Perspectief 2020-49

70 Prof.dr. Marcel Sarot Perspectief leiden? Wat beloof ik hier eigenlijk? Maar deze vraag is van het grootste belang bij de belijdenis van de Heilige Geest, omdat de Geest in ons werkt. En wat mij betreft is de structuur van de geloofsbelijdenis trinitarisch, en belijden wij de kerk als werk van de Geest (vgl. ook 159 – 160) . Op de belijdenis van de kerk zal ik mij nu verder richten, omdat hier in oecumenisch verband vaak de hardste noten worden gekraakt. Neem bijvoorbeeld de be- lijdenis van de kerk als katholiek. Die wordt in de theologie grosso modo op drie manieren uitgelegd. Oorspronkelijk ging het hier om een kenmerk van de Kerk: dat zij ‘Gods grote d aden’ (Hand. 2:11) in heel de toenmalige bewoonde wereld wilde belijden. Hier kunnen andere betekenislagen bij komen; zie Van de Beek & Rikhof 166-168. Vervolgens wordt reeds in de vroege kerk ‘katholiek’ opgevat als eigennaam; in de commentaren op de ge- lo ofsbelijdenis ziet men dit, doordat de term ‘katholiek’ niet langer wordt becommentarieerd. Beide interpretaties van katholiek zijn voor protestanten lastig te ver- teren: de eerste omdat protestantse kerken landskerken zijn en de tweede omdat zij niet de katholieke kerk zijn. In de twintigste eeuw komt hier, met name onder invloed van de oecumenische beweging, een derde interpretatie bij. ‘Katholiek’ wordt dan een eschato- logisch begrip: de kerk heeft de opdracht, katholiek te worden. Tussen haakjes: dit eschatologische aspect gaat dan ook een rol spelen in de drie andere notae ecclesiae : een, heilig, apostolisch. Voor alle vier deze kenmerken geldt dat zij op dit moment nog niet volledig, of niet in alle opzichten, gerealiseerd zijn, en dat wanneer wij ze belijden wij be- loven eraan te werken dat dit wel het geval gaat worden. Van de Beek en Rikhof noteren dezelfde beweging, maar koppelen hem aan Vaticanum II, niet aan de oe cumenische beweging: ‘Ze [de notae ecclesiae – MS] worden agendapunten op weg naar de ei ndtijd en niet zozeer empirische kenmerken van een instituut’ (162). Eerder hebben zij het nog scherper gezegd: ‘Daarom belijden we ook in de geloofsbelij- denis: “ één, heilige, katholieke en apostolische kerk. ” Als we dat belijden, geven we niet een beschrijving die al dan niet empirisch te verifiëren valt, maar drukken wij als gelovigen de opdracht uit die onze geloofsgemeenschap heeft’ (101). Teleurstellend is het dan d at dit in hun uitleg van de vier notae vervolgens nauwelijks een rol speelt. Onder het kopje ‘katholiek’ bijvoorbeeld behandelen zij de uitleg van Cyrillus van Jeruzalem, die vijf karak- teristieken van katholiciteit zou hebben onderscheiden. Die vijf karakteristieken worden omschreven (166 – 168), maar vervolgens niet meer besproken of geëvalueerd. Bij alle vijf

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=