Jaargang 64 Nummer 4

Pokrof 4 het communiceren onder twee gedaanten, de afwijzing van het verplichte celibaat, de liturgie in de volkstaal, de afwijzingen van het vagevuur en van de handel in aflaten en de veroordeling van de privé (stille) mis. Luther hechtte veel waarde aan het Hebreeuws en het Grieks van de Bijbel, die hij als de enige heilige talen be- schouwt. De Griekse Kerk had daarom voor hem en de latere lutheranen een streepje voor op andere Orthodoxe Kerken, omdat ze een rechtstreekse band met de taal van het Nieuwe Testament had behouden. Toch ging hij later de Kerk van Jeruzalem zien als de oorsprong van het christendom en niet de Kerk van Constan- tinopel. Die was veel later ontstaan en verwor- den tot het ‘Nieuwe Rome’, dat met het ‘Oude Rome’ rivaliseerde over het primaatschap. Het machtsstreven van de patriarchen had voor ver- val gezorgd, zoals Rome was vervallen door het machtsstreven van de pausen. Luther was beïnvloed door christelijke huma- nisten, zoals Erasmus. Zij wilden terug naar de bronnen, onder andere naar de Griekse taal, de ermee verbonden antieke en vroeg- christelijke cultuur, de concilies en de Griekse kerkvaders. De Bijbel stond voor hen wel boven de concilies en de kerkvaders. Later zou blijken dat deze uit- gangspunten maar gedeeltelijk aansloten bij de traditie van de Orthodoxe Kerk. Ostkirchenkunde Dat beïnvloedde Luther en verwante theologen aan de universiteit van Tübingen. De eerste uit- gebreide en degelijke beschrijving van het ker- kelijk leven in Rusland vinden we in het reisver- slag van Sigmund von Herberstein, dat pas na de dood van Luther in 1571 werd gedrukt. David Chytraeus (1530-1600), theologiedocent te Ros- tock, reisde langs de Osmaanse grens van Oos- tenrijk/Hongarije om de Orthodoxe Kerk te leren kennen. Hij heeft een positieve kijk op die kerk, maar ook milde kritiek. Zij staat in princi- pe het dichtst bij de oorspronkelijke Kerk, maar die erfenis is wel overwoekerd door bijgeloof. Hij ziet bij priesters en monniken een groot gebrek aan kennis. Zijn lezingen hierover wer- den later uitgegeven. Hij legde zo de basis voor de ‘Ostkirchenkunde’ (= wetenschap van de oosterse kerken) in Duitsland. Ontmoetingen en teleurstelling Luthers bondgenoot Philipp Melanchton (1497- 1560) was degene die ook concreet contact heeft gezocht met de Griekse Kerk, aanvanke- lijk via de Tübingse theoloog Stephan Gerlach, die vijf jaar in het Osmaanse Rijk woonde. Gerlach had daar oog gekregen voor de moeilij- ke positie waarin christenen verkeerden. Hij was zich ook bewust geworden van de corruptie die er heerste en van de theologische verschillen met de protestanten. In 1574 kreeg patriarch Jeremias II van Con- stantinopel een Griekse vertaling van de Augs- burgse Confessie toegespeeld. Enkele Duitse di- plomaten deden er een goed woordje voor. Men hoopte dat hij ermee zou instemmen. Jeremias heeft de Confessie serieus onderzocht. Hij stelde een werkgroep in van theologen die haar gingen bestuderen. Het antwoord is vrien- delijk en genuanceerd, maar maakt ook duide- lijk dat men met veel punten niet kon instem- men. De briefwisseling hierover toont aan dat men vanuit heel verschillende achtergronden redeneert: sola scriptura , sola gratia en sola fide 1 aan de ene kant, en de onderlinge eenheid van Bijbel, liturgie, oecumenische concilies en kerk- vaders, de heiligen en de Moeder Gods aan de andere kant. Na deze teleurstelling nam de kritiek bij luthe- ranen toe: op de ascese van de kloosters, die men als zelfheiliging zag, op de corruptie en op de hiërarchische kerkstructuur. Was er wel wer- kelijk volkstaal? De gewone Griek verstond het Kerkgrieks niet meer. Hoewel de Orthodoxe Kerk het primaat van de paus afwees, leek ze voor de lutheranen toch ook veel op de Katholieke Kerk. De patriarch kreeg uit zijn ei- gen achterban ook kritiek op de dialoog en beëindigde deze in 1581 met de woorden: “Ga nu maar uw eigen weg! Schrijf ons niet meer over dogma’s, maar alleen omwille van de vriendschap, wanneer u die wilt”. Nog één keer voor lange tijd zou er vanuit de Reformatie een dialoog op gang komen met patriarch Cyrillus Loukaris van Constanti- nopel (ambtsperiode: 1620-1638). Die reageer- de positief op het calvinisme, maar vond daar- voor geen enkel begrip bij zijn achterban. Ondanks het mislukken van de dialoog bleef de welwillendheid van de diverse protestantse ker- ken ten opzichte van de Grieks-orthodoxe Kerk bestaan. Het filhellenisme in West-Europa gaf daar extra impulsen aan. 1 ‘ alleen de Bijbel’ (als bron voor het geloof); ‘alleen door genade’ resp. ‘alleen door geloof’ (en niet door eigen werken) kan men de redding verkrijgen.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=