft God zijn boodschap geopenbaard door visioenen of dromen (Job 33:14-18; Jes. 6:1-13; Jer. 1:11-13); andere keren heeft Hij dat gedaan door gedachten, indrukken of ‘fluisteringen’ zoals in de stille, zachte stem die Elia hoorde (1 Kon. 19:12); en in nog andere gevallen door een hoorbare stem zoals bij de jonge Samuel (1 Sam. 3:1-18). 32. Terwijl alle authentieke profetische woorden van God komen en aan de profeet doorgegeven worden door middel van goddelijke inspiratie, moet toch het menselijke niet over het hoofd gezien worden, daar profeten hun boodschap uitdrukten in woorden die de mensen konden begrijpen. De profeet ontving een waarneming, een visioen of een woord van de Heer en gaf deze vervolgens door op een manier die de eigen taal van de profeet, zijn persoonlijke achtergrond, opleiding en culturele context weerspiegelde. Profeten gebruikten vaak beeldspraak, symbolen of daden (Jes. 20:2-6; Jer. 13:1-11; Hos. 1:2-8, 3:1) die soms uitgelegd of toegepast moesten worden (Hos. 12:10; Ez. 20:45-49).

HOOFDSTUK III 16 33. In veel opzichten handelden de profeten van het Oude Testament als de levende herinnering en het geweten van het volk door het te herinneren aan de trouw van God en aan zijn verwachtingen en verlangens voor het volk en door de herhaalde oproep zich af te keren van de zonde en God lief te hebben met heel hun hart, ziel en kracht (Deut. 6:5) en de naaste als zichzelf. Soms waren hun boodschappen woorden van oordeel tegen weerspannige mensen. Een andere keer brachten zij beloften vervuld van hoop voor de toekomst (Jer. 32:36-41; Ez. 11:17-21). Vaak riep de uitdagende boodschap van profeten weerstand op of zelfs gewelddadige vervolging van de profeet (Jes. 6:9-10; Neh. 9:26; Luc. 11:49; 13:34). 34. Het volk van God werd steeds weer gewaarschuwd tegen de mogelijkheid dat het ten prooi zou vallen aan valse profeten, die niet trouw waren in het overbrengen van de boodschap van God of die beweerden goddelijke inspiratie te hebben als die er niet was (Deut. 13:1-5). Confrontaties tussen echte en valse profeten, zoals het geval was bij Jeremia en Chananja (Jer. 27-28), toonden de behoefte aan onderscheiding aan om te kunnen onderscheiden tussen wat waar en wat vals was. 35. Het Nieuwe Testament laat zien dat de tijd van profetieën niet afliep met de komst van Christus. Johannes de Doper kan beschouwd worden als de laatste van de profeten in de traditie van het Oude Testament (Jes. 40:3-5; Luc. 16:16); hij wees op Jezus als de vervulling van de messiaanse hoop van Israël (Joh. 1:26-27, 29-34). Als het vleesgeworden Woord van God is Jezus Christus de vervulling van alle eerdere Bijbelse profetie en is hij de Profeet par excellence (cf. Luc. 4:24; 13,33; Joh. 6:14; 7:40). Hij spreekt niet alleen het woord van God, Hij is dat Woord in zijn volheid (Joh. 1:1-5; Heb. 1:1-4). 36. Bij de neerdaling van de Heilige Geest met Pinksteren werd de hele Kerk een profetische gemeenschap (Hand. 2:17-18). Alle christenen hebben een profetische rol en worden geacht profeten te zijn in een algemene zin door het evangelie te verkondigen aan de mensen om hen heen; er zijn echter ook anderen die het charisma van profetie op een specialere wijze ontvangen (1 Kor. 12:11; 29; Rom. 12:6). Profetie is een van de belangrijkste charisma’s die de Heilige Geest geeft voor de opbouw van de Kerk, vooral door woorden van

