Jaargang 68 Nummer 3

Pokrof 17 bent u niet getrouwd ? Wat betekent dit of dat gebruik bij de Grieken?” et cetera, et cetera. Het spreekt vanzelf dat het vrijwel dagelijkse bezoek aan een of meerdere van de taltijke restaurantjes interessante gesprekken opleverde. Dikwijls was ik in het gezelschap van mijn orthodoxe vriend Manolis Kiapokas (zaliger gedachtenis), ex-rector van het Lykeion (= gymnasium), classicus, erudiet, heel intelligent en bovendien een zeer betrokken gelovige. Van hem leerde ik veel en hij introduceerde mij overal. Zo kreeg ik bijvoorbeeld leuke contactenmet de club kerkzangers van het eiland. Niet licht vergeet ik de ontmoetingen met de papades in de dorpen: in de unieke sfeer van de Griekse gastvrijheid herkenden we elkaar als broers en omarmden we elkaar. Bij aankomst op Kos meldde ik mij altijd, soms met de protestantse collega, bij de oude metropoliet die graag Frans sprak. Hij waardeerde ons werk, kende natuurlijk Pierre-M. Frantzidis, en ik vroeg zijn zegen; dito bij het vertrek. Hij had de publieke opinie niet mee, in tegenstelling met zijn jonge opvolger die soberder leefde en meer sociaal was ingesteld. Hij sprak alleen Grieks. Van hem heb ik als “eulogia” een icoontje gekregen van de Koische martelaar Johannes de Reder. Open houding De christengemeenschappen van het eilandenrijk de Dodekanisos vallen al sinds de 7e of 8e eeuw onder het Oecumenisch Patriarchaat en niet bijvoorbeeld onder Athene: dat verklaart de veelal open houding van de plaatselijke clerus tegenover christenen van een andere traditie. Eens kwam ik bij toeval terecht op een begraafplaats hoog in de heuvels. Er bleek een herdenkingsliturgie gaande te zijn. In mijn toeristenkloffie sloot ik mij bescheiden aan achteraan bij de opeengepakte menigte. Plots kwam een van de celebranten mij halen om mee te bidden in het heiligdom. Verbouwereerd liet ik mij meetronen en bad mee. De hoofdcelebrant bleek de secretaris van demetropoliet te zijn.We kenden elkaar. Die gebeurtenis is het hoogtepunt geweest in mijn oecumenische beleving. Onder de toeristen trof ik Italianen aan die tijdens de bezetting (1912 – 1943) op die eilanden waren geboren en/of een Griekse vrouw hadden getrouwd en regelmatig hun Griekse familie bezochten. Via zulke vrienden had ik gemakkelijk toegang tot allerlei Griekse milieus: ik raakte geboeid door de onderlinge verhoudingen tussen Italianen en Grieken, hun verschillen en overeenkomsten, en ook door de geschiedenis van genoemde bezetting. In het dorp werd ik Pater Jan Kaandorp met pater Johan Meijer (rechts) bij de liturgie waarin hij voor het eerst voorging in de Byzantijnse ritus, in de kapel in de Dr. Nuijensstraat in het voormalig centrum van Aktie en Ontmoeting Oosterse Kerken, Tilburg (Foto: Archief J. Kaandorp).

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=