Jaargang 64 Nummer 5

Pokrof 6 Het patriarchaat van Constantinopel vaardigde een encycliek uit in 1920 om de christelijke een- heid van de Oosterse en Westerse kerkgemeen- schappen te bevorderen. Dit document vormt het startpunt van de oecumene binnen de Orthodoxe Kerken; mede daaruit zijn er over- koepelende organisaties ontstaan, oecumeni- sche zoals de Wereldraad der Kerken en intra- orthodoxe zoals de Panorthodoxe Conferenties. Als gevolg van de Vrede van Sèvres (1920) viel Athos vanaf 1923 onder de soevereiniteit van Griekenland. Tegelijkertijd stelde de Griekse overheid een nieuwe oorkonde op over de positie van Athos binnen het Grieks grondgebied. De af- gezanten van de Heilige Commissie van Athos ondertekenden in Karyes, de hoofdstad van Athos, de zogeheten Oorkonde van Athos in 1924. Deze oorkonde beschreef de regels die in het afgelopen millennium waren vastgelegd in typika (kloosterregels van de afzonderlijke mon- nikengemeenschappen) alsook in keizerlijke oorkonden en edicten, waarmee de tradities en gebruiken van het monastieke leven op de Heili- ge Berg waren gewaarborgd. Hiermee is de sta- tus van de Heilige Berg ten opzichte van de Griekse staat, de Orthodoxe Kerken en de pa- triarch van Constantinopel gedefinieerd, die tot op de dag van vandaag rechtsgeldig is. Beide documenten zorgden voor enige spanning tussen de kloostergemeenschappen van Athos en de Orthodoxe kerkleiders. Enerzijds wilden de monniken van Athos de lange traditie van de Orthodoxie waarborgen, terwijl anderzijds de kerkelijke leiders zich richtten op de oecumeni- sche hervorming. Orthodoxe tijdrekenkunde Een discussie tussen de kloosterge- meenschappen van Athos en de Or- thodoxe kerkleiders betrof de kalen- der. Sinds 1582 hanteert de Rooms- katholieke Kerk de gregoriaanse ka- lender. Dit werd destijds niet geac- cepteerd door de Orthodoxe Kerk, aangezien het een breuk vormdemet de paaskalender van het Eerste Con- cilie van Nicea (325). Als gevolg van de opkomende oecumene in de twin- tigste eeuw, organiseerde patriarch Meletius IV van Constantinopel (1921-1923) een conferentie om her- vormingen door te voeren, zoals de invoering van de gregoriaanse ka- lender. In 1924 poogde aartsbisschop Nicholas Plasti- ras, als afgezant van Meletius IV, de gregoriaan- se kalender in Griekenland in te voeren, maar stuitte op verzet van de monniken van Athos. Nog altijd blijven alle kloostergemeenschappen van Athos vasthouden aan de juliaanse kalender, waarmee de tijdsrekening van Athos dertien da- gen achterloopt. Eén kloostergemeenschap van Athos, Esfigmenou, was zodanig ontzet door de poging van gedwongen invoer van de gregori- aanse kalender, dat ze zichzelf uitriepen tot ‘ze- loten’. Daarmee wilden deze kloosterlingen niet langer verantwoording afleggen aan de pa- triarch van Constantinopel. Periode van verval Halverwege de twintigste eeuw kampten de kloosters van Athos met twee factoren die een periode van verval inzetten, namelijk een gebrek aan financiële middelen én een veranderend de- mografisch karakter van de kloosterlingen. Laten we allereerst kijken naar de financiële problematiek van Athos in de eerste helft van de twintigste eeuw. De Griekse kloosters van Athos moesten als gevolg van de Vrede van Sèvres hun overzeese landerijen in het westen van Turkije opgeven. Daarnaast confisqueerde de Griekse overheid de laatste overgebleven landerijen in het zuiden van Macedonië en Thracië. Hoewel de Griekse overheid de Griekse kloosters van Athos financieel compenseerde, woog deze com- pensatie naar verhouding niet op tegen de op- brengsten van de landerijen. Niet-Griekse kloosters, zoals het Bulgaarse Zografou, kregen lange tijd geen officiële erkenning van de pa- triarch en daardoor ook geen financiële steun van de Griekse overheid. Het Athosklooster Vatopedi. (Foto: Aroche/Wikimedia Commons)

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=