Jaargang 68 Nummer 5

Pokrof 20 In 1989 schreef ik mijn eerste artikel voor het tijdschrift Pokrof. Het verscheen in het vijfde nummer van die jaargang en handelde over de 600-ste herdenking van de Slag op Kosovo Polje (het Merelveld). Ik deed daarin verslag van de kerkelijke viering bij het klooster Gracanica en van de massale politieke bijeenkomst op Gazi Mestan waar Slobodan Miloševic in aanwezigheid van de politieke en kerkelijke top van het land het woord voerde. Deze nationale herdenking was een belangrijke gebeurtenis in het langere proces dat in 1991 uitliep op oorlog en de ondergang van de Joegoslavische staat. Toen ik me in 1978 in Zagreb (Kroatië) aan de Katholieke Theologische Faculteit inschreef voor de specialisatie oecumenische theologie, had ik geen idee van de verwevenheid van nationale en religieuze identiteit op de Balkan. Bestudering van de geschiedenis van Serviërs, Kroaten, Bosniërs enAlbanezenenvanhet Joegoslavische politieke en economische bestel, maakte me geleidelijk gevoelig voor de spanningen en trauma’s die in het seculiere Joegoslavië onderhuids steeds aanwezig waren. In de jaren tachtig maakte ik met twee vrienden, een predikant en een orthodoxe priester, verschillende reizen door Joegoslavië. Samen bezochten we in het hele land rooms-katholieke en Servisch-orthodoxe seminaries en theologische faculteiten waar we bijna altijd vriendelijk werden ontvangen. Wie kon bevroeden dat in het bestek van enkele jaren religieuze en nationale sentimenten zo’n explosieve politieke lading zouden krijgen? Storm De oorlog kwam in 1991 als een storm over het land die pas met de erkenning van de onafhankelijkheid van Kosovo in 2008 voorlopig tot rust kwam. De Joegoslavische idee die aan het einde van de 19e eeuw opgeld deed werd en gesteund werd door belangrijke katholieke en orthodoxe kerkleiders, werd door deze oorlog definitief ten grave gedragen. De republieken waaruit de federatie bestond kregen hun begeerde onafhankelijkheid. Maar opgelost zijn de problemen nog steeds niet. Het nationaliteiGescheiden en nog lang niet verzoend ´ tenprobleem valt namelijk niet samen met de grenzen tussen de nieuwe staten. Bosnië-Herzegovina blijft een spanningshaard, omdat de Bosnische Serviërs blijven aansturen op een verdeling van het land als opstap tot aansluiting bij Servië. Kosovo en Metohija, waar de wieg stond van de middeleeuwse Servische staat en kerk, is weliswaar onafhankelijk, maar de Servische kerkelijke en politieke diplomatie laat geen gelegenheid onbenut omdit gebied als onvervreemdbaar deel van Servië te claimen. Dat heeft effect. Op dit moment hebben 97 van de 193 landen die deel uit maken van de VN de onafhankelijkheid van Kosovo erkend, maar tussen 2017 en 2020 hebben vijftien landen de erkenning van Kosovo ongedaan gemaakt. Ook in Noord-Macedonië en Montenegro blijft het broeien. Kathedraal van de H. Sava, Servisch-orthodoxe patriarchale kerk te Belgrado (Foto: Wikimedia Commons/Borisha). De strijd over de vraag van wie het land is, is dus nog niet voorbij en zal niet voorbij gaan. Nationale sentimenten en historische claims spelen op de Balkan een grotere rol dan het individuele burgerrecht dat als zodanig de vrijheid en gelijkheid van alle staatsburgers moet waarborgen en waarop de rechtsstelsels van moderne staten gefundeerd zijn. Het ongeluk van de Joegoslavische staatsgeschiedenis in de 20e eeuw is, dat door de onderdrukking van nationale en religieuze iden-

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=