Jaargang 54 Nummer 2

POKROF 6 Theologische betekenis Een nog meer gelaagde beteke- nis krijgt de Hagia Sofia bij de theoloog Sergej Boelgakov, die haar betekenis terugvoert naar de naam van de kerk: Heilige Wijsheid. Boelgakov is verrukt van de kerk, maar laat haar architectonische vormen over- gaan in filosofische ervaringen en daarna in theologische specu- laties: Van alle wonderschone kerken die ik heb gezien, is dit de meest absolute, de universele kerk […] De menselijke tong kan geen uitdrukking geven aan de lichtheid, de helder- heid, de eenvoud, de wonder- lijke harmonie die elk gevoel van zwaarte volledig verdrijft - de zwaarte van de koepel en de muren. Een zee van licht stort neer van boven en domineert de hele ruimte, ingesloten en toch vrij. De gratie van de zui- len en de schoonheid van hun marmeren kantwerk, de ko- ninklijke waardigheid - niet luxe, maar vorstelijkheid - van de gouden wanden en de schit- terende ornamentatie: het grijpt het hart en doet het smelten, dompelt het onder en voert het mee. Het schept een gevoel van innerlijke transpa- rantie; de zwaartekracht en de beperkingen van het kleine en lijdende zelf verdwijnen. (Vgl. J. Pain / N.Zernov, eds., A Bulgakov Anthology, London 1976, pp 13-14) En dan wordt het een religieuze ervaring. Men krijgt door dit alles “geen gewoon geluk of zelfs vreugde, maar gelukzaligheid. Het is de gelukzaligheid van een ultieme kennis van het alles in al en van het al in zichzelf, van oneindige volheid in veelvormig- heid, van de wereld als eenheid”. De Hagia Sofia is de laatste stille getuige aan de komende eeuwen van de Griekse genius: een openbaring in steen. De decadente Byzantijnen waren niet in staat dit te vatten en uit te drukken in theologische termen, maar het leefde wel in hun harten als de meest verhe- ven waarheid, geconcipieerd in het hellenisme en manifest geworden in het christendom. Aldus een bijna extatische erva- ring in de Hagia Sofia, die verder gaat dan elke kunsthistorische bewondering. De in 1996 overleden dichter Joseph Brodsky is een dissonant in het Russische koor dat Con- stantinopel bezingt. In zijn essay “Flight from Byzantium” karak- teriseert hij de Aya Sofia als een enorme, onbeweeglijke pad en als een krabachtige constructie, waarvan iets dreigends uitgaat; het is een product van estheti- sche ongeletterdheid en metafy- sische onverschilligheid en bo- venal een symbool van religieus triomfalisme. Door de verande- ring van de kathedraal in een moskee werd, volgens Brodsky, “het architectonische uitgangs- punt van Byzantium tot zijn logische voltooiing gebracht, want het was precies de plompe grandeur van dit christelijke hei- ligdom die de bouwers van de Beyazit, Süleyman en de Blauwe Moskee […] probeerden te eve- naren” (J. Brodsky, Less than One. Selected Essays, New York 1986, 431-432). Anders dan Brodski kan men de Hagia Sofia echter zien als een toonbeeld van metafysische uit- gebalanceerdheid voor wat het interieur betreft. Het uiterlijk blijft lomp, maar hier wordt de massiviteit van het bouwwerk juist opwaarts getild door de toe- voeging van de hemelwaarts gerichte slanke minaretten. En men kan blij zijn met de keuze van Turkse bouwmeesters als Sinan (1489-1588, Grieks of Armeens christen die vooraan in de twintig moslim werd na ge- dwongen recrutering voor Os- maanse overheid) om hun mos- kee-architectuur aan te passen aan de christelijke Hagia Sofia. Dat is in ieder geval een histo- risch correcter oordeel dan Brodsky’s mening dat de kerk door haar architectuur proto- islamitisch is. Wil van den Bercken Interieur van de Hagia Sofia

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=