Jaargang 57 Nummer 2

Pokrof 4 eucharistie. Symbolen en handelingen drukken het geloof uit in de werkzame God: Vader, Zoon en heilige Geest, en nodigen de mens uit tot ver- goddelijking. Symbolen in de Liturgie verwijzen niet slechts, maar zijn ook dragers van datgene waarnaar ze verwijzen. De Liturgie vangt aan, als de priester op een zijtafel de offergaven klaarmaakt: de proskomidie. Uit het midden van het ongedesemde, met een kruis bestempel- de brood snijdt hij een vierkant stuk. Dit wordt ‘Lam’ genoemd (naar Jes. 53: ‘Als een lam wordt Hij ter slachtbank geleid’). Dit stuk wordt neergelegd op de pateen of diskos. Vervolgens snijdt de priester kleinere stukjes ter gedachtenis aan de Moeder Gods, Johannes de Doper en aan de engelen, de martelaren en andere heiligen alsmede de levenden en de over- ledenen. Deze handeling drukt uit de ene litur- gische gemeenschap rond Christus. Tenslotte worden de gaven bewierookt. Vervolgens gaan priester en diaken naar het altaar. De diaken bewierookt het heiligdom, de iconen, de hele kerkruimte, waar het goddelijke aanwezig is en ook bewierookt hij de gelovigen, want zij zijn beelddrager Gods. Nu zingen priester, diaken en koor de grote vre- deslitanie ‘Laat ons in vrede bidden tot de Heer’. Daarna volgen enkele kleinere litanieën. De opbouw van hetgeen daarna komt, is onge- veer hetzelfde als die in het Westen. De kleine intocht van het evangelieboek symboliseert het binnenkomen van de Wijsheid: Jezus Christus zélf. Ook hier is opvallend hoe sterk in symbolen wordt gedacht die een andere, nl. Gods werkelijkheid uitdrukken. Daarna volgen de troparia en kondakia: de wisselende gezan- gen, die betrekking hebben op het mysterie dat herdacht wordt, of op de heilige wiens feest gevierd wordt. Er bestaan hiervan in de Byzantijnse ritus acht ‘tonen’. Dan volgt het ‘Svjati Bozje’ (Heilige God), dat nog uit de vierde eeuw stamt en waarschijnlijk uit Syrië afkom- stig is, waarna het prokimen (enkele psalmverzen) gezongen wordt. Daarna volgen de lezingen van epistel en evangelie, waartus- sen een drievoudig ‘alleluia’ klinkt. In de Byzantijnse Liturgie is niet voorzien in een officiële plek voor de preek, al gebeurt deze wél na het evangelie of na de communie. Na het evangelie of eventueel de preek kunnen worden aangeheven de dringende litanie, de litanie van de geloofsleerlingen, de litanie van de overlede- nen en twee litanieën van de gelovigen, maar meestal beperkt men zich tot de dringende lita- nie en die van de gelovigen. Na afloop hiervan volgt de grote intocht met de gaven. De gehele kerk en vooral het altaar (de goddelijke troon) worden opnieuw door de dia- ken bewierookt. In processie brengen priester en diaken de gaven van de zijtafel over naar het altaar. Midden in de kerk blijft men even stil- staan: hiermee wordt het feit van de gemeen- schap benadrukt met een gebed voor bisschop- pen, priesters en gelovigen. Hiermee wordt uit- gedrukt dat Christus, omringd door de engelen, door al de gelovigen (denk aan al die kleine stukjes brood op de diskos) optrekt naar het altaar. Een bijzonder accent krijgt de aanwezigheid van de cherubijnen. Het koor laat de cherubij- nenzang ‘Izje Cheruvimy’ horen: ‘Laat ons, die op geheimnisvolle wijze het beeld zijn van de cherubijnen, aan de levengevende Drievuldig- heid het driemaal «Heilig» toezingen en nu alle aardse zorgen terzijde stellen.’ Hierna zet de priester de pateen en de kelk op het altaar, bedekt ze met het velum (doekje) als aandui- ding van de graflegging. Dan roept de priester de heilige Geest aan door Byzantijnse liturgie: Kleine Intocht (Foto: M. Reeuwijk-Jordens).

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=