Jaargang 64 Nummer 5

Pokrof 4 (1931). Aan deze kathedraal heb- ben tal van in die tijd bekende schilders meegewerkt. Sommigen van hen waren afkomstig uit het bekende genootschap van de pered- vizhniki (Russisch: letterlijk ‘zwer- vers’) dat rondreizende groepsten- toonstellingen organiseerde. Het ongeschapenLicht «V ikonje njet tjenjej kak v svjetje njet t’my », kwam ik op een Russi- sche site tegen: ‘In de icoon is geen schaduw, zoals in het licht geen duisternis is.’ Om dit gegeven beter te begrijpen moeten we naar de 15 e eeuw toen een zekere Barlaäm een bezoek bracht aan de berg Athos, de berg vol mannenkloosters, en te- rug in Thessaloniki de monniken belachelijk maakte, omdat ze er zekere ideeën op na hielden over bepaalde gebeds‘technieken’. Een langdu- rig volgehouden voorovergebogen houding zou hun een blik verschaffen op het inwendige licht waarvan in het Evangelie sprake is. Barlaäm noemde hen daarom weinig complimenteus o.a. omphalopsychoi , ‘mensen met hun ziel in hun na- vel’- navelstaarders zoudenwij zeggen. De monniken zochten steun tegen die bespot- ting bij de bisschop van Thessaloniki, Gregorios Palamás, die zo wijs was om de discussie op een hoger niveau te tillen. Gregorius Palamás, tegen- strever van de spotlust van Barlaäm, benaderde het probleem grondig. Hij baseerde zich daarbij op de Kerkvaders, zoals met name Gregorius van Nyssa (4 e eeuw) die de oneindige kloof bena- drukte tussen Schepper en schepsel. Hierdoor is God ondoorgrondelijk voor de mens. Maar noch- tans is God mens geworden en is er een verbinte- nis tot stand gebracht. God is weliswaar onken- baar maar zijn energieën zijn kenbaar. En-ergie is een oorspronkelijk Grieks woord, en familie van het Nederlandse ‘inwerking’ (‘en’= NL in, de Griekse stam ‘[w]erg-’verwant met ons woord ‘werk’). Deze energieën, inwerkingen, gaan uit van God en behoren volgens Palamás tot zijn Wezen. Sindsdien was er duidelijk onderscheid tussen goddelijk licht en geschapen licht. Wat de apostelen zagen, was een licht van godde- lijke oorsprong. (‘Assist’ of ‘inokop’ is de bena- ming voor de fijne uitwaaierende gouden lijntjes op het kleed van een goddelijke persoon op ico- nen die de semiotische uitbeelding zijn van deze energieën.) Daarmee werd gesteld dat het licht dat de drie eerstgeroepen apostelen – Petrus, Jo- hannes en Jacobus – zagen bij de Gedaantever- andering op de berg, of het licht dat Stefanus in zijn stervensuur zag (Hand 7:55-56), een godde- lijk en ongeschapen licht was geweest, dus een bovennatuurlijke manifestatie van de goddelijke energieën, voor mensen waarneembaar, en geen natuurlijk licht. Door de genade verkregen zij een reële en essentiële deelname aan de goddelij- ke natuur. Barlaäm, Palamás ende iconen De opvattingen van Barlaämwerden in 1341 ver- oordeeld. Hij ging tenslotte zijn heul zoeken in het Westen en kreeg daar steun, wat helaas de tegenstellingen na het Schisma alleen maar ver- sterkt heeft. Het fysische licht, het geschapen licht, zou in het Westen de boventoon voeren in zowel de schilderkunst als de studies van New- ton en Huygens en langs het experiment van Mi- chelson-Morley (1887) uitmonden in Einsteins relativiteitstheorie. In het Oosten triomfeerde de leer van Gregorius Palamás over het ongeschapen licht, die van in- vloed zou blijven op de wijze van icoonschilde- ren. Het is de poging dit bovennatuurlijk licht weer te geven dat de icoonschilder als opdracht heeft, door middel van de techniek probjelka ge- naamd, lichthoging, bij ons ook wel met de En- gelse term ‘highlighting’ omschreven. Het is de methodiek van lichthoging op donkere onder- schilderingen waarbij het van God ontvangen Licht der wereld zichtbaar wordt voor de be- schouwer. Peter van den Hoven De Annunciatie ofwel Aankondiging aan Maria door Fra Angelico.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=