Overeen 2004 10

Oecumenisch Directorium (1993) aparte paragrafen gewijd aan gemengd gehuwden, anderzijds is het onmogelijk gebleken de regels voor deelname aan de Maaltijd des Heren in een andere dan de eigen kerk althans voor deze categorie christenen te versoepelen. Rooms-katholiek isolement Verder hebben andere kerken beslissingen genomen waardoor de Rooms-katholieke Kerk in een isolement terecht is gekomen. Zowel de Anglicaanse kerk in Engeland als de kerken verenigd in de Unie van Utrecht (waaronder de Oud-katholieke Kerk) maak- ten een tweede kerkelijk huwelijk na echt- scheiding mogelijk. Andere kerken gingen daar al eerder toe over, terwijl de Oosters- orthodoxe Kerken die praktijk al langer kenden. De twee eerstgenoemde geloofsgemeen- schappen besloten vrouwen toe te laten tot de diaken- en priesterwijding, terwijl de Rooms-katholieke Kerk een en andermaal met een beroep op de apostolische traditie heeft verklaard hiertoe niet bevoegd te zijn. Bovendien heeft zij dit punt bij monde van de Congregatie voor de geloofsleer een dergelijk gewicht gegeven, dat zij het zich onmogelijk maakt ambten van kerken die vrouwen wijden te erkennen. Waar weder- zijdse erkenning van de ambten het doel is van de dialoog en voorwaarde voor volledi- ge gemeenschap, dreigt de rooms-katholie- ke positie dit gesprek tot vruchteloosheid te doemen. Werk van de Geest Ik wil deze beschouwing over veertig jaar oecumenedecreet positief afsluiten door net als vijftien jaar geleden bij de vijfentwintigste verjaardag daarvan te verwijzen naar de beloftevolle woorden die in nr. 24 van dit decreet staan: “Deze heilige vergadering wenst vurig, dat de initiatieven van de katholieken zich samen met die van hun afgescheiden broeders zullen ontwikkelen, zonder enig beletsel te vormen voor de wegen van de Voorzienigheid, en zonder op toekomstige ingevingen van de heilige Geest vooruit te lopen.” Deze woorden zijn belangrijk om hun inhoud en hun plaats. Ze staan in de laatste alinea van het decreet en zeggen dat de eenheid van de Kerk niet van menselijke makelij is, maar het werk van de Voorzienigheid of van de Geest in de voortgaande geschiedenis. Op deze manier ziet de tekst zich niet als een afgesloten geheel maar wijst hij boven zichzelf uit. Hij heeft het tracé van de weg naar de eenheid niet uitgetekend, maar blijft open voor de ongedachte mogelijkheden en verrassingen van een toekomst die zijn auteurs niet in de hand hebben. De geschie- denis, die het concilie hier vol vertrouwen openlaat, kan door geen volgende tekst worden afgesloten. Ton van Eijk De auteur is voorzitter van de Raad van Kerken in Nederland. Veertig jaar oecumene- document Vaticanum II Overeen, nr. 10, april 2004 4 gische dialogen met andere christelijke geloofsgemeen- schappen: met Oosters-ortho- doxe en Oriëntaalse Kerken, met anglica- nen, lutheranen, gereformeerden, doopsge- zinden, methodisten, pentecostalen en evangelicalen. Door hun kerk aangewezen rooms-katholieke theologen werkten mee aan het fameuze Lima- of BEM-rapport. Deze dialogen hebben niet alle tot vergelijk- bare resultaten geleid. Daar zijn, vanuit het gezichtspunt van de Rooms-katholieke Kerk, de gesprekspartners te verschillend voor. Altijd was er respect voor elkaar en begrip, vaak werden convergerende ge- loofsinzichten vastgesteld, soms zelfs consensus (met de lutheranen over de rechtvaardiging), maar in geen enkel geval werd de kerkelijke gemeenschap hersteld. Kortom, de Rooms-katholieke Kerk, een laatkomer op het toneel van de oecumeni- sche beweging, heeft sinds het concilie veel initiatief ontplooid, vanuit haar centrum en vanuit de bisdommen. Dat alles mogen we zien als de weerklank of Wirkungsgeschich- te van het oecumenedecreet. Tegenstrijdige signalen