Jaargang 66 Nummer 3

Pokrof 1 8 jezuïet had hij drie jaar les gegeven aan het Jezuïetencollege in Bagdad, ik geloof Engels. Ook had hij daar goed Arabisch geleerd. In ieder geval was de Byzantijnse liturgische tra- ditie hem zeer dierbaar geworden. In 1963 was hij in de Byzantijnse Ritus priester gewijd. Hij was gewend met studenten te werken. Je kunt je dus voorstellen dat het boeiende bijeen- komsten waren en dat werkte inspirerend op de studenten. En soms bepaalde het hun verde- re carrière. Een van de groep was bijvoorbeeld een Duitse die al enkele jaren in Rome woonde en bij de Spaanse trappen een exclusieve kle- dingboetiek runde, Gabrielle Winkler. Zij was zo enthousiast over deze bijeenkomsten dat zij zich helemaal geworpen heeft op de Oosterse Liturgie en zich specialiseerde in de Armeense liturgische tradities, Zij werd later de eerste vrouwelijke professor voor Liturgieweten- schappen aan de Universiteit van Tübingen. Ondertussen is zij ook al met emeritaat. Geen fanatieke ritualist Zelf koos ik als specialisatie Geschiedenis van de Oosterse kerken, dat betekende de geschie- denis van het Byzantijnse rijk, en van de kerken die daar hun oorsprong vonden, in Oost- Europa en in het Nabije Oosten. Ik ontmoette Bob Taft dus niet in de colleges. Maar we had- den wel regelmatig contact, tenslotte woonde ik in de Via Merulana , op slechts vijf minuten van het Oosters Instituut. Zo kon ik ’s morgens gemakkelijk in het Russicum de liturgie vieren net als hij. Of we kwamen elkaar tegen bij de vespers en andere diensten in het Russicum. Vaak zong ik, net als Bob, mee in het koor onder leiding van pater Pichler, en bleef daarna eten bij het avondmaal. Heel dankbaar denk ik dus terug aan de vele malen dat ik samen met Father Taft de Goddelijke Liturgie vierde, in die kerk van het Russicum, of in een van de kleine- re kapellen in het huis. Bob was een echte liturg, maar geen ritualist. Ik herinner me dat ik de weekdienst had in het Russicum om vóór de Goddelijke Liturgie de Voorbereiding van de Gaven te doen. Er was echter in die week een zogenaamde a-liturgische dag, een dag waarop geen Goddelijke Liturgie wordt gevierd, en daar had ik niet aan gedacht. Toen de studen- ten in de kapel kwamen en mij bezig zagen leek het of ik een moord had gepleegd. Father Taft wees er op dat bij de Oekraïens-katholieken daar niet op werd gelet. Die kenden geen a- liturgische dagen. Tenminste toen niet. Trouwens, zoals ik reeds zei, Bob was geen fanatieke ritualist. Hij hield van de liturgie, was trouw in de Russische traditie die hij volgde, maar was zich bewust dat het Oosten ook kon leren van het Westen, en noemde dat de ‘deugd van flexibiliteit’. Hernieuwd contact In 1975 sloot hij zijn studie af en verdedigde zijn proefschrift over de Grote Intocht; later werkte hij zijn onderzoek verder uit in een zes- delige studie over de Liturgie van Johannes Chrysostomus. Nu werd hij professor aan het Oosters Instituut en volgde zijn leermeester Juan Matteos SJ op. Zelf was ik een paar jaar weg geweest uit Rome vanwege mijn studie in Griekenland, maar toen ik weer terug kwam om te werken aan het Secretariaat voor de Eenheid, vernieuwden zich ook de contacten met Robert Taft. Natuurlijk ontmoetten we elkaar bij de viering van de Liturgie, maar ook hadden we de afspraak om wekelijks te eten in een Sardijns restaurant, dat niet te ver weg lag van het Orientale waar Bob woonde of het klooster waar ik thuis was. Dat waren wekelijk- se gesprekken waarin niet alleen de oecumene met het Oosten onderwerp was, maar ook de situatie van het religieuze leven na Vaticanum II. “Ik ben niet van plan tot de zesduizend medebroeders te horen die de Sociëteit verla- ten hebben”, zei hij eens. Het was de tijd van crisis in heel het religieuze leven. In feite bemoedigden wij elkaar. In 1976 ging ik weg uit Rome, maar omdat ik jaarlijks deelnam aan de vergadering van de ROACO, (de Romeinse steunorganisatie voor de Oosterse kerken) had ik steeds ook de gele- genheid Bob te bezoeken en bij te kletsen… en zo ging dat verder. Het deed me goed dat hij archimandriet benoemd werd van de Katho- lieke Oekraïense kerk. Hij was namelijk een echte verdediger van die Oekraïense kerk, ook op theologisch vlak. Kort voor zijn vertrek uit Rome in 2011 heb ik hem voor het laatst gezien, toen ik toevallig in Rome was. Hij was moe. Maar we hadden een fijn gesprek. Eigenlijk hebben we toen afscheid genomen in de wetenschap dat we elkaar niet meer zouden zien. Een goede vriend aan wie ik veel dank, aan inspiratie, aan genegenheid, aan broederlijke belangstelling. Ik zal hem niet vergeten! Eeuwige gedachtenis! Johan Meijer cssr

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=