REFLECTIE OP SPECIFIEKE CHARISMA’S 17 aansporing of troost (1 Kor. 14:1-4). Paulus spoort christenen immers aan om naar dit charisma ‘te streven’ (1 Kor. 12:31; 14:1). Gelovigen worden geacht binnen de geloofsgemeenschap profetische woorden te ontvangen, te horen, te onderscheiden en te interpreteren (1 Tess. 5:19-22). 37. Het charisma van profetie werd niet alleen aan belangrijke personen gegeven maar ook aan gewone mensen. Bijvoorbeeld, Elisabet (Luc. 1:41-45), Zacharias (Luc. 1:18-23, 59-64), Simeon (Luc. 2:25-35) en Hanna (Luc. 2:3, 6-38) profeteerden en loofden God om zijn beloftes over de verlossing. Ook vier naamloze dochters van Filippus profeteerden (Hand. 21:9). In het Nieuwe Testament is er niet één bepaald patroon voor de beoefening van profetie. Mensen als Agabus waren rondreizende profeten die van stad naar stad gingen om hun boodschap te verkondigen (Hand. 11:27-30, 21:10-14), terwijl anderen permanent deel uitmaakten van een bepaalde gemeenschap (Hand. 13:1; 1 Kor. 14:29-33). 38. De Openbaring die door de verrezen Christus aan Johannes is gegeven (Openb. 1:3) lijkt erg veel op de geschriften van de profeten van het Oude Testament. Johannes maakt gebruik van het symbolisme dat in joodse apocalyptische literatuur te vinden is, maar hij brengt ook een aantal duidelijke profetische boodschappen over waarin Christus gelovigen en gemeenten oproept om trouw te blijven en vol te houden (vooral in Openb. 2-3), terwijl hij hen ook hoop brengt door zijn beloftes (Openb. 19:9, 21:3-8). 2. PROFETIE IN DE KERKGESCHIEDENIS 39. Na de apostolische tijd bleven de profetische gaven nog eeuwenlang een rol spelen in het leven van de Kerk. Mensen als Ignatius van Antiochië (Aan de Filadelfiërs 7:1-2) en Polycarpus van Smyrna (Marteldood van Polycarpus, 5) hebben beiden geprofeteerd. Het onderwerp profetie werd in de vroege liturgische en devotionele documenten behandeld (Didachè 11:3-12, 13:1, 3-4; De pastor van Hermas 11). In zulke documenten werden de activiteiten van profeten omschreven en werden specifieke criteria aangereikt om gemeenten te helpen echte van valse profeten te onderscheiden. 40. Christelijke geschriften uit het hele Romeinse keizerrijk stonden vol met profetische verwijzingen, in het bijzonder in de loop van de

HOOFDSTUK III 18 derde eeuw. Irenaeus (130-200) in Gallië (Ten bewijze der apostolische prediking 99; Tegen de ketters 2.32.4), Justinus Martyr (circa 100-165) in Rome (Dialoog met Tryfo 88.1), Tertullianus (180253) in Carthago (Verhandeling over de ziel 2:3; 9:3-4) en Cyprianus (200-258), bisschop van Carthago, verwezen herhaaldelijk naar visioenen, dromen en de gave van profetie. Cyprianus claimde visioenen te hebben ervaren die zijn persoonlijke weg richting gaven (Brief 10 [8].4.1; 16 [9].4.1; 58 [55].5.2) en dat bisschoppelijke synodes in Noord-Afrika boodschappen uit visioenen en profetieën in overweging namen bij de benoeming tot kerkelijke ambten (Brief 39 [33].1.1-2; 40 [34].1.1). De gaven van profetie bleven zich manifesteren zowel bij leken als bij gewijde christenen, zowel in plaatselijke gemeenten als in kloosters en conventen. 41. Het gebeurde dat degenen die beweerden namens God te spreken door een profetie spanningen veroorzaakten als zij wettige kerkelijke gezagsdragers met hun claims confronteerden. De montanisten waren zo’n groep. Montanistische overdrijvingen en het daaruit voortvloeiende wantrouwen aan de kant van kerkelijke leiders hebben het verstaan en de beoefening van profetische gaven in de toekomst ernstig verhinderd. Tegen de tijd dat de montanistische dreiging tot rust was gekomen, werd dit charisma nog maar weinig beoefend. 42. In latere eeuwen spraken scholastische theologen zoals Thomas van Aquino over het bestaan van de gave van profetie maar zonder verwijzingen te maken naar eigentijdse profeten (Summa Theologica II-II, 171-175). Aan de andere kant leerden protestantse hervormers dat met de gave van profetie alleen de prediking bedoeld wordt. Johannes Calvijn schreef: ‘…profetie…is niets anders dan het recht verstaan der Schrift en de bijzondere gave om haar uit te leggen’ (Calvijn, Verklaring van de Bijbel door Johannes Calvijn. Romeinen 12:67). Maarten Luther had kritiek op de ‘Hemelse Profeten’ van zijn tijd omdat zij alleen een ‘levende stem uit de hemel’ volgden. Hun optreden leidt tot een verward, gestoord, bekommerd geweten bij hun toehoorders, en zij willen dat mensen zich verbazen over hun 7 Vertaling door D.J. de Groot

