Jaargang 64 Nummer 4

Pokrof 7 Dewereld inMij Hier eerst enige citaten. “Wie de kerk van de Heilige Sofia te Constantinopel heeft bezocht en dat als een open boek heeft ervaren, is daarmee voorgoed verrijkt met een nieuw weten over de wereld in God, over de Goddelijke Sofia.” En verder: “Dat gewichtloze, dat heldere, die een- voud (...) die overtuigt: Ik ben in de wereld en de wereld is in Mij. ” Het is een voorbeeld dat de ervaring van de Sofia je in een aardse ruimte kan overvallen – bij Bulgakov in de doorstraalde ruimte van de Sofia-kathedraal. Ik ben in de wereld en de wereld is inMij. We raken aan een belangrijk thema bij Bulga- kov. God heeft de wereld geschapen, niet met het niets, maar uit het niets. Met Wijsheid, zoals de psalm (Ps 104 [103]: 24) zegt. Een gnostische opvatting is dat de wereld, door een demiurg (niet-goddelijke scheppende tussen- figuur) tot aanzijn gebracht, alleen maar uit boosheid bestaat, waarvan we ons misschien kunnen bevrijden. Maar God schiep de wereld, en zag dat het goed was. God en wereld leven samen, God manifesteert zich in de wereld, en de mens, middelpunt van de schepping, streeft naar vergoddelijking. Er is een goddelijke wijs- heid, en er is een wijsheid die we, op weg naar het goddelijke, in de wereld ervaren – en ze ver- schillen niet echt van elkaar. Een vertrekpunt van Bulgakovs religiositeit, en van zijn sofiologie, ligt in de emotie die hij ondervindt in de liturgie. Maar de mystieke ervaring kan niet buiten de bezinning op de dogma’s. In de inleiding tot zijn geschrift stelt Bulgakov dat er theologisch nog weinig is nagedacht over de Sofia, zeker niet in het Westen. In Rusland ontstaat dit denken uit de vraag naar de verhouding tussen God en de mens. De wereld is niet totaal verachtelijk, maar ook niet de enige drager van de christelijke waarden. God en schepping streven naar vereniging, en daar- om is er reden voor een theologie van de Wijsheid, die dan ook verheldering kan bren- gen in de vraagstukken van de Incarnatie, van Pinksteren en de Kerk als geheel. DeDrie-eenheid ende Sofia Met het Wijsheidsbegrip worden steeds weer aspecten van de dogmatiek belicht: de Per- sonen van de Drie-eenheid, de verhoudingen tussen God en mens, de werking van de heilige Geest, en tenslotteMaria en de Kerk. Over de Wijsheid gaat het al in het Oude Testament – in de Psalmen, in de boeken Spreu- ken, Wijsheid en Job. De Wijsheid hoort bij God die de wereld schiep. Maar dan niet de Wijsheid als een persoon, en ook niet louter als eigenschap. Meer als iets wat bij iedere goddelijke Persoon hoort, maar steeds op een andere manier. In het Nieuwe Testament hoort ze vooral bij Christus. De Sofia is bovenaards en eeuwig, maar alles is door haar tot aanzijn gekomen. De onkenbare Vader openbaart zich in de Zoon, door de heilige Geest, en daarmee openbaart zich de Sofia. De goddelijke en wereldlijke sofia moeten elkaar bereiken; de heilige Geest bewerkt die verbinding. Voor de verhouding tussen God en de Sofia trekt Bulgakov een parallel met de verhouding tussen geest en lichaam. Het lichaam is de openbaring van de geest - los van elkaar houden ze op te bestaan. De mens bergt in zich een oerbeeld van het goddelijke, en zijn lichaam is gehoorzaam aan de geest. De wereld is hier een spiegelbeeld van de goddelijke wereld, die de oerbeelden van de schepping, de Sofia, bevat. De mens als micro-kosmos heeft de wereld in zich. Hoe is de geboorte van Christus in dit verband te begrijpen? Het leerstuk van de Menswor- ding, betoogt Bulgakov, heeft een sofiologische Vader Sergi Bulgakov.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=