Jaargang 64 Nummer 5

Pokrof 2 0 apostelen zelf hadden gekend, zoals bijvoorbeeld Polycarpus van Smyrna (69-156) de apostel Johannes nog bij diens leven gezien zou hebben. De Apostolische Vaders richtten zich in hun geschriften vooral ‘naar binnen’: tot de eigen beginnende christelijke geloofsgemeenschap. Bepaalde Kerkvaders van na 160 na Chr. noemt men ‘ Apologeten ’: zij poogden – meer naar ‘bui- ten’ – de christelijke levensbeschouwing en wereldopvatting te verdedigen en te legitimeren ten opzichte van – minstens voor hun eigen gevoel – de hen omringende samenleving. Hier vallen namen als Tertullianus (160-230) in Noord-Afrika en Origenes (185-254) in Egypte en Palestina. Voor de officiële Kerk zijn beiden geen ‘vader’ geworden noch heiligverklaard, de eerste niet door zijn overgang naar een christe- lijke ‘sekte’, de Montanisten; de tweede niet – ondanks zijn onuitwisbare invloed op de héle latere Griekse en ook Latijnse patristiek – omdat zijn originele denkexperimenten, ontwikkeld in de 3 e eeuw, vanaf de meer dogmatisch toege- spitste 4 e eeuw amper meer begrepenwerden en daarom, verkeerd verstaan, postuum als ketters werden gebrandmerkt. Binnen de wetenschap worden beiden echter wél als Kerkvaders beschouwd. Tot de Kerkvaders worden ook de zogeheten Woestijnvaders en –moeders gerekend: de kluize- naars en kluizenaressen, monniken enmonialen van de beginnende ascetische beweging vanaf de 3 e eeuw; alsook de Neptische Vaders (van het Griekse woord: nepsis = nuchterheid), de spiri- tuele auteurs die in de beroemde Orthodoxe bloemlezing, de Philokalie , werden opgenomen. Voor de Katholieke Kerk zijn de vier belangrijk- ste oosterse (Griekse) Kerkvaders Athanasius van Alexandrië, Johannes Chrysostomus, Gre- gorius van Nazianze en Basilius de Grote. De laatste drie van hen heten in de Orthodoxe Kerk de ‘Drie Heilige Hiërarchen’. De belangrijkste Westerse (Latijnse) Kerkvaders volgens de katholieke traditie zijn Ambrosius van Milaan, Augustinus van Hippo, Hiëronymus en Gregorius de Grote, paus van Rome (± 540-604). Allen – op Gregorius na – leefden in de 4 e -5 e eeuw, de «Gouden ‘Eeuw’ der Patristiek». In de katholieke iconografie komen we deze beide viertallen Kerkvaders vaak tegen, zoals bijvoorbeeld in de gebrandschil- derde ramen uit de jaren ’80 van de 19 e eeuw in de kathedraal van ’s-Hertogen- bosch. Enkele belangrijke Syrische Kerkvaders uit de 4 e eeuw zijn Afrahat de Wijze uit het Perzische Rijk en zijn jongere tijdge- noot Efrem de Syriër uit het aan de andere kant van de grens liggende (Oost-)Romeinse Rijk. Die laatste kun- nen we tussen Griekse Kerkvaders als Gregorius van Nyssa en Cyrillus van Alexandrië en de Latijnse Kerkvader Cyprianus van Carthago zien prijken op soortgelijke laat-negentiende-eeuwse glas-in-lood-ramen in de Bossche Sint- Jan, zij het dat Efrem er abusievelijk in vol ornaat als een oosterse bisschop wordt afgebeeld, terwijl hij qua wijding ‘slechts’ diaken is geweest. Invloed De grote invloed van de Kerkvaders op de hele christelijke traditie van Oost en West is mooi af te lezen aan wat wij met Kerstmis weer Griekse icoon van Sint-Augustinus: een oosterse afbeelding van een westerse Kerkvader.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=