REFLECTIE OP SPECIFIEKE CHARISMA’S 19 vaardigheid, maar ondertussen wordt Christus vergeten (Luther, Een brief aan de christenen in Straatsburg tegen de geestdrijvers , 40-70). 43. De pinkster- en charismatische bewegingen die in de twintigste eeuw opkwamen, hebben geleid tot een nieuwe ontvankelijkheid voor charisma’s die in het verleden vaak genegeerd of zelfs uitgesloten werden. Ten gevolge van het getuigenis van deze hedendaagse bewegingen krijgt de profetie meer ruimte om haar rol te spelen in Gods toerusting van de Kerk voor haar bediening (cf. Ef. 4:11-12). Er is een hernieuwde verwachting dat dit charisma aan gewone christenen wordt geschonken en dat de Heer regelmatig zou kunnen spreken door profetische woorden. De manifestatie van profetie toont het wezen van de profetie aan het grotere verband van de Kerk en maakt de Kerk bewuster van deze dimensie in haar leven en brengt de Kerk meer in overeenstemming met het getuigenis van de Schrift. 3. PROFETIE IN HET LEVEN VAN DE KERK 44. Katholieken en pinkstergelovigen zijn het erover eens dat profetie een bredere en een striktere betekenis heeft. In de bredere betekenis deelt iedere christen in de rol van Christus als Profeet, Priester en Koning en wordt geacht zich voor de profetische dienst in te zetten. Christenen beoefenen die profetische rol door de komst van het koninkrijk van God te verkondigen, door onderricht, evangelisatie, dienst en het aan de orde stellen van onrechtvaardige sociale en culturele kwesties. Dit doen zij ook door te getuigen van Jezus Christus als Heer binnen hun eigen bijzondere roeping en bij gebeurtenissen in hun dagelijks leven. Katholieken geloven bijvoorbeeld dat een trouw leven als gewijde (het leven van een monnik, non, religieuze zuster of broeder, of een gewijde leek) op zich al een profetie is van het koninkrijk dat komt en de bruiloft van het Lam (cf. Openb. 19:7). Zo kan ook het engagement van een christen voor de bevordering van gerechtigheid en vrede en het getuigen van de waarden van het koninkrijk profetisch genoemd worden. 45. In de striktere betekenis communiceert degene die de gave van profetie heeft een woord van God dat een ad hoc karakter heeft; het wordt tot mensen gericht op een bepaald moment in een specifieke

HOOFDSTUK III 20 context. Het kan gericht worden tot een persoon of tot een gemeente of gemeenschap die voor de eredienst bijeen is. 46. Profetie moet overeenstemmen met de Schrift en de kerkelijke leer. Een profetisch woord kan niet toegevoegd worden aan het geloofsgoed (depositum fidei), dat God voor eens en altijd heeft geopenbaard (cf. Heb. 1:1-2). Het kan echter nieuwe inzichten in Gods openbaring geven door het meer expliciet te maken of door het toe te passen op de huidige context, of door de tekenen van de tijd te interpreteren, of door gebeurtenissen in de toekomst te voorspellen, of Gods daden uit het verleden in herinnering te roepen, of de gelovigen te bemoedigen of hen op te roepen tot bekering. Profetie kan komen in de vorm van visioenen, dromen of woorden van wijsheid en kennis. 47. Katholieken en pinkstergelovigen zijn het erover eens dat mensen die in de Kerk van vandaag de gave van profetie ontvangen, geroepen zijn om mensen van een goed karakter te zijn die leven op een manier die overeenkomt met de gave. De beoefening van een profetische dienst in de Kerk impliceert openheid voor onderricht en correctie; wie profeteert, moet bereid zijn profetische woorden te laten beoordelen door het volk van God (1 Kor. 14:29, 38). 48. Zij zijn het er ook over eens dat een houding van openheid en ontvankelijkheid voor profetische gaven en andere gaven noodzakelijk is om de ruimte te scheppen die nodig is voor het ontwikkelen en beoefenen van deze gaven. Hoewel God de soevereine vrijheid heeft om te handelen wanneer Hij wil (cf. Deut. 23:4-5; Joh. 11:49-52), kunnen wij ons openstellen om zijn gaven te ontvangen. Jezus spoort zijn volgelingen aan om te vragen, te zoeken en aan te kloppen, wat betekent dat ontvankelijkheid een sleutelrol speelt bij het ontvangen van de Geest: ‘Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan…. Als jullie dus, ook al zijn jullie slecht, je kinderen al goede gave schenken, hoeveel te meer zal de Vader in de hemel dan niet de Heilige Geest geven aan wie Hem erom vragen.’ (Luc. 11:9-10, 13) 49. De deelnemers aan deze dialoog erkennen dat het nodig is die theologische posities aan te spreken die de gave van profetie willen

