Perspectief 2019-45

Perspectief 22 Ioannis Zizioulas, Gemeenschap en andersheid, Theologie van de persoon Voor Zizioulas staat de dood ingegrift in de natuur van het geschapene – nauwelijks ge- schapen en dan al sterfelijk, gedoemd om te sterven. In dit verband haalt hij een passage van Athanasius aan: “Want de overtreding van het gebod bracht hen [Adam en Eva, RtV] terug in de staat die overeenkomt met hun natuur. Zoals ze tot aanzijn waren gekomen vanuit het niet-zijn, zo waren ze nu door eigen schuld op weg naar het bederf om weer terug te keren tot het niet-zijn. Want als zij van wie de natuur vroeger het niet-zijn was, in het leven werden geroepen door de aanwezigheid en de liefdevolle vriendelijkheid van het Woord, volgt daaruit dat ze, beroofd van de kennis van God en gekeerd naar dingen die niet bestaan […] ook beroofd zouden zijn van de weldaad van eeuwig bestaan. Met andere woorden, na de ontbinding te zijn overgaan zouden zij in dood en bederf moeten blijven. De mens is van nature sterfelijk omdat hij gemaakt is uit niets.” (blz. 309). In de westerse traditie vanaf Augustinus is de dood altijd opgevat als straf voor de zonde. Met de overtreding van Adam ontstond de dood. De tekst van Athanasius lijkt deze bena- dering te bevestigen. Er is sprake van een overtreding van het gebod, als gevolg waarvan de mens als het ware weer terugvalt op de staat van de natuur, d.i. voor Augustus, de staat van de gecorrumpeerde natuur ( natura corrupta ). Zizioulas wijst deze accentuering van het morele probleem van overtreding en straf af (p. 305). De dood is het probleem van de schepping en ligt op het vlak van de ontologie. De dreiging van de dood is de wijten aan de mogelijkheid van scheiding en verwijdering, het op zichzelf willen bestaan buiten de relatie tot de andere. Daarom heeft Christus de dood overwonnen door het geschapene met het ongeschapene te verenigen ‘zonder vermenging’ en ‘zonder scheiding’ (in de zo- genaamde ‘hypostatische vereniging’ van de goddelijke en de menselijke natuur in Christus). Deze overwinning van de dood is precies de verrijzenis. De orthodoxie, zegt Zizioulas, heeft altijd de verrijzenis benadrukt als het centrum van heel haar leven, juist omdat zij inziet dat het probleem van het geschapene niet moreel, maar ontologisch is (p. 305). Het is de vraag of het nodig is deze tegenstelling zo aan te scherpen als Zizioulas doet. Maar het feit dat de uitdrukking ‘de dood als het probleem van de schepping’ bij mij een aarzeling oproept, en dat ik eerder geneigd zou zijn, met Augustinus, te spreken van ‘het probleem van de vrijheid’ wijst natuurlijk wel op diepgaande verschillen.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=