Perspectief 2020-49

2020-49 Geloofsbelijdenis en Oecumene 69 Wanneer men de belijdenis uitspreekt, laat men niet alleen merken dat men het geloof kort en kernachtig kan samenvatten, maar speekt met ook een commitment uit. Dat ver- binteniskarakter van de geloofsbelijdenis moet in de uitleg goed naar voren komen, en hieraan ontbreekt het in de uitleg van Van de Beek en Rikhof. Dit tekort doet zich des te sterker voelen in een oecumenische context. Laat ik nu eerst uitleggen wat ik bedoel wanneer ik zeg dat wie de geloofsbelijdenis bidt, een commitment uitspreekt. Dit laat zich het best uitleggen aan de hand van de analogie van de trouwbelofte (vgl. Nicholas Lash, Believing Three Ways in One God [London: SCM Press, 2 2002], 18 – 19). Die bevat een formulering die ongeveer als volgt luidt : ‘Ik wil je man/vrouw zijn en ik beloof je trouw te blijven in goede en kwade dagen, in armoede en rijkdom, in ziekte en gezondheid. Ik wil je liefhebben en waarderen al de dagen van mijn leven .’ In een dergelijke belofte wordt een commitment aan de huwelijkspartner tot uit- drukking gebracht. Een soortgelijk commitment wordt ook in de geloofsbelijdenis tot uitdrukking gebracht, en het is op basis van dit commitment dat men wordt gedoopt en wordt toegelaten tot de viering van de eucharistie. Bij Van de Beek en Rikhof komt dit te weinig tot uitdrukking. Direct na hun uitleg van de term symbool komen de auteurs te spreken over de betekenis van geloven. Zij wijzen in dat verband het onderscheid tussen geloven en weten af en stellen: ‘Geloof is juist gericht op de meest zekere kennis’ (15). De auteurs negeren daarmee een onderscheid dat zij véél later (158) in verband met het ge- loof in de kerk alsnog introduceren: dat tussen geloven in en geloven dat . Bij geloven dat gaat het om (meer of minder zekere) kennis, bij geloven in om vertrouwen, of misschien nog wel meer om je toevertrouwen aan. Wanneer wij bidden dat wij geloven in één God, de almachtige Vader, dan beloven wij, God in onze levens als een almachtige Vader te zullen vertrouwen. Het is deze belofte die centraal staat in de geloofsbelijdenis en van waaruit wij de rest van de belijdenis zullen moeten uitleggen. Wanneer wij bijvoorbeeld belijden dat deze wereld Gods schepping is, beloven wij ook iets over hoe wij met deze wereld om zullen gaan. En wannee r wij Jezus ‘Heer’ noemen, is dat geen droge constate- ring, maar beloven wij iets over de rol die Hij in onze levens mag hebben. Bij elke bede van de geloofsbelijdenis, ook bij de beden die in principe meer feitelijk van aard zijn en dus meer het karakter van een samenvatting van ons geloof hebben, kunnen wij steeds legitiem de vraag stellen: wat betekent dit voor de manier waarop wij onze leven

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=