Jaargang 53 Nummer 5

POKROF 10 het uitwerken van een sprookjes- motief. Na individuele dierfigu- ren, platte ruimtelijkheid en kleur is het tijd voor een nadere verkenning van de concepten tijd en ruimte. Van sprookje naar iconen Girvel vertelt over zijn eigen band met de oude Russische volkskunst. In de Sovjet-tijd was het onmogelijk officieel icoon- schilderen te leren. Girvel had ook geen zin zich te conformeren aan het sociaal-realisme dat hij op de academies aantrof. Daarom koos hij tijdens zijn opleiding voor volkskunst en sprookjes. Girvel laat me de overeenkom- sten tussen sprookjes en iconen zien. Die overeenkomsten zitten in het gebruik van ruimte en tijd. Dit betreft ondermeer het ‘omge- keerde perspectief’ van de icoon zoals het speciale gebruik van ruimte in iconen wel genoemd wordt. Girvel vindt dit geen ge- slaagde term; volgens hem is er geen perspectief in een icoon, aangezien er geen subject is van waaruit het perspectiveren plaatsvindt. Wat tijd betreft vertonen iconen en sprookjes overeenkomst in wat het ‘episodische karakter’ genoemd kan worden: het feit dat verschillende tijden in één tafe- reel worden samengebracht. Het grote verschil tussen iconen en sprookjes is echter de verticale richting in iconen. Het gaat in iconen om het verband dat wordt gebracht en zichtbaar gemaakt tussen hemel en aarde. Sprookjes zijn daartegenover horizontaal, pre-spiritueel, nog een mythe en geen idee. Sprookjes zijn ook waar, maar hun waarheid is de waarheid vóór de Openbaring. Naar een volwaardige icoon Op het teken en schilderen van sprookjes - waarbij de kinderen leren een compositie te schilderen en verschillende elementen sa- men te brengen in een beeld -, volgt het schilderen van een heili- genleven (bv. Joris en de Draak). Niet alleen de overeenkomsten tussen sprookjes en iconen moe- ten aan de kinderen duidelijk wor- den, ook de verschillen. Het kind krijgt tijdens deze cursus inzicht in compositie, maar moet ook na- denken over wat belangrijk is en wat onbelangrijk, wat benadrukt en wat weggelaten kan worden in een beeld. Wat is de handeling en wie is de held van het beeld? Hierop volgt de fase van de echte icoon, het echte beeld of het woord dat beeld wordt. De stap van de verbalisatie is heel belang- rijk voor Girvel, het woord komt eerst, de icoon is een andere wijze van zijn van dat woord. Niet de verbeeldingskracht van de schil- der, maar het woord uit de bijbel is in de iconografie de eerste bron van de icoon. Bidden voor het schilderen wordt voor de kinde- ren al snel een gewoonte. Eerst wordt het gezicht van een heilige geschilderd. De kinderen zijn dan vaak rond de acht. Leeftijd is echter geen heilige grens voor Girvel. Het hangt af van de persoonlijke ontwikkeling van een kind wanneer een nieuw leerstadium aanbreekt. In dit sta- dium krijgen de kinderen onder- richt in de iconografische canon. Pas in de volgende fase vanaf tien jaar schilderen de kinderen een volwaardige icoon. Ze krijgen onderricht in de menselijke ana- tomie en de verschillen met de iconografische anatomie, krijgen theologische uitleg en ontdekken de plaats van het icoon binnen de Orthodoxe theologie. Tentoonstellingen Girvel heeft vanaf het begin van het bestaan van zijn school expo- sities van het werk van zijn leer- lingen georganiseerd. Naast vele binnenlandse had hij ook enkele buitenlandse exposities: in 1972 waren de kindericonen in Man- chester (Engeland), in 2001 in Noorwegen en in 2002 in Berlijn te zien. Er worden pogingen ondernomen de werken ook in Nederland tentoon te stellen. Josephien van Kessel Instituut voor Iconologie Sinds 2004 is in St Petersburg aan de school voor kindericoonschilderen tevens het Instituut voor Iconologie gevestigd, waaraan ook Girvel les geeft als hoofddocent iconografie. Dit instituut, opgericht in samenwer- king met het Orthodox Theologisch Instituut St. Serge te Parijs, wordt geleid door Marina Vasina. Vasina komt voort uit de seculiere kunst en is door haar kennismaking met ico- nen en iconologie geïnteresseerd geraakt in de Russische Orthodoxie en theologie. Zij heeft de pedagogi- sche methode van Girvel aan den lij- ve ondervonden als een van zijn stu- denten. Haar eigen iconologische opvattingen zijn gevormd door - en ziet zij ook terug in - Girvels icono- grafische praktijk. Niet alle priesters en theologen zouden Girvels opvat- tingen van icoonschilderen - zoals waarschijnlijk in zijn leermethode het beste uitgedrukt - willen aannemen. Girvel is erg kritisch over de nieuwe icoonschilderingen die ook in de Kazanskij Sobor hangen en volgens hem helemaal niet uitgaan van een icoon-theorie of iconologie maar slechts bestaan uit kopieerwerk. Vasina neemt Girvels opvattingen wel serieus. Deze andere benadering van de icoon of het beeld (‘obraz’) is volgens haar vruchtbaar te maken voor een nieuwe interpretatie en benadering van de icoon binnen de Orthodoxe theologie. Dit laatste ziet ze als haar eigen taak van iconologe.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=