Perspectief 2021-53

2021-53 Het gemeenschappelijk priesterschap verbindt liturgie en dagelijks leven 41 over het gemeenschappelijk priesterschap zoals geformuleerd in het Tweede Vaticaans Concilie. 1.2 Fair? Het is begrijpelijk dat Sarot hier de vinger op legt en de vraag opwerpt of dit wel fair is. Ik denk dat dit met de nodige voorzichtigheid wel kan en nuttig is. In de inleiding van het boek (blz. 12) zeg ik hier kort iets over, maar ik zal naar aanleiding van wat Sarot in zijn bijdrage heeft opgemerkt hierover het volgende naar voren brengen: Inderdaad bestaat er niet zoiets als “dé katholieke opvatting”. In het boek wordt dat met zoveel woorden ook wel erkend, wanneer er staat: «(…) it should be observed that “Catho- lic teaching” in the 16th cent ury was not – and still is not – a univocal concept» (blz. 18). Wel is er het leergezag dat de basale geloofswaarheden formuleert en uitlegt, en dat zich ook dienstbaar maakt aan het theologische discours door de nodige aanwijzingen te geven, waar een katholiek rekening mee probeert te houden bij de theologische reflectie. Als ik in het boek spreek over “Catholic doctrine or understanding” dan begeef ik mij binnen dit kader. Het is dus heel wel mogelijk dat andere (katholieke) theologen het niet met mij eens zijn en mij tegen kunnen spreken. Het boek is dus geenszins bedoeld om de discussie af te ronden, maar om die te openen, of zo u wilt, voort te zetten. Om de vergelijking op te pakken van de oude en nieuwere auto’s van respectievelijk Franse en Duitse makelij, waarbij ik de vrijheid neem om die een beetje aan te passen, merk ik het volgende op. Het boek vergelijkt niet zozeer voertuigen uit de 16 de eeuw (huifkarren) met die uit de 20 ste eeuw (auto’s) om te concluderen dat de laatste comfortabeler zijn. Het bo ek onderzoekt veeleer de beginselen van “het rijden”. Wat is ervoor nodig om vooruit te gaan, wat helpt en wat hindert? Met de nodige zorgvuldigheid kunnen we wel degelijk zinvolle vergelijkingen maken over een langere tijdsperiode met inachtneming van de historische context. Zo kunnen we nagaan dat een huifkar slechts moeizaam vooruit gaat als het paard achter de wagen wordt gespannen of dat het bepaalde gevolgen heeft als de man op de bok wordt weggestuurd en de teugels door tien inzittenden tegelijk worden vastgegrepen. Hetzelfde geldt voor een auto, waarbij de motor zich onder de motorkap dient te bevinden en die na zoveel tijd toch nog altijd beschikt over één stuurwiel voor één bestuurder. Het zou inderdaad anachronistisch zijn om te concluderen dat de huifkar uit de 16 de eeuw een

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=