REFLECTIE OP SPECIFIEKE CHARISMA’S 21 marginaliseren of beweren dat deze gave verder niet nodig is omdat de Schrift daarvoor in de plaats is gekomen. De Heilige Geest is altijd aan het werk, zelfs op manieren die niet gemakkelijk opgemerkt worden door degenen bij wie Hij werkzaam is. Waar er geen verwachting is dat de Heilige Geest spreekt door de gave van profetie, zijn mensen of gemeenschappen mogelijk niet in staat de stem van de Geest te horen als Hij wel spreekt, of zal de Geest er in dat geval voor kiezen helemaal niet te spreken. De Heilige Geest is vrij te handelen zoals Hij wil, zoals Jezus die de beweging van de Geest vergeleek met het waaien van de wind, verkondigde: ‘De wind waait waarheen hij wil; je hoort zijn geluid, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat’ (Joh. 3:8). 50. In de leer van Jezus is er een verbinding tussen profetie en martelaarschap. Het martelaarschap is het meest volmaakte getuigenis van Christus dat iemand kan geven, het wordt mogelijk gemaakt door de Heilige Geest en heeft een indrukwekkend charismatisch en profetisch karakter. Jezus voorspelde tijden van vervolging en vertelde zijn leerlingen dat, wanneer zij gedaagd werden door synagogen, gouverneurs en koningen, zij zich geen zorgen moesten maken over hun antwoorden. ‘Wanneer ze je uitleveren, vraag je dan niet bezorgd af hoe je moet spreken of wat je moet zeggen. Want wat je moet zeggen, zal je op dat moment worden ingegeven. Jullie zijn het immers niet zelf die dan spreken, het is de Geest van jullie Vader die in jullie spreekt’ (Mat. 10:19-20). In de patristische tijd beriepen christenen zich steeds weer op deze belofte die een bron van kracht was als zij voor overheidsfunctionarissen beleden dat zij volgelingen van Jezus waren (Cyprianus, Brief 10 [8].4.1; 58 [55].5.2; 76.5; 81 [82].1). 51. De vervolging van christenen was een realiteit vanaf het begin van de christelijke geschiedenis. Het is verdrietig en betreurenswaardig dat het nog steeds zo is; echter, indachtig de opmerking van Tertullianus: ‘Het bloed van martelaren is het zaad van de Kerk’ (Apologie 50.13).8 Samen bevestigen katholieken en pinkstergelovigen dat wanneer christenen te lijden hebben onder discriminatie, vervolging of martelaarschap vanwege hun belijdenis 8 Semen est sanguis Christianorum.

HOOFDSTUK III 22 van Christus in woord en daad, zij de gave van profetie uitoefenen. In alle gesprekken over het ‘oecumenisme van het martelaarschap’ moeten de rol van de Heilige Geest en van de gave van profetie erkend worden. B. GENEZING 52. In het Nieuwe Testament wordt de genezing gerekend onder de gaven die de Heilige Geest schenkt tot de opbouw van de Kerk (1 Kor. 12:9,28,30). Het bestaan van deze gave, die de liefde en het mededogen van God voor zieken openbaart, geeft reden tot diepe dankbaarheid tegenover God. De gave van genezing slaat niet alleen op lichamelijke genezing maar ook op andere vormen van genezing zoals relationele, psychologische, emotionele en geestelijke genezing. 1. GENEZING IN DE SCHRIFT 53. Genezing vormt een belangrijk deel van de Bijbelse openbaring in zowel het Oude als het Nieuwe Testament. In het Oude Testament openbaart God zich als de God van het verbond die zijn volk geneest: ‘Ik, de HEER, ben het die jullie geneest’ (Ex. 15:26; cf. Ex. 23:25-26). Zijn beloftes hebben betrekking op zowel lichamelijke als geestelijke heelheid: gehoorzaamheid aan God brengt de goddelijke zegen, een goede gezondheid en een lang leven (Deut. 7:12-15; Spr. 3:7-8), terwijl ongehoorzaamheid leidt tot vloek van ziekte of een voortijdige dood (Deut. 28:15-68). Hoewel ziekte behoort tot het kwaad waarmee alle mensen gekweld worden vanwege de zonde (Ps. 38:4; 107:17), is het verkeerd te veronderstellen dat ziekte per se uit persoonlijke zonde volgt zoals het boek Job duidelijk maakt. 54. Het Oude Testament bevat enkele voorbeelden van individuele genezing, inclusief de genezing van onvruchtbare vrouwen zoals Sara (Gen. 21), Rebekka (Gen. 25:21), Rachel (Gen. 29:31, 30:22), de moeder van Simson (Recht. 13) en Hanna (1 Sam. 1). Door de profeten Elia en Elisa genas God ziektes als melaatsheid (2 Kon. 5:1718) en bracht hij zelfs dode mensen weer tot leven: de zoon van de weduwe (1 Kon. 17), de zoon van de Sunamitische vrouw (2 Kon. 4) en de man die in het graf van Elisa geworpen werd (2 Kon. 13:21). Tijdens de donkere periode van de Babylonische ballingschap spraken de profeten over het toekomstige herstel van het volk van

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=