Jaargang 57 Nummer 2

Pokrof 5 het velum heen en weer te bewegen: de Geest wordt gevraagd te waaien en bezit te nemen van de gaven. Dit gebruik had eens alleen tot doel insecten weg te jagen, maar het heeft later in de Liturgie deze geestelijke betekenis gekregen. Het proces van de vergoddelijking is de grond- gedachte van de Byzantijnse liturgie: al het aardse is immers geroepen om vergoddelijkt te worden. Dát verkondigt deze Liturgie. De grootste intensiteit in dit proces wordt bereikt als in de epiclese de heilige Geest over de gaven van brood en wijn wordt aangeroepen. Het is de diepste overtuiging van de christenen van het Oosten, dat brood en wijn dan worden veran- derd in het Lichaam en Bloed van Christus. Maar, Jezus Christus is nooit alleen en daarom worden in de anafora (eucharistisch gebed) allen genoemd, die in zijn leven delen: op de eer- ste plaats de heilige Maagd en Moeder Gods: Maria. Ter ere van haar wordt een lofzang aan- geheven ‘Dostojno jest’ (‘Het is passend omU in waarheid gelukkig te prijzen, Moeder Gods’). Daarna worden ook alle heiligen herdacht als- mede de overledenen, de leiders van de Kerken en alle gelovigen. Aansluitend aan het eucharistisch gebed of de anafora volgt de litanie van voorbereiding op de communie, die uitmondt in het Otsje Nasj (Onze Vader) en vervolgens komt het gebed van de hoofdbuiging. Hiermee wordt Jezus’ God- heid beleden en wordt gevraagd dat het ontvan- gen van deze kostbare gaven voor de gelovigen tot genezing en zegen moge strekken. ‘Svjataja svjatim’ (Het Heilige voor de heiligen) klinkt dan de roep van de priester. Het is het begin van de communieritus. Nadat de priester zelf aan de communie heeft deelgenomen, worden ook de gelovigen uitgenodigd te naderen tot de Tafel van de Heer. Naar goed gebruik ontvangen zij de communie onder twee gedaanten. Dit is de hoogste graad van vergoddelijking die een mens ten deel kan vallen; een vergoddelijking die ech- ter de opdracht inhoudt om voor elkaar te bestaan als leden van één Lichaam. Het vieren van de Liturgie is niet vrijblijvend, maar heeft wel degelijk consequenties voor het alledaagse leven. In twee gezangen ‘Videchom’ (‘Wij heb- ben het ware Licht gezien’) en ‘Da ispolnjatsja’ (‘Moge onze mond vervuld zijn van lof’) wordt het bestaan van de mens in Christus bezongen. Slot van de Liturgie Dan volgt het einde van de Goddelijke liturgie, bestaande uit de slotlitanie, het gebed tot Chris- tus (het ‘gebed achter de ambo’), de zegen en de wegzending. Op zondag begint het gebed van de wegzending veelal met de woorden ‘Dat Chris- tus, die uit de doden is opgestaan,... Zich over ons moge ontfermen en ons moge redden, want Hij is goed en een vriend van de mensen’. Dat is het meest wezenlijke punt in de Byzantijnse li- turgie: het gaat om Hem die uit de doden is opgestaan. Hij is de levende Heer, die ons in de doop zijn leven gegeven heeft en die ons op de weg naar de vergoddelijking heeft gesteld. En in die Goddelijke Liturgie maakt Hij ons steeds meer deelgenoot aan Zijn eigen leven, zodat niet wij meer zullen leven, maar Christus in ons. Dat is een gave aan ons die geloven; zij houdt tevens de opgave in om in diepe gemeenschap en ver- bondenheid met onze naasten te leven. Als uiting daarvan wordt aan het einde van de liturgie bij gelegenheid het ‘Mnogaja leta’ (Nog vele jaren) gezongen voor de kerkelijke leiders, voor het eigen land en degenen die daar verant- woordelijkheid dragen, voor de plaatselijke ge- meenschap en voor alle rechtgelovige christe- nen. ‘Mnogaja leta’: ‘Heer bewaar en zegen hen nog vele jaren’. Schoonheid en symboliek: een inspirerende weg De Byzantijnse liturgie laat ons zien, sterker nog: – leert ons – dat liturgie schoonheid mag zijn en worden. De optie van vergoddelijking is sterk aanwezig: namelijk de mens verder bren- gen naar de wereld van God. De band met het concrete leven dient hierbij niet verloren te gaan. De kerkvader Johannes Chrysostomus, heeft dit veelvuldig benadrukt. Wie de God- delijke Liturgie viert, kan dit niet doen zonder de band met zijn medemensen, in het bijzonder de armen, daadwerkelijk te bewaren. De inrich- ting van het kerkgebouw, de iconen, de symbo- len en de liturgische handelingen verkondigen dat wij deel zijn van de ene gemeenschap: zij die in Gods heerlijkheid zijn en wij die daarnaar onderweg zijn. Tijdens de Goddelijke Liturgie wordt heel de mens aangesproken, alle zintui- gen, het oog door de iconen, het oor door de tek- sten en de muziek, de neus door de wierook, de goede geur. Dit alles vraagt een aandachtige benadering en beleving. Haast is hier niet gebo- den. De uitstraling van de liturgie en de zeg- gingskracht van de symbolen verheffen ons tot goddelijk leven. Het ontdekken en beleven hier- van in een gemeenschap van gelovige medemen- sen blijft een boeiende en inspirerende weg. Dolf Langerhuizen

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=