Perspectief 2020-49

2020-49 Godsdienstvrijheid in het Midden-Oosten 47 millet. In die periode waren er al wat Armeniërs in de omgeving van Istanboel; de bisschop van Bursa werd uit Bursa geplukt en naar Constantinopel overgeheveld. Hij kreeg ook de titel van patriarch en moest ook de rol van vertegenwoordiger naar de overheid vervullen. Een probleem was dat die niet echt geïnteresseerd was om alle gelovigen die niet tot zijn Armeense Kerk behoorden, op de juiste manier te vertegenwoordigen; zeker niet als het om christenen ging die dogmatisch heel anders dachten dan het geval was in de Armeense Kerk. Vanaf het begin functioneerde dat systeem eigenlijk niet en dat betekent dat er later aanpassingen moesten komen. De taak van die patriarch was dus dubbel. Hij moest ervoor zorgen dat de mensen onder zijn gezag loyaliteit betuigden aan de Ottomaanse staat. Schoot hij tekort daarin, dan volgden er represailles. Bijvoorbeeld in 1830, toen er een opstand was in Griekenland die de patriarch van Constantinopel niet had kunnen verhinderen, werd hij opgehangen om- dat hij in die taak gefaald had. Ten tweede, de patriarch was er ook verantwoordelijk voor dat de belastingen die de christelijke gemeenschap moest opbrengen, afgedragen werden aan de staat. In ruil daarvoor werd hij erkend als – in het Osmaanse Turks - de millet bashi, de leider van de millet. Men heeft het wel eens vertaald als ethnarch, de leider van de natie, een officiële functie. Hij was een hoge beambte binnen het Ottomaanse staatsbestel, met alle eer die aan die positie verbonden was. De voortzetting van het dhimma-statuut was dat hij bevoegd was op het gebied van bij voorbeeld het erfrecht en op het gebied van huwelijken et cetera. Dat soort bepalingen hadden allemaal kracht van wet binnen het Ottomaanse staatsbestel. In de zeventiende eeuw en iets eerder al: in de zestiende eeuw, zien we dat veel christenen een band aangaan met Rome; het is het ontstaan van een aantal geünieerde kerken. Ze bestaan tot op de dag van vandaag. In de kruisvaarderstijd waren de Maronieten al de band met Rome aangegaan, die waren iets eerder, maar nu begint het aangaan van de band met Rome volop. Wat belangrijk is, is dat die geünieerde christenen natuurlijk protesteerden tegen dat millet-systeem. Want hoe konden die op een of andere manier passen in dat millet-systeem, als ze vertegenwoordigd zouden moe- ten worden door een orthodoxe patriarch, waar ze zich juist van los hadden gemaakt. We zien dan langzamerhand de ontwikkeling – en dat gaat in sneltreinvaart in de negentiende eeuw – dat iedere kerkgemeenschap de erkenning als millet verkreeg van de Ottomaanse autoriteiten. Iedere individuele patriarch werd erkend door de Ottomaanse overheid. We

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=