Jaargang 65 Nummer 3

Pokrof 1 9 over dat bezwaar heen. In 1927 werd hij heime- lijk tot diaken gewijd en in 1928 door bisschop Arsenij (Zjadonovskij) tot priester met de taak vader Metsjov te helpen. Verbanning en verborgen leven In 1931 werd hij gearresteerd op verdenking van “lidmaatschap van een anti-Sovjet organi- satie, bestaande uit personen met een religieu- ze cultus”. Men veroordeelde hem tot vijf jaar verbanning en dwangarbeid, die hij op ver- schillende plaatsen onderging. Het kostte hem bijna het leven. Maar een arts herkende hem en hielp hem erdoor heen. In 1935 kwam hij vrij, ernstig verzwakt. Hij vestigde zich in de stad Rybinsk. Omdat hij de status van invalide had gekregen, hoefde hij de oorlog niet in. Verborgen voor de buitenwereld bad hij veel en vierde heimelijk de eucharistie. Familieleden en bekenden uit Moskou woonden dat soms bij. Hij woonde in één kamer, die hij later deelde met twee van zijn zussen, die ontkomen waren uit het door de Duitsers belegerde Leningrad. In 1958 werd hij door de autoriteiten gerehabi- liteerd. Het openbare leven In 1948 kreeg hij de mogelijkheid om in de Aziatische republieken openlijk als priester te gaan werken. Bisschop Guri (Jegorov) benoem- de hem in Asjchabad en later in Fergán. De liturgie was het centrum van zijn activiteiten. Hij kon goed preken. In zijn preken en artikelen combineerde hij zijn kennis van de Bijbel en van de psychologie. Daarnaast besteedde hij veel tijd aan gesprekken met gelovigen. Hij bleef daarvoor in de kerk of nodigde mensen thuis uit. Hij doopte alleen volwassenen, nadat hij ze voldoende had voorbereid. Er kwamen allerlei mensen op af, ook baptisten en mos- lims. De moslims noemden hem “onze Russische mullah”. Soms pestten de autoritei- ten hem, bv. door hem te verbieden mensen thuis te ontvangen. In 1953 benoemde aartsbisschop Ermogen (Golubjev) hem tot priester van de Maria Ontslapenis-kathedraal te Tasjkent. In 1955 werd hij tot monnik gewijd en rector van die parochie. Hij behield daarbij zijn naam Boris, omdat de bisschop vond dat hij altijd al als monnik geleefd had. In Tasjkent gebeurde het- zelfde als in Fergan. De kerk stroomde vol. Hij kwam daar op het juiste moment. Veel mensen hadden hun band met de Orthodoxe traditie al bijna verloren. Het lijkt erop dat ver weg in Oezbekistan iets meer mogelijk was dan centraal rond Moskou. Het paste wellicht in de politiek van russificatie die de Sovjet-Unie daar bij vlagen probeerde door te voeren. Tijdens de Tweede Wereldoor- log had Stalin een deel van de industrie naar Oezbekistan laten verplaatsen. Het aantal etnische Russen was daardoor toegenomen. Er gingen zelfs enkele nieuwe kerken open, terwijl Chroesjtsjóv elders kerken liet opblazen. Het klooster dat naast de kathedraal stond was gesloten, maar een aangrenzend tehuis voor kinderen was er nog. Daar woonde vader Boris met drie religieuze zusters, die uit andere kloosters waren verdreven en uit de kampen waren teruggekomen. Hij had daar zijn biblio- theek en bleef studeren. Met een aantal pries- ters uit de regio richtte hij een studiekring op. In 1971 was zijn gezondheid zo slecht, dat hij niet meer kon dienen. Hij verhuisde naar Moskou, waar een bekende hem verzorgde tot hij in datzelfde jaar stierf. Wonderlijke herinneringen Vader Pavel vertelde over vader Boris: “Hij had een zwakke gezondheid. Maar hij kwam iedere ochtend en iedere avond naar de kerk. Hij straalde daar als een kaars. Hij leidde de litur- gie ordelijk en streng”. “Hij preekte na bijna elke viering. Heel de intelligentsia van Tasjkent kwam luisteren.” Afgelopen mei haalde ook Vera haar herinneringen op: “Wanneer ik het moeilijk had, omdat mijn man in de gevangenis zat, zei hij altijd: ‘Blijf maar vertrouwen op God, en dan komt het allemaal goed’. Hetzelfde zei hij toen mijn zwangerschap van Anna en Ivan heel moeizaam verliep. En het kwam goed! Ze werden veel te vroeg geboren en wogen maar vier pond. Hij bad toen heel veel voor ons en vroeg elke dag hoe het ging. En ze hebben het toch gered. Dat zijn de wonderen, die ik in mijn leven heb meegemaakt.” Barmhartigheid Ter afsluiting citeer ik een preek van vader Boris over barmhartigheid, die hij hield op de 19 e zondag na Pinksteren, 18 oktober 1970: “In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. De lezing uit het Evangelie, die we vandaag tijdens de Liturgie gehoord hebben, bevat de woorden van onze Heer Jezus Christus: Weest Barmhartig (Lukas 6, 36). In onze harten is naast een gevoel voor barmhartigheid ook boosheid en haat. We moeten ons van de boosheid en de haat afkeren en

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=