Op z’n laatst vanaf het begin van de jaren negentig horen we steeds vaker dat de oecumenische beweging stagneert. Gecon- stateerd wordt dat kerken zich weer meer om de eigen identiteit bekommeren. Dat is op zich niet strijdig met het oecumenisch ideaal van de zichtbare eenheid van de Kerk van Christus. Die eenheid is immers geen eenvormigheid, maar gemeenschap in verzoende verscheidenheid. Van de Rooms-katholieke Kerk gaan in die jaren tegenstrijdige signalen uit. Van de ene kant is er de encycliek Ut unum sint, van de andere kant is er Dominus Jesus. Met name de Congregatie voor de geloofsleer publi- ceert teksten die voor de oecumene rele- vante passages van het concilie beperkend interpreteren. Zoals het ‘subsistit in’ van Lumen Gentium 8 (de Kerk zoals door Christus bedoeld bestaat in de kerk rond Petrus en de met hem verbonden bisschop- pen) en het kerk-zijn van andere kerken. Enerzijds heeft de tweede editie van het Zeker is dat er dat de euforie tijdens en de eerste jaren na het concilie groot was. Voor velen betekende het een doorbaak in minstens twee richtingen: naar de moderne wereld (de Pastorale Constitutie Gaudium et spes, 1965) en naar andere christenen (Decreet over het oecumenisme Unitatis redintegratio, 1964). Die theologische doorbraak werd in ons land verdubbeld door een sociologische: het tijdperk van de verzuiling liep op zijn einde en de gesloten wereld van de katholieke subcultuur werd open- en afgebroken. Pastoraal Concilie Onder dit gesternte vond eind jaren zestig, begin jaren zeventig het Pastoraal Concilie van de Nederlandse Kerkprovincie plaats ter implementatie van de documenten van het concilie in de Nederlandse kerk. In dat kader zag ook een rapport over de oecume- ne het licht. De doorbraak naar de andere christenen werd geplaatst in het bredere kader van de doorbraak naar de gehele bewoonde wereld, want is dat niet de oorspronkelijke betekenis van ‘oecumene’? Wie nu het (concept-)rapport en met name de aanbevelingen leest, realiseert zich welke hoop en verwachtingen het conciliaire oecumenedecreet Unitatis redintegratio had gewekt. Er wordt weliswaar nauwelijks verwezen naar de tekst van het decreet, maar de genoemde desiderata (onder andere die betreffende beperkte open communie en het gemengde huwelijk) leunen sterk op de tendens die uit het decreet spreekt. Enkele decennia later moeten we vaststellen dat de verwachtin- gen en verlangens van toen nog steeds op vervulling wachten. Activiteit Tezelfdertijd werd ook in Rome de imple- mentatie van het oecumenedecreet krachtig ter hand genomen. In twee delen verscheen een Oecumenisch Directorium, er vonden ontmoetingen plaats van de bisschop van Rome met de oecumenisch patriarch, met de aartsbisschop van Canterbury en andere kerkleiders. Deze waren van hoge symboli- sche betekenis. Er verschenen behalve het Directorium ook andere teksten die de oecumene wilden stimuleren. Over de oecumene op landelijk, regionaal en plaatselijk vlak en over de plaats van de oecumene in het onderwijs- curriculum van seminaries en theologische faculteiten. Er werd samengewerkt met de Wereldraad van kerken. Een lidmaatschap leek zelfs even dichtbij. Bovenal werd er een omvattend netwerk gespannen van theolo- Er is wel gezegd, en niet door de eersten de besten, dat de verwerking van de teksten van het Tweede Vaticaans Concilie nog moet beginnen. De achterliggende gedachte is, dat men zich gedurende de jaren na het concilie niet met de schriftelijke resultaten ervan heeft bezig gehouden, maar met de geest ervan aan de haal is gegaan. Ton van Eijk: "De geschiedenis, die het concilie vol vertrouwen open- laat, kan door geen volgende tekst worden afgeslo- ten."

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=